zaaknummers: HAA 23/5398 en 23/5399
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 september 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[eiseres], uit [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. M. Hoefs),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar
(gemachtigden: mr. R. Cremers en J. van der Blonk).
1.1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres tegen de weigering van verweerder om aan verzoekster een urgentieverklaring te verlenen.
1.2. Verweerder heeft de aanvraag om een urgentieverklaring met het besluit van 8 mei 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 juli 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1. Eiseres vraagt om schorsing van de beslissing en verweerder op te dragen om eiseres met onmiddellijke ingang te behandelen als ware aan haar een urgentieverklaring wordt toegekend. De voorzieningenrechter ziet aanleiding een spoedeisend belang aan te nemen. De voorzieningenrechter heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen. Eiseres verblijft sinds haar vertrek uit de woning in Almere eind 2021 afwisselend bij vrienden en kennissen en is – zo is gebleken na de aanvraag – zwanger met een uitgerekende bevallingsdatum in de eerste helft van december 2023. Door haar vrienden en kennissen is aangegeven dat zij niet (meer) bij hen kan verblijven met de baby.
2.2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (vergezeld door een vriendin), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder. De zaken zijn behandeld voorafgaand aan de behandeling van de zaken met de nummers HAA 23/5292 en HAA 23/5293 over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
2.3. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiseres daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Totstandkoming van het besluit
3. Eiseres heeft op 23 maart 2023 een verzoek ingediend om een urgentieverklaring voor woonruimte. In de aanvraag om een urgentieverklaring heeft eiseres vermeld dat zij eerst samen met haar broer een koopwoning had en deze woning heeft verkocht, waarna ze met haar zoontje (uit 2014) bij haar (nu) ex-partner in Almere is gaan wonen in 2019
.Eiseres heeft deze woning in november 2021 verlaten, nadat er sprake was van huiselijk geweld. Haar zoontje is bij eiseres haar moeder gaan inwonen en haar moeder heeft netwerkpleegzorg over haar zoontje. Eiseres zelf heeft geen vaste verblijfplaats en verblijft bij vrienden en kennissen. Zij heeft wel een postadres in de gemeente Alkmaar. Op 4 mei 2023 heeft een urgentiegesprek tussen eiseres en verweerder plaatsgevonden.
4. In het primaire besluit van 8 mei 2023 heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de criteria voor urgentieverlening van de Huisvestingsverordening Alkmaar. Hiertegen is eiseres in bezwaar gegaan.
5. In het bestreden besluit staat het volgende vermeld. Volgens verweerder komt eiseres – ervan uitgaande dat zij voorafgaand aan de verbreking van de samenwoning in 2021 slachtoffer is geweest van huiselijk geweld – niet in aanmerking voor urgentie, aangezien de verbreking van de samenwoning in september 2021 heeft plaatsgevonden, zij sindsdien bij kennissen verblijft, en er geen sprake meer is van huiselijk geweld. Ten aanzien van de bezwaargrond dat (echt)scheidingen en andere vormen van verbreking van de samenwoning aangemerkt dienen te worden als problematiek in de relationele sfeer, vermeldt verweerder dat op grond van artikel 2, tweede lid onder c van de Beleidsregels Urgenties Alkmaar 2023 er geen urgentie wordt verleend als gezinsproblemen zoals een echtscheiding zich voordoen. Verweerder volgt eiseres niet in de stelling dat zij nog gevolgd wordt door haar ex-partner, omdat dat niet kan worden vastgesteld aan de hand van het door eiseres overgelegde screenshot. Verder wijst verweerder erop dat het standpunt dat uit de Huisvestingsverordening van een regiogemeente blijkt dat de voorwaarde voor het achterlaten van een zelfstandige woonruimte is vervallen, is af te leiden uit een verslag van de raadsvergadering van de gemeente Heerhugowaard. Uit dezelfde raadsvergadering blijkt volgens verweerder dat het wijzigen van de voorwaarde niet automatisch betekent dat er meer toekenningen komen. Toekenning dient alleen plaats te vinden als sprake is van een noodsituatie die voldoet aan de voorwaarden in de verordening, aldus verweerder.
Verweerder merkt op dat het in deze procedure om de huidige woonsituatie van eiseres gaat en niet om de woonsituatie in september 2021 dan wel haar woonsituatie na de bevalling. Daarom dient eiseres aan alle voorwaarden te voldoen waaronder ook aan artikel 11a, eerste lid onder a en onder c van de Huisvestigingsverordening. Volgens verweerder reageert eiseres pas sinds 25 mei 2023 op huurwoningen, terwijl zij per 12 november 2021 staat ingeschreven bij SVNK. Volgens verweerder is het mogelijk om zelfstandig woonruimte te vinden, als eiseres meermaals per week passend reageert. Omdat eiseres niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 11a, eerste lid, van de Huisvestingsverordening, komt verweerder niet toe aan de vraag of er sprake is van voldoende binding met de regio dan wel of sprake is van een medische indicatie. Ook een beroep op de hardheidsclausule slaagt niet.
6. Eiseres weerspreekt de stelling van verweerder dat zij niet voldoet aan de eisen voor het verkrijgen van een urgentieverklaring. Er is volgens eiseres sprake van spoedeisend belang omdat zij dakloos blijft terwijl zij inmiddels 26 weken zwanger is en zij met de noodzakelijke behandeling voor haar trauma’s niet kan starten als gevolg van haar woonsituatie. De huidige situatie is schadelijk voor de gezondheid en ontwikkeling van haar ongeboren kind en voor de psychische gesteldheid van eiseres
Beoordeling door de voorzieningenrechter
7.1. De voorzieningenrechter beoordeelt de weigering van verweerder om eiseres een urgentieverklaring voor woonruimte te verstrekken. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
7.2. De voor de beoordeling van beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
7.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Komt eiseres in aanmerking voor een urgentieverklaring door het verlaten van de woonruimte in verband met problemen van relationele aard of geweld?
8. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat in het kader van de Huisvestingswet relevant is om welke reden een woonruimte is verlaten, en dat eiseres in het kader van huiselijk geweld eind 2021 de woning heeft verlaten. Ten onrechte heeft verweerder eiseres niet aangemerkt als een woningzoekende als bedoeld in artikel 12 lid 3 Huisvestingswet. Daarbij heeft verweerder eiseres ten onrechte geen maatschappelijke opvang geboden. Eiseres komt op grond van artikel 12 lid 3 van de Huisvestingswet in aanmerking voor urgentie, en hoeft niet te voldoen aan de voorwaarden van een medische en/of sociale indicatie. Eiseres doet daarvoor een beroep op de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 28 september 2022. Eiseres verwijst in dit verband naar de Memorie van Toelichting van de Huisvestingsweten de nota naar aanleiding van het verslag. Daaruit volgt volgens eiseres dat mensen die technisch dakloos zijn, zoals eiseres, mede gelet op het belang van doorstroming uit de voorzieningen van tijdelijke opvang, dan ook voor urgentie in aanmerking dienen te komen. Het enkele feit dat deze tijdelijke opvang nog niet aan eiseres is geboden, omdat deze ten onrechte is geweigerd, maakt dit, zo stelt eiseres, niet anders.
9. Deze beroepsgrond slaagt niet. In artikel 12, derde lid, van de Huisvestingswet is opgenomen dat woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen, die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten, in ieder geval tot de categorie urgenten behoren. Daarvan is in het geval van eiseres geen sprake. Vaststaat dat eiseres ten tijde van de aanvraag voor een urgentieverklaring niet verbleef, en ook nu niet verblijft, in een tijdelijke opvang. Het betoog van de gemachtigde van verweerder ter zitting dat eiseres behoort tot een categorie personen die veelal in een Blijf-huis of Oranje-huis verblijven, slaagt niet. Hoewel – zoals ook is geoordeeld in de uitspraak van deze rechtbank van 28 september 2022 – het niet zozeer relevant is in welk type opvang de bedoelde personen verblijven, dient wel sprake te zijn van een vorm van (maatschappelijke) opvang. Uit het dossier is verder niet op te maken waarom eiseres na het moment van vertrek uit de woning in 2021 geen beroep op opvang heeft gedaan en ook niet of zij er dan voor in aanmerking zou zijn gekomen. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat haar destijds, in november 2021 geen hulp is geboden. Anderhalf jaar na haar vertrek uit de woning met de ex-partner, in mei 2023, heeft zij een aanvraag gedaan om toegelaten te worden tot maatschappelijke opvang. Die aanvraag is afgewezen. Gesteld noch gebleken is dat er nu (nog) sprake is van huiselijk geweld. De enkele stelling van eiseres dat haar ex-partner haar volgt op sociale media, is daarvoor onvoldoende.
Komt eiseres in aanmerking voor een urgentieverklaring wegens medische en/of sociale indicatie?
10.1. Eiseres stelt dat verweerder in de beslissing op bezwaar ten onrechte vasthoudt aan de criteria als bedoeld in artikel 11a lid 1 onder a en c van de Huisvestingsverordening. Verweerder gaat hiermee lijnrecht in tegen haar eigen toelichting bij de Huisvestingsverordening waarbij het juist de bedoeling is geweest om ook mensen die dakloos zijn en zwerven aan de randvoorwaarden te laten voldoen zodat zij in staat worden gesteld om (succesvol) voor urgentie in aanmerking te komen. De toetsing van de vraag of sprake is van een noodsituatie vindt plaats bij de toetsing van de sociale dan wel medische indicatie. Eiseres voldoet wel degelijk aan de voorwaarde van artikel 11a lid 1 onder a van de Huisvestingsverordening hoewel dit niet aan de afwijzing ten grondslag kan liggen aangezien zij geen woonruimte heeft en die dus ook niet kan verlaten. Ook kan de afwijzingsgrond van artikel 11a lid 1 onder c van de Huisvestingsverordening, het geschikt maken van een woning, niet aan het besluit ten grondslag worden gelegd, nu er geen sprake is van een eigen woning waarover eiseres beschikt en die mogelijk geschikt te maken is.
10.2. Ook is er volgens eiseres geen sprake van zelfredzaamheid, zoals opgenomen in artikel 11a lid 1 onder b van de Huisvestingsverordening. Eiseres is niet in staat om binnen zes maanden andere passende woonruimte te vinden, aangezien de inschrijfduur van eiseres bij SVNK bij lange na niet genoeg is om een sociale huurwoning te verkrijgen. De enige mogelijkheid om voor een woning in aanmerking te komen is een lotingwoning. Verweerder stelt zich volgens eiseres niet meer op het standpunt dat eiseres met haar inkomen kan zoeken naar particuliere woningen, kamer en flexwonen. Hieruit blijkt volgens eiseres dat het niet mogelijk is om binnen 6 maanden passende woonruimte te vinden. Zoals ter zitting door gemachtigde van eiseres is toegelicht gaat het om de beoordeling of het resultaat, te weten het vinden van een woning, binnen 6 maanden behaald kan worden.
10.3. Volgens eiseres is wel degelijk sprake van een medische indicatie. Als gevolg van huiselijk en seksueel geweld is bij eiseres sprake van psychische klachten en onverwerkte trauma’s en de huidige woonsituatie staat in de weg aan de behandeling ervan.
Ook stelt eiseres dat sprake is van een sociale indicatie. Eiseres is bekend met ernstige psychische problematiek en onverwerkte trauma’s als gevolg van het fysiek en seksueel misbruik door haar ex-partner. Anders dan verweerder stelt biedt een zelfstandige woonruimte wel degelijk een oplossing voor de psychosociale problemen van eiseres.
11. Deze beroepsgronden slagen niet. Om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring op grond van artikel 11a, van de Huisvestingsverordening moet eerst voldaan zijn aan de criteria van het eerste lid. Omdat eiseres niet beschikt over huidige woonruimte, kan een omstandigheid als genoemd in artikel 11a, eerste lid, onder a en onder c, niet van toepassing zijn. Aan de omstandigheid van artikel 11a, eerste lid, onder b van de Huisvestingsverordening is evenmin voldaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat eiseres aantoonbaar niet zelf in staat is binnen 6 maanden andere passende woonruimte te vinden. Uit het dossier blijkt dat eiseres in ieder geval vanaf 25 mei 2023 reageert op woningen. Hoewel de voorzieningenrechter inziet dat de situatie op de woningmarkt lastig is, betekent dit niet dat eiseres niet in staat is om zelf te reageren op woningen en om woonruimte te vinden. Het gaat daarbij, anders dan namens eiseres betoogd, om de vraag of zij zelf de mogelijkheid heeft om te reageren op woningen en daarnaar te zoeken. Volgens de voorzieningenrechter is daarvan in het geval van eiseres sprake. Daarbij is het resultaat, dat eiseres binnen die 6 maanden ook daadwerkelijk woonruimte moet kunnen vinden, niet van belang.
12. Nu eiseres niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring op grond van het eerste lid omdat zij aan de gestelde voorwaarden niet voldoet, behoeven de overige gronden, die zien op het tweede en derde lid van artikel 11a van de Huisvestingsverordening geen bespreking. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter daarover op dat niet is gebleken dat sprake is van een medisch onhoudbare situatie, waardoor eiseres zou behoren tot de urgentiecategorie medische indicatie. Ook is onvoldoende aangetoond dat sprake is van een sociale indicatie.
Komt eiseres in aanmerking voor urgentie op grond van de hardheidsclausule?
13. Eiseres stelt zich op het standpunt dat sprake is van zeer dringende redenen dan wel zeer bijzondere omstandigheden die zouden moeten leiden tot het toekennen van een urgentieverklaring. Niet alle omstandigheden van het geval zijn volgens eiseres meegewogen. Er wordt slecht een algemene zinsnede aangehaald dat de huidige woonsituatie en het feit dat eiseres zwanger is niet zou leiden tot een onbillijke situatie van overwegende aard. Verwezen wordt naar de uitspraak van 26 oktober 2016 van de Raad van State. Daaruit volgt dat het op de weg van verweerder had gelegen om alle omstandigheden van het geval tezamen te wegen teneinde te beoordelen of toepassing van de hardheidsclausule in het onderhavige geval was aangewezen. In het geheel is niet gebleken dat verweerder onderzoek heeft gedaan naar de schadelijke gevolgen van de huidige woonsituatie voor eiseres en haar ongeboren kind en hiermee rekening heeft gehouden bij toepassing van de hardheidsclausule, aldus eiseres.
14. Deze beroepsgrond slaagt niet. Gelet op de feiten en omstandigheden die eiseres naar voren heeft gebracht, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder in redelijkheid geen toepassing heeft hoeven geven aan de hardheidsclausule. De verklaring van iPractice, die eiseres in beroep heeft overgelegd, en waarin is aangegeven dat het belangrijk is om eerst stabiliteit te creëren, voordat traumabehandeling geïndiceerd en effectief is, is onvoldoende voor het oordeel dat verweerder in afwijking van de Huisvestingsverordening aan eiseres urgentie had moeten verlenen. Hoewel de woonsituatie van eiseres niet ideaal is, is de situatie niet zodanig dat die als een zeer uitzonderlijke situatie moet worden beoordeeld. De omstandigheid dat het voor eiseres moeilijk is gezien haar inkomen, haar thans nog ongeboren kind en haar inschrijftijd bij SVNK om een andere woning te vinden, maakt dat niet anders. Het is in de huidige woningmarkt moeilijk een woning te vinden en dat geldt niet alleen voor eiseres, maar ook voor vele anderen. In de aangevoerde omstandigheden is onvoldoende reden gelegen om voor eiseres een uitzondering te maken. Overigens heeft verweerder – naar aanleiding van de aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning – de toezegging gedaan dat eiseres vanaf haar bevalling tot 10 weken daarna met haar pasgeboren baby opgevangen kan worden.
15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Huisvestingswet 2014
1. In de huisvestingsverordening kan de gemeenteraad bepalen dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is.
2. De gemeenteraad legt, indien hij toepassing heeft gegeven aan het eerste lid, in de huisvestingsverordening de criteria vast volgens welke de woningzoekenden, bedoeld in dat lid, worden ingedeeld in urgentiecategorieën.
3. Woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen, die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten en woningzoekenden die mantelzorg als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verlenen of ontvangen, behoren in ieder geval tot de woningzoekenden, bedoeld in het eerste lid.
4. Indien de gemeenteraad toepassing heeft gegeven aan het eerste lid legt hij in de huisvestingsverordening vast op welke wijze de gemeente voldoet aan de zorg voor de voorziening in de huisvesting van vergunninghouders in de gemeente overeenkomstig de voor de gemeente geldende taakstelling, behoudens in die gevallen dat burgemeester en wethouders daarin op andere wijze voorzien.
Huisvestingsverordening Alkmaar 2019
Artikel 9. Voorrang bij urgentie
1.Voor de in artikel 2 aangewezen categorieën woonruimte wordt bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is.
2.Onverminderd artikel 12, derde lid, van de wet behoort tot de woningzoekenden bedoeld in het eerste lid de woningzoekende die zijn woonruimte in de woningmarktregio heeft of zal moeten verlaten in verband met:
a. een medische en/of sociale indicatie;
(…)
Artikel 11a. Criteria voor urgenties op grond van medische/sociale indicatie
1. Voor indeling in de urgentiecategorie op grond van medische/sociale indicatie, als bedoeld in artikel 8, tweede lid onder a komt in aanmerking de woningzoekende waarop de volgende omstandigheden van toepassing zijn:
a. de woningzoekende moet de huidige woonruimte verlaten buiten eigen schuld;
b. de woningzoekende is aantoonbaar niet zelf in staat binnen 6 maanden andere passende woonruimte te vinden;
c. de huidige woonruimte is niet geschikt of niet geschikt te maken om het probleem binnen 6 maanden op te lossen terwijl dit wel noodzakelijk is, en
d. de woningzoekende staat minimaal 1 jaar ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) van één van de gemeenten in de woningmarktregio of de woningzoekende is maatschappelijk gebonden aan de woningmarktregio.
2. In aanvulling c.q. afwijking op het eerste lid gelden voor indeling in de urgentiecategorie op grond van medische indicatie tevens de volgende omstandigheden:
a. er moet sprake zijn van woonomstandigheden die de medische situatie onhoudbaar maken.
b. de inkomenscriteria als bedoeld in artikel 3 onder a zijn niet van toepassing.
3. In aanvulling op het eerste lid geldt voor indeling in de urgentiecategorie op grond van sociale indicatie tevens de voorwaarde dat er bij de woningzoekende dat er sprake moet zijn van ernstige psychiatrische en/of psycho-sociale problematiek in relatie met de zelfstandige woonomstandigheden, waarbij aannemelijk moet worden gemaakt worden dat medicatie/therapie in de afgelopen 6 maanden niet tot verbetering/oplossing van de problematiek heeft geleid en een andere zelfstandige woonsituatie een oplossing biedt voor de ernstige psychiatrische en/of psychosociale problemen.
Artikel 19. Hardheidsclausule en pilots
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot onbillijkheid van overwegende aard leidt ten gunste van de woningzoekende af te wijken van deze verordening.
(…)
Beleidsregels urgenties Alkmaar 2019
Artikel 2. Criteria voor urgenties op medische/sociale indicatie (verordening artikel 11a)
(…)
2. Voor aanvragen op grond van sociale indicatie (artikel 11a lid 3) verlenen burgemeester en wethouders geen urgentie als de volgende omstandigheden zich voordoen:
(…)
c. Gezinsproblemen zoals:
(…)
3. Echtscheiding/relatieverbreking met of zonder kinderen.
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent urgentie bij huisvesting
Artikel 2. Criteria voor urgenties op medische/sociale indicatie (verordening artikel 11a)
1.Voor aanvragen op grond van medische indicatie (artikel 11a lid 2) wordt de situatie als onhoudbaar beschouwd in de volgende gevallen:
a. als de bruikbaarheid of toegankelijkheid van de woning door ziekte of door een lichamelijke of verstandelijke beperking ernstig wordt belemmerd (ergonomische belemmeringen);
b.als de huidige woonsituatie ernstige schade veroorzaakt aan de gezondheid.
2.Voor aanvragen op grond van sociale indicatie (artikel 11a lid 3) verlenen burgemeester en wethouders geen urgentie als de volgende omstandigheden zich voordoen:
a.problemen met de woning in de zin van:
1.ruimtegebrek, wonend in een te kleine woning;
2.een slecht onderhouden woning
3.problemen met tuinonderhoud, het huishouden, en het onderhoud van de woning vanwege slechte gezondheid;
4.vrijwillige verkoop van de eigen woning;
5.huuropzegging door verhuurder;
6.onderhuur of een tijdelijk huurcontract.
b. problemen met de woonomgeving in de zin van:
1.conflict met buren;
2.lawaaioverlast van de directe omgeving;
3.achteruitgang van de buurt.
c. Gezinsproblemen zoals:
1.Inwonend met of zonder kinderen.
2.Zwangerschap.
3.Echtscheiding/relatieverbreking met of zonder kinderen.
4.Slechte ouder-kind relatie.
5.Wanneer men de partner (eventueel met kinderen) vanuit het buitenland wil laten overkomen.
d.Overige problemen zoals:
1.Geen eigen woning of dakloos.
2.Werk in de regio aanvaard.
3.Vanuit het buitenland teruggekeerd.
4.Wanneer men reeds gedurende een lange periode op woonruimte wacht.
5.Financiële problemen.
3.De in lid 2 vermelde situaties zijn niet limitatief omschreven. Het niet genoemd staan van een situatie in bovenstaande lijst leidt niet tot automatische toekenning van een urgentie op grond van sociale indicatie.