ECLI:NL:RBNHO:2023:9758

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
10631876 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de hoorplicht bij verkeersboete en afwijzing van matiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 15 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) opgelegd aan betrokkene wegens het negeren van een rood verkeerslicht. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 8 september 2023 waren zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van betrokkene aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoorplicht is geschonden, omdat betrokkene niet 'fysiek' is gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is en deze beslissing moet worden vernietigd.

Echter, de kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om de opgelegde boete met 25% te verlagen, zoals door de gemachtigde van betrokkene was verzocht. De kantonrechter oordeelde dat de schending van de hoorplicht in deze zaak niet gelijkgesteld kan worden met eerdere uitspraken van het hof, omdat betrokkene werd bijgestaan door een gemachtigde. De gemachtigde had de mogelijkheid om het beroep schriftelijk toe te lichten, wat ook is gebeurd. De kantonrechter oordeelde verder dat de verklaring van de verbalisant voldoende was om de gedraging vast te stellen en dat er geen reden was om te twijfelen aan deze verklaring. Daarom werd het beroep tegen de beschikking waarbij de boete was opgelegd ongegrond verklaard en werd het verzoek om proceskosten afgewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in administratieve procedures, maar ook de noodzaak om de context van de zaak in overweging te nemen bij het bepalen van eventuele matiging van boetes.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10631876 \ WM VERZ 23-546
CJIB-nummer : 247180138
Uitspraakdatum : 15 september 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl (A. Khadri)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 september 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de opgelegde boete en door gemachtigde van betrokkene is namens betrokkene aangevoerd dat de gedraging niet kan worden vastgesteld en dat de verklaring van de verbalisant te summier is. Een aanvullend proces-verbaal had niet misstaan. Daarnaast is de hoorplicht geschonden. Dit moet leiden tot een matiging van 25%.
2.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft erkend dat betrokkene had moeten worden gehoord en dat dit niet is gebeurd. Dat betekent dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd. De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelt verder dat zij het namens het Openbaar Ministerie niet eens is met een matiging van de boete ter compensatie van de geschonden hoorplicht en verwijst hiervoor naar een recente uitspraak van het hof onder zaaknummer: Wahv 200.323.778/01. Het verzoek is om het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond te verklaren.
2.4.
De gemachtigde van betrokkene heeft gesteld dat de boete moet worden verlaagd met 25%, omdat betrokkene in het administratief beroep bij de officier van justitie niet is gehoord. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [1] In die uitspraak heeft het hof geoordeeld dat bij betrokkenen die zonder hulp van een (professioneel) gemachtigde in beroep gaan, de officier van justitie structureel het recht schendt om te worden gehoord. Het hof heeft daarom de boete met 25% verlaagd, mede omdat er geen concreet zicht bestaat op een oplossing daarvoor.
De gemachtigde van betrokkene heeft op zichzelf gelijk dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof.
De kantonrechter volgt het verweer van gemachtigde niet dat de verklaring van de verbalisant summier is. De verbalisant heeft namelijk verklaard dat er direct zicht was op het verkeerslicht en dat deze ongeveer 3 seconden op rood stond op het moment dat betrokkene dit licht negeerde en zijn weg vervolgde richting de Vondelstraat. De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Een enkele ontkenning is onvoldoende. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
2.5.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond wordt verklaard. [2]
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2022:9934.
2.Vgl. het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020, te vinden op www.rechtspraak.nlmet zoekterm ECLI:NL:GHARL:2020:3336.