2.4.De kantonrechter overweegt dat uit de verklaring van de verbalisanten volgt dat zij de betrokkene over een afstand van 300 meter hebben gevolgd met een tussenafstand van 100 meter en dat zij op enig moment een snelheid van 140 kilometer per uur hebben afgelezen op de boordsnelheidsmeter. Weliswaar is sprake geweest van een enigszins korte meetafstand, maar de kantonrechter heeft geen reden eraan te twijfelen dat de meting betrouwbaar is geweest. Daarbij komt dat er geen wettelijke regel is die een minimum meetafstand voorschrijft
De kantonrechter volgt het betoog van gemachtigde van betrokkene dat de boete voor de gedraging is opgelegd op basis van de verkeerde feitcode en ziet daarom aanleiding om de feitcode en de inleidende beschikking wijzigen. Het beroep is dan ook gedeeltelijk gegrond.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene deels gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.284,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 447,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 837,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).
verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, voor zover deze betrekking heeft op de omschrijving van de gedraging en de feitcode in de inleidende beschikking;
wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat als omschrijving van de gedraging luidt ’34 km per uur harder rijden dan mag op een autosnelweg buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1)’ en als feitcode ‘VM34';
bepaald dat er geen restitutie van de zekerheid plaats te vinden, omdat het boetebedrag ongewijzigd blijft;
verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van 1.284,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.