ECLI:NL:GHARL:2022:9277

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
Wahv 200.303.178/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) betreffende een boordsnelheidsmeting en de betrouwbaarheid daarvan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij een sanctie van € 247,- was opgelegd aan de betrokkene voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. De betrokkene heeft op 16 mei 2020 om 16:47 uur op de Zeeduinsepoort in Oostkapelle 24 km/h te hard gereden. De betrokkene betwist de juistheid van de snelheidsmeting, die zou zijn uitgevoerd met een boordsnelheidsmeter, en stelt dat de ambtenaren de snelheid niet betrouwbaar hebben kunnen aflezen. Hij heeft een deskundige geraadpleegd die concludeert dat de meting niet betrouwbaar is, omdat de ambtenaren het voertuig slechts kort hebben gevolgd.

Het hof overweegt dat de ambtenaren verplicht zijn om een rijvaardigheidstraining te volgen en dat zij zijn opgeleid om snelheden te meten. Het hof twijfelt niet aan de juistheid van de meting, ondanks de korte meetafstand. De betrokkene heeft geen bewijs geleverd dat de meting onjuist is, en de deskundige heeft geen naam of relevante achtergrond vermeld. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter, omdat er geen reden is om aan de betrouwbaarheid van de meting te twijfelen. De beslissing van de kantonrechter wordt dan ook bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.303.178/01
CJIB-nummer
: 233666933
Uitspraak d.d.
: 1 november 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank ZeelandWest-Brabant van 13 juli 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 247,- voor: “24 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom (verkeersbord A1)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 16 mei 2020 om 16:47 uur op de Zeeduinsepoort in Oostkapelle met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene voert in hoger beroep aan dat de verklaring van de ambtenaren niet juist kan zijn. Hij vraagt zich af hoe en welke ambtenaar de snelheid van de boordsnelheidsmeter heeft kunnen aflezen. De bestuurder moet namelijk zijn aandacht bij het verkeer houden en de bijrijdster heeft geen onbelemmerd zicht op de boordsnelheidsmeter, zodat een exacte aflezing onmogelijk is. Verder verklaren beide ambtenaren dat zij het voertuig met een gelijkblijvende of vrijwel gelijkblijvende tussenafstand van circa 125 meter, gedurende 200 meter hebben gevolgd met de van de boordsnelheidsmeter afgelezen exacte snelheid van 80 km/h. Deze verklaring heeft de betrokkene voorgelegd aan een deskundige met het verzoek om te berekenen of deze verklaring zou kunnen kloppen. Zijn oordeel is dat op een traject van 420 meter, minus de afremafstand in verband met het naderen van de t-splitsing, oftewel 390 meter, het niet mogelijk is een betrouwbare meting te doen op de door de ambtenaren beschreven wijze. De ten grondslag liggende redenering en berekening is opgenomen in het beroepschrift. Gelet hierop dient de verklaring van de ambtenaren als niet betrouwbaar te worden aangemerkt en kan derhalve, zo stelt hij, niet dienen als bewijs van het ten laste gelegde feit. Aangezien geen ander bewijs voorhanden is, is het ten laste gelegde feit niet bewezen en dient de sanctie te worden vernietigd.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. In het dossier bevindt zich een zaakoverzicht waarin de ambtenaren verklaren dat de snelheid is vastgesteld met een goedgekeurde, gekalibreerde boordsnelheidsmeter van het dienstvoertuig, door de bestuurder over 200 meter met een gelijkblijvende of vrijwel gelijkblijvende tussenafstand van 125 meter te volgen. Daarbij hebben de ambtenaren een snelheid van 80 km/h afgelezen. Blijkens de kalibratietabel is de werkelijke snelheid in dat geval 77 km/h. Na aftrek van de wettelijke correctie levert dit een overschrijding van de maximumsnelheid (50 km/h) op van 24 km/h. Deze verklaring is ook opgenomen in het Overzicht Zaakgegevens Mulder dat zich in het dossier bevindt. Deze verklaring is door beide ambtenaren ondertekend. Ook is de kalibratietabel bijgesloten.
5. Het hof ziet geen reden te twijfelen dat de onderhavige gedraging is verricht en overweegt daartoe als volgt. Het is het hof ambtshalve bekend dat ambtenaren verplicht zijn om een rijvaardigheidstraining te volgen. Zij worden opgeleid om bij hoge snelheden een achtervolging te doen en daarbij alle variabelen in de gaten te houden. Het hof twijfelt er, anders dan de betrokkene, dan ook niet aan dat zij de gemeten snelheid hebben kunnen aflezen. De betrokkene stelt, onder verwijzing naar een berekening en verklaring van een deskundige, dat het niet mogelijk is om een betrouwbare meting te doen op de door de ambtenaren beschreven wijze. Uit de verklaring van de ambtenaren volgt dat zij de betrokkene over een afstand van 200 meter hebben gevolgd met een tussenafstand van 125 meter en dat zij op enig moment een snelheid van 80 km/h hebben afgelezen op de boordsnelheidsmeter. Weliswaar is sprake geweest van een korte meetafstand, maar het hof heeft echter geen reden eraan te twijfelen dat de meting niet betrouwbaar is geweest. Daarbij komt dat er geen wettelijke regel is die een minimum meetafstand voorschrijft. De verklaring en berekening van de deskundige brengt het hof niet tot een ander oordeel. Het hof overweegt daartoe dat uit het stuk niet blijkt wie de deskundige is geweest die de betrokkene heeft geraadpleegd (een naam ontbreekt) en dat de berekening van aannames uitgaat. Zo wijst het hof er alleen al op dat in de berekening ervan wordt uitgegaan dat de snelheid van het voertuig bij het verlaten van de rotonde, het beginpunt van het gemeten traject, 0 km/h was, terwijl een voertuig bij het verlaten van een rotonde doorgaans niet volledig stil staat. Naar het oordeel van het hof staat aldus vast dat de gedraging is verricht.
6. Het voorgaande brengt mee dat het hof de beslissing van de kantonrechter zal bevestigen.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.