ECLI:NL:RBNHO:2023:9755

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
10619154 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de hoorplicht bij verkeersboete en de gevolgen voor de opgelegde sanctie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De betrokkene, vertegenwoordigd door de gemachtigde van Verkeersboete.nl, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 8 september 2023 werd duidelijk dat de hoorplicht was geschonden, aangezien de betrokkene niet 'fysiek' was gehoord door de officier van justitie. De vertegenwoordiger van de officier van justitie erkende deze schending, maar was van mening dat de boete niet verlaagd diende te worden.

De kantonrechter oordeelde dat de schending van de hoorplicht gegrond was, maar dat er geen aanleiding was om de boete met 25% te verlagen. Dit kwam omdat de betrokkene werd bijgestaan door een gemachtigde, die de gelegenheid had gekregen om het beroep schriftelijk toe te lichten. De kantonrechter concludeerde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant, die had waargenomen dat de betrokkene een mobiele telefoon vasthield en deze in de richting van een verkeersongeval richtte. De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigde deze, maar verklaarde het beroep tegen de boete ongegrond en wees het verzoek om proceskosten af.

De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen daarvan voor de opgelegde sancties. De kantonrechter heeft geen proceskosten toegewezen, omdat het beroep tegen de beschikking ongegrond werd verklaard. De uitspraak kan worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na de datum van toezending.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10619154 \ WM VERZ 23-519
CJIB-nummer : 247816314
Uitspraakdatum : 15 september 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl (A. Khadri)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 september 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de opgelegde boete en door gemachtigde van betrokkene is namens betrokkene aangevoerd dat er ten onrechte niet is staande gehouden. De verklaring van de verbalisant dat hij heeft afgezien van een staandehouding vanwege ‘afhandeling verkeersongeval’, is onvoldoende om af te zien van staandehouding, aldus gemachtigde. Daarnaast is de hoorplicht geschonden. Dit moet leiden tot een matiging van 25%.
2.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft erkend dat betrokkene had moeten worden gehoord en dat dit niet is gebeurd. Dat betekent dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd. De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelt verder dat zij het namens het Openbaar Ministerie niet eens is met een matiging van de boete ter compensatie van de geschonden hoorplicht en verwijst hiervoor naar een recente uitspraak van het hof onder zaaknummer: Wahv 200.323.778/01. Het verzoek is om het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond te verklaren.
2.4.
Uit de verklaring van de ambtenaar volgt dat geen staandehouding heeft plaatsgevonden, omdat dit vanwege het verkeersongeval niet mogelijk was. Onder dergelijke omstandigheden kan niet van de verbalisant worden gevergd dat hij zijn werkzaamheden onderbreekt om een staandehouding te verrichten. Aldus was in dit geval geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder en is de boete terecht met toepassing van artikel 5 van de WAHV aan de betrokkene als kentekenhouder opgelegd.
De gemachtigde van betrokkene heeft verder gesteld dat de boete moet worden verlaagd met 25%, omdat betrokkene in het administratief beroep bij de officier van justitie niet is gehoord. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [1] In die uitspraak heeft het hof geoordeeld dat bij betrokkenen die zonder hulp van een (professioneel) gemachtigde in beroep gaan, de officier van justitie structureel het recht schendt om te worden gehoord. Het hof heeft daarom de boete met 25% verlaagd, mede omdat er geen concreet zicht bestaat op een oplossing daarvoor.
De gemachtigde van betrokkene heeft op zichzelf gelijk dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof.
Betrokkene heeft de gedraging ontkend. De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De verbalisant heeft verklaard dat betrokkene een mobiele telefoon in zijn hand vasthield en dat de camera van de telefoon in de richting van het verkeersongeval wees. De verbalisant kreeg de indruk dat de bestuurder het verkeersongeval aan het filmen was. Er zijn onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan deze verklaring van de verbalisant. Verbalisanten zijn getraind om dit soort waarnemingen te doen. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen namens betrokkene is aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
2.5.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond wordt verklaard. [2]
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2022:9934.
2.Vgl. het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020 te vinden op www.rechtspraak.nlmet zoekterm ECLI:NL:GHARL:2020:3336