ECLI:NL:RBNHO:2023:9638

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 augustus 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
HAA 22/6229
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van de SVB inzake dubbele kinderbijslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van dubbele kinderbijslag, die door de SVB was vastgesteld voor de periode van het tweede kwartaal van 2018 tot en met het eerste kwartaal van 2022. Eiseres stelt dat de SVB onjuist uitvoering heeft gegeven aan een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), waarin werd geoordeeld dat zij recht heeft op dubbele kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2018. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de SVB in haar besluit is bevestigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de SVB met het primaire besluit van 16 februari 2022 heeft aangegeven dat eiseres recht heeft op dubbele kinderbijslag voor de genoemde periode. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend, die in 2018 was afgewezen, maar na een uitspraak van de CRvB in januari 2022 werd de SVB verplicht om de dubbele kinderbijslag toe te kennen. Eiseres heeft echter bezwaar gemaakt tegen het besluit van de SVB dat zij opnieuw een aanvraag moet indienen voor de periode na het eerste kwartaal van 2022. De rechtbank oordeelt dat de SVB terecht heeft gesteld dat het recht op kinderbijslag per kwartaal wordt beoordeeld en dat er geen basis is voor een langdurige toekenning zonder een positief medisch advies.

De rechtbank wijst erop dat de SVB in haar communicatie met eiseres duidelijk had moeten maken dat een nieuwe aanvraag noodzakelijk is voor de periode na het eerste kwartaal van 2022. Ondanks de erkenning van de zware lasten voor ouders van kinderen met intensieve zorgbehoeften, is de rechtbank van mening dat de SVB zich aan de wettelijke vereisten moet houden. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/6229

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: N.J. van Dijk),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.H. Koning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder om haar dubbele kinderbijslag toe te kennen vanaf het tweede kwartaal van 2018 tot en met het eerste kwartaal van 2022.
1.1.
Met het primaire besluit van 16 februari 2022 laat verweerder weten dat eiseres recht heeft op dubbele kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2018 tot en met het eerste kwartaal van 2022.
1.2.
Met het bestreden besluit van 9 juni 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft op 16 mei 2018 een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag voor haar dochter [naam] . Deze aanvraag is door verweerder bij besluit van 6 december 2018 afgewezen. Met het besluit van 2 april 2019 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder deze afwijzing gehandhaafd. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Bij uitspraak van 14 november 2019 heeft deze rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. Bij uitspraak van 12 januari 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep (de Raad) het hoger beroep van eiseres gegrond verklaard. [1]
3. Met het primaire besluit van 16 februari 2022 laat verweerder weten uitvoering te geven aan de uitspraak van 12 januari 2022 van de Raad. Eiseres krijgt dubbele kinderbijslag voor [naam] vanaf het tweede kwartaal van 2018 tot en met het eerste kwartaal van 2022. Verweerder laat weten dat eiseres opnieuw dubbele kinderbijslag moet aanvragen als zij dit vanaf het tweede kwartaal van 2022 wenst te ontvangen. Eiseres maakt bezwaar tegen dit besluit.
4. Met het bestreden besluit van 9 juni 2022 wordt het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Volgens verweerder wordt het recht op kinderbijslag en dubbele kinderbijslag per kwartaal beoordeeld. Het besluit van 6 december 2018 spitste zich toe op het tweede kwartaal van 2018. Dit is ook door de Raad overwogen in de uitspraak van 12 januari 2022. De stelling dat de dubbele kinderbijslag moet worden toegekend tot het achttiende levensjaar van [naam] , wordt niet gevolgd. De Raad heeft in de uitspraak van 12 januari 2022 immers overwogen dat dit niet kan. In zaken waarbij de dubbele kinderbijslag wordt toegekend op basis van een positief medisch advies, geldt voor dit positieve advies een looptijd. In dit geval is er geen positief medisch advies en is er dus ook geen looptijd waarbij kan worden aangesloten. Ten aanzien van de periode na het eerste kwartaal van 2022 staat niet vast of er veranderingen zijn in de medische situatie van [naam] . Wanneer eiseres een nieuwe aanvraag indient om dubbele kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2022 te ontvangen, kan de medische situatie van [naam] opnieuw beoordeeld worden.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het bestreden besluit stand kan houden. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Eiseres stelt dat verweerder onjuist uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van 12 januari 2022. De Raad heeft immers bepaald dat eiseres recht heeft op dubbele kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2018 en in het dictum is voor de uitbetaling van de kinderbijslag geen beperking in tijdsduur opgenomen.
8. Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het dictum moet worden gelezen in het licht en met inachtneming van de overwegingen die tot dat dictum hebben geleid. [2] In onderhavige zaak leidt dit tot het volgende. De Raad heeft in de uitspraak van 12 januari 2022 het volgende overwogen:
4.6. (…).
Het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen, het besluit van 6 december 2018 herroepen en zelf in de zaak voorzien door aan appellante vanaf het tweede kwartaal van 2018 dubbele kinderbijslag toe te kennen. Het verzoek van appellante om te bepalen dat zij tot het achttiende levensjaar van [naam] recht heeft op dubbele kinderbijslag wordt afgewezen omdat kinderbijslag per kwartaal wordt toegekend en het bestreden besluit alleen betrekking heeft op het tweede kwartaal van 2018.
Het dictum luidt als volgt:
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 2 april 2019;
- herroept het besluit van 6 december 2018;
- kent aan appellante vanaf het tweede kwartaal van 2018 dubbele kinderbijslag toe en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
9. Eiseres heeft weliswaar terecht gesteld dat in het dictum van de uitspraak van 12 januari 2022 geen einddatum is genoemd, maar in de overwegingen van de uitspraak wordt de omvang van het geschil beperkt tot het tweede kwartaal van 2018. De uitspraak dient als zodanig dan ook te worden verstaan. De stelling van eiseres dat voor de uitbetaling van de kinderbijslag geen beperking in tijdsduur is opgenomen, kan daarom niet worden gevolgd.
10. Eiseres voert verder aan dat de dubbele kinderbijslag na een positief medisch advies wordt toegekend voor langere tijd. Als de geldigheidsduur van het betreffende medisch advies is verstreken, moeten ouders een nieuwe aanvraag indienen. De dubbele kinderbijslag wordt pas beëindigd indien ouders dit niet doen of indien het nieuwe medisch advies niet positief blijkt te zijn. Nu in onderhavige zaak de dubbele kinderbijslag is toegekend zonder onderliggend medisch advies, zou de toekenning moeten gelden tot aan het achttiende levensjaar van [naam] .
11. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank erkent dat in onderhavige zaak de gangbare systematiek niet kan worden toegepast, omdat een positief medisch advies met een geldigheidsduur ontbreekt. Eiseres wordt echter niet gevolgd in haar stelling dat dit betekent dat zij daarom recht heeft op dubbele kinderbijslag tot het achttiende levensjaar van [naam] . De Raad heeft dit verzoek van eiseres in de uitspraak van 12 januari 2022 immers expliciet afgewezen.
12. Eiseres doet tot slot een beroep op de redelijkheid en billijkheid, omdat zij zonder redelijke grond niet verplicht zou mogen worden om opnieuw een aanvraag voor de dubbele kinderbijslag in te dienen. Dit soort administratieve verplichtingen weegt immers te zwaar voor ouders van kinderen met een intensieve zorgbehoefte.
13. Ook deze beroepsgrond slaagt niet, omdat een dergelijke grondslag daarvoor ontbreekt. Hoewel de rechtbank erkent dat ouders met kinderen waarvoor intensieve zorg nodig is overbelast zijn, heeft verweerder ter zitting terecht opgemerkt dat een nieuwe aanvraag echt nodig is om een nieuw medisch advies op te vragen. Eiseres zal deze aanvraag moeten indienen. De rechtbank wil er echter wel op wijzen dat de wetgever de wens heeft geuit om de toegang tot de dubbele kinderbijslag zo laagdrempelig mogelijk te houden en dat ouders waar mogelijk ontlast dienen te worden. [3] In dat kader wordt, onder andere, van verweerder ook een proactieve houding jegens de ouders verwacht. Het had in het onderhavige geval dan ook op de weg van verweerder gelegen om in het contact met eiseres, niet slechts aan te geven dat eiseres de optie heeft om bezwaar te maken, maar om ook aan te geven dat een aanvraag met terugwerkende kracht onder de huidige wetgeving nog niet mogelijk is, waardoor het tijdig indienen van een nieuwe aanvraag van groot belang is. Die verantwoordelijkheid mag niet bij de ouders worden gelegd.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Boon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.CRvB 12 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:87.
2.Vgl. Hoge Raad van 19 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN7084 en Hoge Raad HR 09 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:537, r.o. 3.2.2.
3.Wijziging van de Wet langdurige zorg en de Algemene Kinderbijslagwet in verband met de