ECLI:NL:RBNHO:2023:9582

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
10532046 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de hoorplicht en matiging van de boete in bestuursrechtelijke verkeerszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 2 augustus 2023 in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De boete was opgelegd wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 19 juli 2023 is vastgesteld dat de hoorplicht is geschonden door de officier van justitie. De vertegenwoordiger van de officier heeft dit bevestigd, wat leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar heeft deze wel gematigd met 25 procent vanwege de schending van de hoorplicht. De kantonrechter heeft de boete vastgesteld op € 75,00 en de proceskosten van betrokkene vastgesteld op € 837,00, die door de officier van justitie vergoed moeten worden. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en kan worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na toezending.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10532046 \ WM VERZ 23-401
CJIB-nummer : 254085804
Uitspraakdatum : 2 augustus 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl (A. Khadri)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 juli 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de opgelegde boete en door gemachtigde van betrokkene is namens betrokkene aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden en dit moet leiden tot een matiging van 25 procent.
2.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld dat de hoorplicht inderdaad is geschonden. Dit leidt tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie, maar niet tot matiging van 25 procent. Voor het overige heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. Op de zitting is ook een foto van de gedraging overgelegd.
2.4.
De kantonrechter stelt vast dat de officier van justitie de hoorplicht heeft geschonden. Betrokkene moet voor deze schending worden gecompenseerd. Onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] , zal de kantonrechter het bedrag van de administratieve sanctie matigen met 25 procent. Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd. De kantonrechter dient vervolgens te beoordelen of de inleidende beschikking in stand kan blijven.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de foto van de gedraging – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
2.6.
Nu het bedrag van de boete wordt gematigd, wordt de betrokkene deels in het gelijkgesteld en komen de proceskosten voor de kantonfase voor vergoeding in aanmerking. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 837,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).
De uitspraak
De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
  • wijzigt de inleidende beschikking, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 75,00 (met handhaving van de administratiekosten);
  • bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene teveel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 837,00 en wijst de Staat aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
  • bepaalt dat het voornoemd bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2022:9934.