ECLI:NL:RBNHO:2023:946

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
21-5358
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling in strijd met rechtszekerheid door de SVB

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eisers tegen de intrekking en terugvordering van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) beoordeeld. De SVB had bij besluit van 28 juni 2021 het recht van eisers op de AIO-aanvulling ingetrokken over de periode van 1 november 2015 tot en met 31 mei 2021 en een bedrag van € 43.988,28 teruggevorderd. De rechtbank oordeelt dat de SVB ten onrechte geen rekening heeft gehouden met drie buitenlandse pensioenen die eisers bij de aanvraag hadden gemeld. De rechtbank concludeert dat de intrekking en terugvordering in strijd zijn met de rechtszekerheid, omdat de SVB eerder had aangegeven dat de inkomensgegevens van eisers waren bekeken zonder deze pensioenen mee te nemen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept de primaire besluiten voor zover het de intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling betreft, en draagt de SVB op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de SVB veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/5358

uitspraak van de meervoudige kamer van 7 februari 2023 in de zaak tussen

[eisers], uit [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. J.H. Prins),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB)

(gemachtigde: mr. J.A.H. Koning).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de intrekking en terugvordering van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO).
1.2.
De SVB heeft bij besluit van 28 juni 2021 het recht van eisers op die AIO-aanvulling ingetrokken over de periode van 1 november 2015 tot en met 31 mei 2021 (primair besluit 1). Bij afzonderlijk besluit van 28 juni 2021 heeft de SVB van eisers
€ 43.988,28 teruggevorderd (primair besluit 2).
1.3.
Met het bestreden besluit van 2 september 2021 op het bezwaar van eisers heeft de SVB de periode van intrekking met één maand verkort en is de SVB voor het overige bij die besluiten gebleven.
1.4.
De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eisers] , bijgestaan door de gemachtigde van eisers. Voor de SVB was, met vooraf bericht, niemand aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Wat ging er aan de procedure vooraf?
2.1.
Eisers ontvangen een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Eiseres ontvangt het AOW-pensioen sinds 11 juni 2013, eiser vanaf 22 april 2015. Zij ontvangen beiden niet het volledige bedrag, omdat zij niet altijd AOW-pensioen hebben opgebouwd. Op het AOW-pensioen van eiseres is een korting van 54% toegepast, op het AOW-pensioen van eiser een korting van 48%.
2.2.
Op 26 mei 2015 hebben eisers bij de SVB een aanvraag ingediend voor een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO). Bij deze aanvraag hebben zij de vraag of zij pensioen uit een ander land ontvangen, met ‘ja’ beantwoord. Bij de aanvraag hebben ze informatie toegevoegd over het [buitenlands pensioen] ( [buitenlands pensioen] ) van eiser en over het [buitenlands pensioen] en de [buitenlands pensioen 1] ( [buitenlands pensioen 1] ) van eiseres (de drie Canadese pensioenen).
2.3.
Bij besluit van 12 juni 2015 heeft de SVB aan eisers de AIO toegekend vanaf
28 mei 2015. Een AIO-aanvulling is het verschil tussen het inkomen van eisers en de bijstandsnorm. In het besluit staat dat zij vanaf juni 2015 maandelijks voor hen beiden een AIO-aanvulling van € 601,69 ontvangen, waardoor zij maandelijks in totaal € 1.315,93 ontvangen aan AOW-pensioen en AIO-aanvulling. Bij het besluit zit een overzicht van de berekening en de inkomsten die SVB daarbij heeft meegenomen. Op dat overzicht staan als inkomsten genoemd ‘Pensioen ABP’ en ‘Bpf Metaal & Techniek’
.
2.4.
Bij besluiten van 22 september 2015 en 21 april 2017 heeft de SVB aan eisers laten weten dat de SVB de inkomensgegevens van eisers heeft bekeken en dat eisers over de periode van juni 2015 tot en met september 2015 respectievelijk de periode van januari 2017 tot en met april 2017 te veel AIO-aanvulling hebben ontvangen. Over de periode van juni 2015 - september 2015 ontvingen eisers € 12,92 te veel, over de periode van januari 2017 - april 2017 ontvingen zij € 0,68 te veel. De SVB meldt hierbij dat de bedragen in één keer verrekend worden met de AIO-aanvulling. Bij de besluiten zit een overzicht waarop zichtbaar is hoe de AIO-aanvulling vanaf 1 juni 2015 respectievelijk 1 januari 2017 is berekend en met welke inkomsten rekening is gehouden.
2.5.
Op 10 mei 2021 heeft de SVB schriftelijk bij eisers informatie opgevraagd. De SVB schrijft in die brief dat eisers volgens gegevens van de SVB een bedrijfspensioen en een staatspensioen uit Canada ontvangen. De SVB vraagt eisers om bewijsstukken toe te sturen waaruit de ingangsdatum van die pensioenen blijkt en welke bedragen zij hebben ontvangen vanaf het moment van toekenning.
2.6.
Op 11 mei 2021 heeft de SVB eisers laten weten dat de AIO-aanvulling is aangepast door een verandering in hun inkomsten. Daarbij heeft de SVB de AIO-aanvulling over de periode van januari 2021 tot en met april 2021 opnieuw berekend. Eisers hebben over die periode € 0,24 te weinig gekregen.
2.7.
In reactie op de brief van 10 mei 2021 hebben eisers aan de SVB de aangiftes inkomstenbelasting over de jaren 2015 tot en met 2020 verstrekt. Daaruit blijkt onder meer dat ook eiser in 2016 een [buitenlands pensioen 1] heeft ontvangen.
2.8.
Bij brief van 1 juni 2021 heeft de SVB nadere informatie opgevraagd vanwege de hoogte van de [buitenlands pensioen 1] van eiser over 2016. Eiser heeft daarna meer informatie aan de SVB toegestuurd.
2.9.
De SVB heeft bij besluit van 2 juni 2021 aan eisers laten weten dat de AIO-aanvulling vanaf 1 juni 2021 is geblokkeerd, omdat onderzoek wordt gedaan naar een verandering in hun inkomsten.
2.10.
Daarna heeft de SVB de primaire besluiten genomen, omdat het inkomen van eisers vanaf 28 mei 2015 hoger was dan het voor hen geldende normbedrag. De SVB constateert dat eisers bij de aanvraag opgave hebben gedaan van drie van de vier Canadese pensioenen maar dat de SVB daar bij de toekenning van de AIO-aanvulling geen rekening mee heeft gehouden
.De SVB trekt het recht niet met volledige terugwerkende kracht in vanaf
28 mei 2015 maar vanaf 1 november 2015.
Wat staat er in het bestreden besluit?
3.1.
De SVB verklaart het bezwaar gegrond, trekt de AIO-aanvulling in over de periode van 1 december 2015 tot en met 28 juni 2021 en bepaalt de hoogte van de terugvordering op € 43.555,05.
3.2.
De SVB legt – samengevat – het volgende daaraan ten grondslag.
Eisers ontvangen in totaal vier pensioenen uit Canada, twee per persoon. Bij de aanvraag van de AIO is de SVB niet ingelicht over één van die pensioenen, namelijk de [buitenlands pensioen 1] van eiser. Eisers hebben de SVB ook niet geïnformeerd over wijzigingen in de hoogte van de pensioenen. Eisers hebben daardoor niet voldaan aan de inlichtingenplicht. Daarom moet de SVB de AIO-aanvulling aanpassen.
De SVB heeft bij de toekenning verzuimd om rekening te houden met de wel opgegeven pensioenen. Gezien de ontvangen beslissingen hadden eisers dit kunnen weten. Zij hadden ook redelijkerwijs kunnen weten dat zij te veel kregen. De SVB heeft namelijk meerdere keren laten weten dat inkomsten van invloed kunnen zijn op de hoogte van de AIO-aanvulling.
De SVB houdt rekening met de mate van verwijtbaarheid. Daarom trekt de SVB een deel van de aanvulling niet in en vordert zij een deel niet terug. De SVB maakt daarin een onderscheid tussen de pensioenen die wel en die niet zijn doorgegeven. Hierbij neemt de SVB als maatstaf het pensioen van 2017
.Het totaal van die pensioenen was € 768,58. Het staatspensioen van eiser was € 218,58 en bedroeg dus ongeveer 30% van het totaalbedrag. Terugvordering over de hele periode zou leiden tot een vordering van € 47.232,92. De SVB zou voor maximaal 10% van dit bedrag kunnen afzien van intrekking en/of terugvordering Dat is € 4.723,30. Van dit bedrag komt ongeveer 30% in aanmerking, omdat dit deel volledig aan eisers is te wijten. Dit betekent dat 70% van dat bedrag niet voor herziening en terugvordering in aanmerking komt, dat is € 3.306,31 (70% van € 4.723,30). Op basis van deze berekening, besluit de SVB om de AIO-aanvulling over de maanden mei 2015 tot en met november 2015 niet in te trekken.
De SVB erkent dat het vervelend is voor eisers dat zij vijf jaar na de ingangsdatum van de AIO-aanvulling worden geconfronteerd met een terugvordering. De SVB wijst erop dat de terugvordering pas na twintig jaar verjaart.
Er zijn geen dringende redenen om verder geheel of gedeeltelijk van intrekking af te zien. Ook zijn er geen bijzondere omstandigheden om verder geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt of de SVB op goede gronden de AIO-aanvulling heeft herzien en teruggevorderd. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
Over de aanvraag
4.1.
Eisers hebben in het beroepschrift aangevoerd dat zij geen AIO-aanvulling hadden aangevraagd. Op de zitting heeft de gemachtigde verklaard dat eisers deze beroepsgrond niet langer handhaven. Dit betekent dat de rechtbank deze beroepsgrond in de uitspraak niet beoordeelt.
Over de drie Canadese pensioenen
4.2.
De rechtbank stelt vast dat eisers bij de aanvraag van de AIO-aanvulling melding hebben gemaakt van het [buitenlands pensioen] van eiser, het [buitenlands pensioen] van eiseres en de [buitenlands pensioen 1] van eiseres. Eiser ontving op dat moment nog geen [buitenlands pensioen 1] . Op zitting is gebleken dat hij die pas in 2016 heeft ontvangen. Dit betekent dat eisers bij de aanvraag van de AIO-aanvulling in 2015 de relevante informatie hebben verstrekt, waarbij zij niet de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet hebben geschonden. Dat zij wat deze drie pensioenen betreft de inlichtingenplicht niet hebben geschonden is van belang, omdat dit tot gevolg heeft dat op de SVB wat die drie pensioenen betreft geen verplichting rust om de AIO-aanvulling in te trekken of te herzien.
4.3.1.
Vervolgens heeft de SVB bij de vraag of eisers recht hadden op de AIO-aanvulling ten onrechte geen rekening gehouden met de door eisers opgegeven drie pensioenen. In deze situatie heeft de SVB de discretionaire bevoegdheid tot herziening en terugvordering. [1] De rechtbank beoordeelt of de SVB in redelijkheid van deze bevoegdheden gebruik heeft kunnen maken. In de rechtspraak is al bepaald dat een bestuursorgaan zoals de SVB de bevoegdheid heeft om een gemaakte fout te herstellen. Het daartoe strekkende besluit mag niet in strijd zijn met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, in het bijzonder dat van de rechtszekerheid. In dat kader is onder meer van belang of eisers redelijkerwijs hadden kunnen begrijpen dat het oorspronkelijke besluit onjuist was en er dus rekening mee hadden moeten houden dat de gemaakte fout na ontdekking hersteld zou worden. [2]
4.3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de intrekking en terugvordering van de te veel ontvangen AIO-aanvulling die het gevolg is van het feit dat de SVB geen rekening heeft gehouden met deze drie Canadese pensioenen, in strijd is met de rechtszekerheid. Daarvoor is relevant dat de SVB na de vaststelling van de AIO-aanvulling drie keer een herberekening heeft gemaakt, waarbij ook deze drie pensioenen niet zijn meegenomen. In die besluiten gaf de SVB aan dat de inkomensgegevens van eisers bekeken waren, over verschillende periodes in 2015, 2017 en 2021. Onder deze omstandigheden hebben eisers redelijkerwijs niet kunnen begrijpen dat het oorspronkelijke besluit onjuist was. De SVB heeft daarom in redelijkheid geen gebruik kunnen maken van de hiervoor onder 4.3.1. genoemde discretionaire bevoegdheid tot intrekking en terugvordering, wat betreft de drie Canadese pensioenen die eisers wel hebben gemeld bij de aanvraag van de AIO-aanvulling maar waarmee de SVB geen rekening heeft gehouden bij het vaststellen van het recht van eisers. Het beroep van eisers is in zoverre gegrond.
Over het vierde Canadese pensioen ( [buitenlands pensioen 1] van eiser)
4.4.
Eisers hebben hun inlichtingenplicht [3] wel geschonden daar waar het gaat om de [buitenlands pensioen 1] van eiser. Gebleken is dat aan eiser in 2016 [buitenlands pensioen 1] is toegekend en dat de eerste betaling van die [buitenlands pensioen 1] deels betrekking heeft op 2015. Eisers hebben aan de SVB geen melding gemaakt van de toekenning van dit vierde pensioen, maar dit hadden zij wel moeten doen. Het is inderdaad zo dat op het aanvraagformulier van de AIO-aanvulling staat vermeld dat eisers met ondertekening van dat formulier de SVB machtigen om bij andere instanties in binnen- en buitenland informatie in te winnen, maar dit ontslaat eisers niet van de verplichting om de SVB uit eigen beweging informatie te verstrekken die relevant zou kunnen zijn voor het recht op de AIO-aanvulling, zoals toekenning van de [buitenlands pensioen 1] . Dit geldt ook voor de door eisers genoemde omstandigheid dat de SVB had kunnen weten dat eiser een [buitenlands pensioen 1] ontving, omdat vrijwel iedereen in Canada die krijgt en dit vergelijkbaar zou zijn met een AOW in Nederland. Eisers hadden de SVB moeten informeren over de toekenning van de [buitenlands pensioen 1] aan eiser.
4.5.
Het oordeel dat eisers op dit punt wel de inlichtingenplicht hebben geschonden betekent dat op de SVB de plicht rust om tot herziening over te gaan, maar alleen als die schending ertoe heeft geleid dat aan eisers ten onrechte een AIO-aanvulling of een te hoge aanvulling is toegekend. Dit volgt uit artikel 54, derde lid, eerste volzin, van de Participatiewet.
4.6.
De vraag is nu of aan eisers ten onrechte een AIO-aanvulling is toegekend of een te hoge aanvulling. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit daarover onvoldoende inzicht biedt. Uit dat besluit blijkt namelijk niet waar eisers recht op hadden als de SVB bij aanvang rekening had gehouden met de drie gemelde Canadese pensioenen. In het verlengde daarvan is ook niet duidelijk wat vervolgens de invloed is geweest van het niet gemelde vierde Canadese pensioen, de [buitenlands pensioen 1] van eiser. Daarom kan op dit moment niet worden vastgesteld of eisers ten onrechte een AOI-aanvulling kregen of een te hoge aanvulling. Daardoor kan nu ook niet worden vastgesteld of de SVB verplicht was om tot herziening over te gaan en in het verlengde daarvan kan in dit beroep ook niet worden vastgesteld of de SVB al dan niet terecht tot terugvordering is overgegaan. De SVB moet daarover opnieuw beslissen, in een nieuwe beslissing op het bezwaar.
Overige beroepsgronden
4.7.
Eisers hebben aangevoerd dat de SVB de bevoegdheid tot intrekking niet mag uitoefenen, voor zover de intrekking ziet op bedragen die betaald zijn meer dan zes maanden na de ontvangst van een signaal waaruit de SVB had moeten afleiden dat er ten onrechte of te veel werd betaald en dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de SVB van terugvordering had moeten afzien.
De rechtbank komt aan de bespreking van deze beroepsgronden niet meer toe, omdat het beroep van eisers om andere redenen gegrond is.

Conclusie en gevolgen

4.8.
De conclusie is dat het beroep gegrond is, omdat het bestreden besluit wat betreft de drie Canadese pensioenen in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel en wat betreft het vierde Canadese pensioen onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Nu geen grond bestaat voor intrekking en terugvordering wat betreft de drie Canadese pensioenen ziet de rechtbank aanleiding om in zoverre zelf in de zaak te voorzien en de primaire besluiten in zoverre te herroepen. . Dit is volgens de rechtbank de meest doelmatige en efficiënte manier om de zaak af te doen, wat betreft de drie Canadese pensioenen.
4.9.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de SVB een nieuw besluit moet nemen voor zover dat betreft het vierde Canadese pensioen en met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de SVB hiervoor zes weken.
4.10.
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen eisers een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 2 september 2021;
- herroept de beide primaire besluiten van 28 juni 2021 voor zover het de intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling vanwege de drie Canadese pensioenen betreft en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 2 september 2021;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar voor zover dat het vierde Canadese pensioen betreft met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 49,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, voorzitter, mr. M.P.E. Oomens, en
mr. dr. J.C. de Wit, leden, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 54, derde lid, tweede volzin, en 58, tweede lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 21 juli 2020 van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2020:1573.
3.Zoals opgenomen in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet.