ECLI:NL:RBNHO:2023:9339

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
C/15/342270 / KG ZA 23-399
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering goedkeuring overdracht participaties in vennootschap leidt tot misbruik van bevoegdheid

In deze zaak heeft eiser, [eiser 1], een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waaronder BIGLIFT HOLDING B.V., met het verzoek om goedkeuring voor de overdracht van zijn participaties in verschillende vennootschappen aan een derde partij, [bedrijf] c.s. De goedkeuring is vereist op basis van de vof-overeenkomst, die stipuleert dat alle vennoten akkoord moeten gaan met een dergelijke overdracht. Gedaagden hebben echter geweigerd deze goedkeuring te verlenen, wat eiser aanmerkt als misbruik van bevoegdheid. De voorzieningenrechter oordeelt dat de weigering van gedaagden niet redelijk is, gezien de onevenredigheid tussen het belang van gedaagden bij de weigering en het belang van eiser bij de overdracht. De voorzieningenrechter wijst de vordering van eiser toe voor de overdracht van participaties in de Happy D-Schepen, maar wijst de vordering af voor de Happy S-Schepen, omdat hiervoor nog geen goedkeuring van de Belastingdienst is verkregen. De gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/342270 / KG ZA 23-399
Vonnis in kort geding van 20 september 2023
in de zaak van
[eiser 1],
wonende te [plaats 4] ,
eiser,
advocaten mr. M.R.C. van Zoest en mr. P.E. Hendriksen te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BIGLIFT HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2.
[gedaagde 1],
wonende te [plaats 1] ,
3.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 2] ,
4.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats 3] ,
5.
[gedaagde 4],
wonende te [plaats 4] ,
6.
[gedaagde 5],
wonende te [plaats 1] ,
7.
[gedaagde 6],
wonende te [plaats 5] ,
8.
[gedaagde 7],
wonende te [plaats 6] ,
9.
[gedaagde 8],
wonende te [plaats 7] ,
10.
[gedaagde 9],
wonende te [plaats 8] ,
11.
[gedaagde 10],
wonende te [plaats 9] ,
12.
[gedaagde 11],
wonende te [plaats 1] ,
13.
[gedaagde 12],
wonende te [plaats 10] ,
14.
[gedaagde 13],
wonende te [plaats 11] ,
15.
[gedaagde 14],
wonende te [plaats 12] ,
16.
[gedaagde 15],
wonende te Leiden,
17.
[gedaagde 16],
wonende te [plaats 9] ,
gedaagden,
advocaten mr. A.F.J.A. Leijten en mr. P.H.M. Broere te Amsterdam.
Partijen zullen hierna enerzijds [eiser 1] en anderzijds gezamenlijk in enkelvoud [gedaagden] c.s. genoemd worden.

1.De zaak in het kort

[eiser 1] wil zijn participaties overdragen aan een derde. Hiervoor is op grond van artikel 4.4. van de vof-overeenkomst goedkeuring nodig van alle andere vennoten, waaronder gedaagden. Met een beroep op dat artikel en gesteld ‘bestaand beleid’ weigert [gedaagden] c.s. echter goedkeuring aan [eiser 1] te verlenen. Die weigering levert naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter misbruik van bevoegdheid op, omdat [gedaagden] c.s., in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van de bevoegdheid tot weigering van de goedkeuring en het belang van [eiser 1] bij de mogelijkheid tot overdracht van zijn participaties dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. De gevraagde voorzieningen worden deels toegewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de uitgebrachte dagvaarding van 9 augustus 2023 met 21 producties (1-21)
  • de aanvullende productie 22 zijdens [eiser 1]
  • de conclusie van antwoord van 5 september 2023 met 11 producties (1-11)
  • de mondelinge behandeling van 6 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden
  • de pleitaantekeningen van [eiser 1]
  • de spreekaantekeningen van [gedaagden] c.s..
2.2.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • [eiser 1]
  • mrs. Van Zoest en Hendriksen voornoemd
  • [betrokkene], bestuurder van gedaagde sub 1
  • [gedaagde 2] (gedaagde sub 3)
  • mrs. Leijten en Broere voornoemd.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.Feiten

3.1.
[eiser 1] was van 2000 tot 2014 werkzaam bij de [gedaagden] Groep, welke 119 schepen exploiteert. De schepen worden geëxploiteerd middels tussen de bv en de vof aangegane rederijen ex artikel 8:160 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Werknemers kunnen participeren in de door [gedaagden] Groep geëxploiteerde schepen door als vennoot (‘participant’) toe te treden bij de relevante vof en zij verkrijgen daarmee tevens een aandeel in de relevante bv. Het aandeel dat de vennoten in de vof/bv houden bepaalt evenredig het uiteindelijke aandeel in de jaarlijkse winsten en verliezen van het schip of rederij waar de vof of bv lid van zijn.
3.2.
Tussen de vennoten van diverse vof’s zijn (gelijkluidende) vof-overeenkomsten gesloten (hierna: de vof-overeenkomst). In artikel 4 van de vof-overeenkomst staat onder meer:
“(…)
3.
Een vennoot is bevoegd, zonder goedkeuring van alle vennoten, zijn vordering(en) op de vennootschap te verpanden aan een tot de [gedaagden] -groep behorende rechtspersoon.
4.
Een vennoot is, zonder goedkeuring van alle vennoten, niet bevoegd zijn aandeel in de vennootschap te bezwaren, dan wel zijn vordering(en) op de vennootschap te verpanden anders dan hiervoor onder 3. vermeld.
Toetreding tot of vervanging van vennoten zonder goedkeuring van alle vennoten is niet mogelijk, (…)
(…)
Indien een vennoot binnen een maand, nadat vorenbedoelde goedkeuring schriftelijk is verzocht, daartegen geen schriftelijke bezwaren inbrengt, wordt de toestemming van deze vennoot terzake de toetreding of vervanging voor verleend gehouden.”
3.3.
Bij het nemen van participaties kan een participant (eens per 10 jaar) kiezen tussen twee fiscale regimes, het zgn. tonnageregime en het klassieke regime, elk met eigen voor- en nadelen.
3.4.
[eiser 1] participeerde in schepen van de [gedaagden] Groep. Om de participaties te kunnen financieren bouwde [eiser 1] een lening op bij [gedaagden] Groep met een hoofdsom van in totaal ca. € 1.500.000,- (hierna: de [gedaagden] Lening). Indien een werknemer vertrekt bij [gedaagden] Groep, dient deze de [gedaagden] Lening in één keer af te lossen.
3.5.
[eiser 1] heeft in 2014 ontslag genomen, op welk moment hij participeerde in 28 schepen. [gedaagden] Groep heeft de lening in zijn geheel opgeëist. De participaties die [eiser 1] onder het tonnageregime had, kon hij zonder fiscale naheffing overdragen aan [gedaagden] Groep, wat hij ook gedaan heeft. Met de opbrengst van die overdracht heeft [eiser 1] een deel van de [gedaagden] -Lening afgelost. Na voornoemde overdracht hield [eiser 1] onder het klassieke regime nog participaties (hierna: de Participaties) in de volgende schepen:
  • i) V.O.F./B.V. Firmanten Happy Delta (1,008%);
  • ii) V.O.F./B.V. Firmanten Happy Diamond (1,008%);
  • iii) V.O.F./B.V. Firmanten Happy Dover (1,008%);
  • iv) V.O.F./B.V. Firmanten Happy Dragon (1,008%);
  • v) V.0.F./B.V. Firmanten Happy Sky Scheepsbelang (1,000%); en
  • vi) V.O.F./B.V. Firmanten Happy Star Scheepsbelang (1,000%).
De schepen ten aanzien van (i) - (iv) hierna gezamenlijk te noemen de ‘Happy D-Schepen’ en die onder (v) en (vi) de ‘Happy S-Schepen’.
3.6.
Na voornoemde aflossing stond nog een bedrag van ca. € 800.000,- uit hoofde van de [gedaagden] -Lening open. Overdracht van de Participaties, waarop het klassieke regime van toepassing is, aan de [gedaagden] Groep zou voor [eiser 1] tot een fiscale naheffing van ca. € 400.000,- leiden. Om die reden heeft [eiser 1] gezocht naar een oplossing met betrekking tot de Participaties, de fiscale implicaties van een overdracht daarvan en (de aflossing van) het restant van de [gedaagden] Lening.
3.7.
Met een drietal andere participanten in de Happy D-Schepen (hierna: [bedrijf] c.s.) heeft [eiser 1] een overeenkomst van geldlening gesloten (hierna: de [bedrijf]-Lening), met welke Lening [eiser 1] de [gedaagden] -Lening heeft afgelost. Nadat [eiser 1] niet aan de volledige rentelast van de [bedrijf]-Lening kon voldoen, is [bedrijf] c.s. een rechtszaak tegen [eiser 1] gestart, welke is geëindigd in een schikking (hierna: Vaststellingsovereenkomst). Onderdeel van de Vaststellingsovereenkomst is onder meer een (goedkeuring van de overige participanten en de Belastingdienst voor) overdracht van de Participaties die [eiser 1] houdt in de Happy-D Schepen (waarin [bedrijf] c.s. reeds participeren) én de Happy-S Schepen (waarin [bedrijf] c.s. niet participeren) aan [bedrijf] c.s.
3.8.
Na verzoek van [eiser 1] tot goedkeuring van de overdracht van de Participaties aan [bedrijf] c.s. heeft bijna 90% van de participanten goedkeuring verleend. [gedaagden] c.s. heeft de door [eiser 1] op grond van artikel 4 van de vof-overeenkomst gevraagde toestemming voor de overdracht van de Participaties echter niet verleend.

4.Het geschil

4.1.
[eiser 1] vordert om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I.
Iedere gedaagde te veroordelen tot het verlenen van zijn/haar onvoorwaardelijke goedkeuring voor de Overdracht van [eiser 1] belangen in de VOFs aan [bedrijf] c.s. ten aanzien van de Happy D-Schepen, zijnde:
i.
V.O.F. Happy Delta (1,008%);
ii.
V.O.F. Happy Diamond (1,008%);
iii.
V.O.F. Happy Dover (1,008%);
iv.
V.O.F. Happy Dragon (1,008%),
en al hetgeen te doen dat hiertoe nodig is, binnen vijf dagen na dagtekening van het vonnis;
II.
Iedere gedaagde te veroordelen tot het verlenen van zijn/haar onvoorwaardelijke goedkeuring voor de Overdracht van [eiser 1] belang in de VOFs aan [bedrijf] c.s. ten aanzien van de Happy S-Schepen, zijnde:
i.
V.O.F. Happy Sky Scheepsbelang (1,000%); en
ii.
V.O.F. Happy Star Scheepsbelang (1,000%),
en al hetgeen te doen dat hiertoe nodig is, binnen vijf dagen na dagtekening van het vonnis;
III.
Te bepalen dat indien enige gedaagde(n) niet binnen de bij vonnis gestelde termijn zijn/haar onvoorwaardelijke medewerking verleent aan de sub I en II omschreven handelingen:
Primair: dit vonnis in de plaatst treedt van de door de gedaagde(n) te verrichten noodzakelijke (rechts)handelingen waaronder het verlenen van goedkeuring voor de overdracht conform de VOF Overeenkomsten;
dan wel
Subsidiair:de gedaagde(n) te veroordelen tot betaling van een dwangsom van EUR 100.000 per dag of gedeelte daarvan dat de betreffende gedaagde niet aan dit gebod voldoet; en
IV.
Gedaagden te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
4.2.
Aan zijn vordering legt [eiser 1] – samengevat – ten grondslag dat [gedaagden] c.s. op grond van (de aanvullende werking van) redelijkheid en billijkheid gehouden is om goedkeuring te verlenen voor de overdracht van de Participaties van [eiser 1] aan [bedrijf] c.s. De weigering daarvan door [gedaagden] c.s. is volgens [eiser 1] in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, omdat van een bestendig beleid van [gedaagden] Groep geen sprake is. Het beleid is willekeurig en niet (voldoende) gecommuniceerd. Overdracht van participaties is in bepaalde gevallen wel toegestaan en de overdracht van de Participaties in de Happy-D Schepen heeft geen gevolg voor de overige participanten, omdat [bedrijf] c.s. daarin al participeert. Daarnaast maakt [gedaagden] c.s. misbruik van bevoegdheid en handelt [gedaagden] c.s. – door goedkeuring voor de overdracht te onthouden – onrechtmatig jegens hem. Tegenover het gestelde beleid staat bovendien het belang van [eiser 1] om zijn participaties te (kunnen) overdragen aan [bedrijf] c.s. zonder aanzienlijke fiscale naheffing, terwijl [gedaagden] c.s. voor weigering van de voor die overdracht vereiste goedkering geen enkel (gerechtvaardigd) belang heeft, zodat ook een belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen, aldus [eiser 1] .
4.3.
[gedaagden] c.s. voert tot haar verweer – kort gezegd – aan dat het bestendig beleid van [gedaagden] Groep is dat
geengoedkeuring wordt verleend voor de overdracht van participaties, behoudens in voorkomende gevallen op grond van de bedrijfsopvolgings-regeling (BOR). Ook in die (uitzonderings)gevallen dient goedkeuring van alle participanten te worden verkregen. Het goedkeuringsrecht is bovendien een wilsrecht, welk recht geheel ter vrije beschikking van de rechthebbende staat. Omdat de goedkeuringsgerechtigde een grote mate van vrijheid toekomt bij het uitoefenen van diens wilsrecht, zal van een
onaanvaardbaarhandelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid (als bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW) niet snel sprake zijn. Ook is geen sprake van misbruik van bevoegdheid (als bedoeld in artikel 3:13 BW), omdat uit de aard van wilsrechten voortvloeit dat deze niet misbruikt kunnen worden (art. 3:13 lid 3 BW), althans deze niet wórden misbruikt. [gedaagden] c.s. heeft immers een eigen legitiem belang bij het onthouden van goedkeuring, aldus nog steeds [gedaagden] c.s.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang

5.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de Vaststellingsovereenkomst die tussen [eiser 1] en [bedrijf] c.s. is gesloten, op grond waarvan [eiser 1] gehouden is het onderhavige kort geding aanhangig te maken tegen [gedaagden] c.s. teneinde de voor overdracht van de Participaties door [eiser 1] aan [bedrijf] c.s. vereiste goedkeuring te verkrijgen.
5.2.
Volgens [eiser 1] ziet artikel 4 van de vof-overeenkomst uitsluitend op toetreding of vervanging van een participant door een
externe(rechts)persoon en níet op ovedracht tussen participanten onderling. Nu [bedrijf] c.s. reeds participant is in de Happy-D Schepen, is geen sprake van
toetredingvan een vennoot, noch van vervanging van een vennoot die het persoonlijke karakter van een vof doorbreekt, zodat daarvoor geen goedkeuring is vereist, aldus [eiser 1] . De voorzieningenrechter overweegt daarover als volgt.
Goedkeuring voor vervanging?
5.3.
Voor zover [eiser 1] zich met het voorgaande op het standpunt stelt dat bij overdracht van de Participaties in de Happy-D Schepen aan [bedrijf] c.s. in het geheel geen sprake is van ‘vervanging’, omdat [bedrijf] c.s. al in diezelfde schepen participeert, wordt dat niet gevolgd. Een redelijke uitleg van de in lid 4 van artikel 4 van de vof-overeenkomst opgenomen bepaling (zie het hierboven in 3.2 weergegeven citaat) brengt immers met zich dat met ‘vervanging’ wordt bedoeld de ‘interne’ situatie dat de ene bestaande participant de plaats inneemt van de andere bestaande participant (waarbij de één de ander dus – zoals het woord al zegt – vervangt). Toetreding dient te worden begrepen als de ‘externe’ variant daarvan, dus de situatie waarbij een partij die nog geen participant is ‘toetreedt’ (als dan niet als vervanger van een bestaande participant). Er zijn door [eiser 1] geen feiten of omstandigheden gesteld die tot het oordeel (kunnen) leiden dat partijen met het woord ‘vervanging’ hier iets ánders hebben bedoeld dan voornoemde situatie waarbij participaties in een schip/rederij worden overgenomen door een andere participant. Indien de uitleg van [eiser 1] zou worden gevolgd, zou het onderscheid tussen ‘toetreding’ en ‘vervanging’ bovendien niet nodig (en evenmin begrijpelijk) zijn. De voorzieningenrechter begrijpt de bepaling omtrent vervanging dan ook aldus (en legt deze ook zo uit) dat deze betrekking heeft op de situatie als die in het onderhavige geval aan de orde is, namelijk dat de ene bestaande participant ( [eiser 1] ) zijn participaties overdraagt aan een andere bestaande participant ([bedrijf] c.s.). Voor een dergelijke vervanging is – anders dan [eiser 1] meent – op grond van artikel 4 van de vof-overeenkomst goedkeuring van alle vennoten vereist.
5.4.
[gedaagden] c.s. heeft die goedkeuring aan de door [eiser 1] gewenste overdracht van de Participaties aan [bedrijf] c.s. onthouden, primair met een beroep op ‘het beleid van [gedaagden] ’. Daarover overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Beleid
5.5.
Volgens [gedaagden] c.s. houdt ‘het beleid van [gedaagden] ’ in dat er geen handel plaatsvindt in de participaties in haar schepen, omdat de vof anders het karakter van een open NV of beleggingsinstelling zou (kunnen) krijgen en een onwenselijke concentratie van zeggenschap kan plaatsvinden. Om die reden, alsmede om precedentwerking te voorkomen, wordt door [gedaagden] in de regel nooit toestemming gegeven voor overdracht van participaties aan andere partijen dan [gedaagden] Groep.
5.6.
Met de door [gedaagden] c.s. ter zitting desgevraagd gegeven toelichting is het de voorzieningenrechter duidelijk geworden dat met het ‘beleid van [gedaagden] ’ in feite wordt bedoeld de houding van in dit geval één participant, zijnde Biglift Holding (gedaagde sub 1). Dat Biglift Holding die goedkeuring naar eigen zeggen ‘nooit’ geeft, leidt echter nog niet tot een ‘bestendige gedragslijn’ (laat staan consistent beleid) van de overige participanten. Niet gebleken is van enig bestaand beleid van de in 3.5 bedoelde vennootschappen als zodanig en van diens individuele participanten, dat in
gezamenlijkheidis vastgesteld. De omstandigheid dat kennelijk bijna 90% van de participanten hun goedkeuring wél heeft gegeven, zoals [eiser 1] onweersproken heeft gesteld, is een extra aanwijzing dat van een consistente door de (gezamenlijke) participanten gevolgde beleidslijn geen sprake is. Dat neemt echter niet weg dat uit de vof-overeenkomst volgt dat voor de overdracht de goedkeuring van
alleparticipanten is vereist en dat in zoverre het (eigen) beleid van Biglift Holding, dat kennelijk door de overige gedaagden in deze zaak is gevolgd, wel een rol speelt.
5.7.
Tussenconclusie van het voorgaande is dat voor de overdracht van de Participaties van [eiser 1] aan [bedrijf] c.s. (en daarmee de vervanging van [eiser 1] als participant in de Happy-D Schepen door [bedrijf] c.s., en de toetreding van [bedrijf] c.s. in de Happy-S Schepen) goedkeuring vereist is van alle participanten. Die goedkeuring is door een kleine minderheid van de participanten níet gegeven, waarbij [gedaagden] c.s. erop wijst dat het goedkeuringsrecht van de participanten een wilsrecht is. [eiser 1] verwijt [gedaagden] c.s. misbruik van dat recht te maken, doordat die goedkeuring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in het onderhavige geval niet geweigerd had mogen worden.
Misbruik van recht in relatie tot wilsrecht
5.8.
Volgens [gedaagden] c.s. vloeit uit de aard van wilsrechten voort dat deze niet misbruikt kúnnen worden, maar dat standpunt deelt de voorzieningenrechter niet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt een goedkeuringsbeslissing als de onderhavige niet onder het bereik van 3:13 lid 3 BW. Daar waar – zoals hier het geval is – een rechtshandeling (namelijk overdracht van de Participaties) afhankelijk is van de goedkeuring van een ander (de zittende participanten), kan het onthouding van die goedkeuring zonder redelijke grond wel degelijk misbruik van recht opleveren. Dat het recht om de goedkeuring wel of niet te verlenen een wilsrecht is, maakt dit niet anders.
5.9.
Artikel 3:13 lid 2 BW bepaalt voor zover hier van belang dat een bevoegdheid onder meer kan worden misbruikt in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van de bevoegdheid en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat dit hier aan de orde is. Het volgende is daarvoor redengevend.
5.10.
Uit de door partijen ingenomen standpunten en het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat het belang dat [eiser 1] heeft bij goedkeuring voor de overdracht van de Participaties aan [bedrijf] c.s. bestaat in het zodanig kunnen nakomen van de Vaststellingsovereenkomst met [bedrijf] c.s. dat dit niet leidt tot verdere executie-maatregelen naar aanleiding van het door [bedrijf] c.s. jegens [eiser 1] verkregen vonnis. Een tweede belang van [eiser 1] dat daarmee samenhangt, ligt in het vermijden van een aanzienlijke naheffingsclaim van de Belastingdienst en in het verlengde daarvan het afwenden van een (mogelijk) persoonlijk faillissement. Daar staat tegenover het belang van [gedaagden] c.s., bestaande in het risico van gewijzigde stemverhoudingen binnen de vennootschappen van de desbetreffende schepen, het gevaar van precedentwerking van de onderhavige uitspraak voor toekomstige – door [gedaagden] c.s. ongewenste – overdrachten van participaties in andere schepen en de situatie dat een toewijzend vonnis niet goed zal worden gelezen of begrepen, met als gevolg dat [gedaagden] c.s. steeds voor de rechter zal staan.
5.11.
Met betrekking tot het risico van wijziging van de stemverhoudingen overweegt de voorzieningenrechter dat dit op zich een begrijpelijk belang van [gedaagden] c.s. is, maar dat dit belang in het onderhavige geval niet wezenlijk geschaad wordt. Het percentage waarin [eiser 1] thans participeert in de verschillende schepen (als hierboven weergegeven in 3.5) is daarvoor te klein. Daar komt bij dat [eiser 1] ter zitting onweersproken heeft gesteld dat het aandeel van [bedrijf] c.s. na overdracht van de Participaties ten aanzien van de Happy-D Schepen 0,8% per participant (dus 2,4% gezamenlijk) zou bedragen, en ten aanzien van de Happy-S Schepen 0,5% gezamenlijk, terwijl het aandeel van de overige participanten hetzelfde blijft. Zo bezien brengt de overdracht van de Participaties aan [bedrijf] c.s. dan ook geen materiële wijziging met zich voor de overige participanten, terwijl dus ook de zeggenschapsverhoudingen binnen de desbetreffende vennootschappen (nagenoeg) onveranderd blijven.
5.12.
Ten aanzien van de door [gedaagden] c.s. gevreesde precedentwerking is van belang dat in voorkomende gevallen steeds alle omstandigheden van het geval betrokken dienen te worden bij de vraag of in dát specifieke geval goedkeuring voor overdracht van participaties gegeven of juist onthouden zal worden. Een eventuele wijziging van de stemverhouding kán daarbij een rol spelen, maar gelet op het voorgaande is dat in dit geval niet aan de orde.
5.13.
Ook het feit dat partijen ‘steeds weer naar de rechter zullen moeten’ omdat zij deze (of een andere) rechterlijke uitspraak niet begrijpen, zoals [gedaagden] c.s. ter zitting nog heeft betoogd, is geen rechtens te respecteren belang. Dit is bovendien inherent aan het feit dat het op grond van de vof-overeenkomst mogelijk is om goedkeuring te vragen voor de overdracht van participaties. Voor overdacht van participaties (zowel aan een reeds deelnemende participant als door middel van toetreding door een derde) is steeds de goedkeuring van álle vennoten vereist. Als die goedkeuring niet wordt verkregen, kan de gang naar de rechter worden gemaakt. De rechter zal telkens per situatie de vordering beoordelen aan de hand van alle specifieke omstandigheden van het geval.
5.14.
Uit het voorgaande volgt dat het belang van [gedaagden] c.s. bij het weigeren van de goedkeuring voor de overdracht van de Participaties naar het oordeel van de voorzieningenrechter aanzienlijk kleiner is dan het belang van [eiser 1] bij goedkeuring. Dit maakt dat [gedaagden] c.s. naar redelijkheid niet tot weigering van de goedkeuring had kunnen komen.
5.15.
Voor de overdracht van de Participaties (uit hoofde van de Vaststellingsovereenkomst) heeft [eiser 1] – naast de goedkeuring van [gedaagden] c.s. – ook goedkeuring van de Belastingdienst nodig. Voor de overdracht van de Participaties in de Happy-D Schepen aan [bedrijf] c.s. heeft [eiser 1] inmiddels die goedkering verkregen. Dit betekent dat dat de vorderingen van [eiser 1] ten aanzien van de Happy-D Schepen (zie 4.1 onder I en III) zullen worden toegewezen. Wel zal de termijn waarbinnen [gedaagden] c.s. zal dienen te voldoen aan de veroordeling tot het verlenen van goedkeuring iets ruimer worden gesteld, teneinde de onderscheidenlijke participanten in staat te stellen aan het vonnis te voldoen.
5.16.
Het voorgaande geldt echter niet voor de Participaties van [eiser 1] in de Happy-S Schepen. Voor deze Participaties is nog geen goedkeuring van de Belastingdienst verkregen. Zonder die goedkeuring kan [eiser 1] zijn participaties in de Happy-S Schepen niet aan een derde overdragen zonder zich daarbij geconfronteerd te zien met een fiscale naheffing van ca. € 400.000,-. Eerst bij de overstap naar een ander fiscaal régime (hetgeen naar de eigen stelling van [eiser 1] pas in 2029 mogelijk is) is overdracht zonder naheffing mogelijk. Daarmee heeft [eiser 1] naar het oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment dus ook geen – laat staan spoedeisend – belang bij zijn vorderingen, voor zover die betrekking hebben op de Happy-S Schepen. Daar komt bij dat hij onvoldoende heeft onderbouwd dat de goedkeuring van de Belastingdienst er op korte termijn alsnog zal komen. De enkele stelling ter zitting dat de Belastingdienst ‘binnenkort anders zou kunnen beslissen’ is daarvoor onvoldoende. Bovendien volgt uit het voorgaande dat bij een beoordeling als deze alle omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen. Daarmee verhoudt zich niet de toewijzing nú voor het geval de Belastingdienst op een later moment alsnog haar goedkeuring zal verlenen, zoals [eiser 1] op zitting heeft verzocht. Voor zover de vorderingen van [eiser 1] betrekking hebben op (het verkrijgen van goedkeuring van [gedaagden] c.s. voor overdracht van de Participaties in) de Happy-S Schepen, zullen deze dan ook bij gebrek aan belang worden afgewezen.
5.17.
[gedaagden] c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser 1] worden begroot op:
- betekening oproeping € 129,14
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.884,14
5.18.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. [1] Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten (voor zover nakosten worden gemaakt). De voorzieningenrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskosten-veroordeling vermelden.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt ieder van gedaagden tot het verlenen van zijn/haar onvoorwaardelijke goedkeuring voor de Overdracht van [eiser 1] belangen (participaties) in de VOFs aan [bedrijf] c.s. ten aanzien van de Happy D-Schepen, zijnde:
i. V.O.F. Happy Delta (1,008%);
ii. V.O.F. Happy Diamond (1,008%);
iii. V.O.F. Happy Dover (1,008%);
iv. V.O.F. Happy Dragon (1,008%),
en al hetgeen te doen dat hiertoe nodig is, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis,
6.2.
bepaalt dat indien enige gedaagde(n) niet binnen de hierboven gestelde termijn zijn/haar onvoorwaardelijke medewerking heeft verleend aan de in 6.1 omschreven veroordeling, dit vonnis in de plaatst treedt van de door de desbetreffende gedaagde(n) in verband met de overdracht van die participaties te verrichten noodzakelijke (rechts)handelingen,
6.3.
veroordeelt [gedaagden] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] tot op heden begroot op € 1.884,14, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.M.P. Langeveld op 20 september 2023. [2]

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.
2.Conc.: 936