ECLI:NL:RBNHO:2023:9257

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
10521483 \ WM VERZ 23-378
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie en boete opgelegd voor handelen in strijd met gesloten verklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie en een opgelegde boete. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen en had hiertegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 14 juli 2023 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig en handhaafde de beslissing.

De kantonrechter oordeelde dat de hoorplicht was geschonden, omdat betrokkene en zijn gemachtigde niet fysiek of telefonisch waren gehoord. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep gegrond was en de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. De kantonrechter overwoog echter dat de schending van de hoorplicht niet leidde tot een verlaging van de boete, omdat betrokkene professioneel was vertegenwoordigd en de gemachtigde schriftelijk had kunnen reageren.

Vervolgens beoordeelde de kantonrechter of de boete terecht was opgelegd. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, omdat de gedraging was vastgesteld door schouwrapporten die bevestigden dat het C-bord aanwezig was en dat het voertuig van betrokkene het bord had gepasseerd. De kantonrechter verwierp ook de argumenten van de gemachtigde met betrekking tot de waarschuwingsbrieven en de bewijskracht van de verklaring van de verbalisant. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond, maar het beroep tegen de boete ongegrond, en wees het verzoek om proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10521483 \ WM VERZ 23-378
CJIB-nummer : 251532773
Uitspraakdatum : 26 juli 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : M.J.M. Bergers, Boete.nu te Maastricht.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 juli 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene heeft onder andere aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden. De officier van justitie heeft erkend dat betrokkene had moeten worden gehoord en dat dit niet is gebeurd, maar stelt dat de gemachtigde voldoende is gecompenseerd door middel van de extra schriftelijke ronde.
De kantonrechter overweegt dat de gemachtigde van betrokkene op zichzelf gelijk heeft dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ of telefonisch gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof.
Omdat de beslissing van de officier van justitie vanwege het voorgaande al wordt vernietigd, behoeven de overige gronden gericht tegen die beslissing niet meer te worden besproken en beoordeeld.
Nu de beslissing van de officier van justitie wordt vernietigd, moet de kantonrechter beoordelen of de boete terecht is opgelegd.
De kantonrechter stelt vast dat aan de voorwaarden van de beleidsregels wordt voldaan. Op de foto’s die zich bij de stukken bevinden is weliswaar geen C-bord zichtbaar en evenmin dat het voertuig dat bord is gepasseerd, maar bij de stukken in het dossier bevinden zich wel schouwrapporten. Uit die schouwrapporten blijkt dat door de verbalisant maandelijks een schouw is gedaan, vóór en na de datum van de gedraging(en), en dat is vastgesteld dat het C-bord aanwezig was, zowel vóór het begin van de geslotenverklaring als bij de ingang van de geslotenverklaring. Daaruit volgt ook dat het voertuig van betrokkene het C-bord is gepasseerd. Aan de hand van die schouwrapporten heeft de officier van justitie voldoende onderbouwd dat ten tijde van de gedraging op 23 juli 2023 het C-bord was geplaatst en is gepasseerd.
De gemachtigde stelt dat voor Muldergedragingen geen gebruik mag worden gemaakt van ANPR-camera’s zodat de beschikking moet worden vernietigd.
De kantonrechter overweegt dat dit verweer geen doel treft en verwijst daartoe naar de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] . Overigens is de betrokkene op de foto van de gedraging niet herkenbaar in beeld.
De gemachtigde voert verder aan dat uit de gegevens in het dossier niet blijkt of en voor hoe lang de gemeente waarschuwingsbrieven heeft verzonden aan bestuurders die voor het eerst de geslotenverklaring negeren op de Heul in Alkmaar.
De kantonrechter overweegt dat het verweer met betrekking tot de waarschuwingsbrief niet op gaat, omdat alleen in de eerste periode van de digitale handhaving door de gemeente een waarschuwingsbrief hoeft te worden verstuurd. Overtredingen van deze geslotenverklaring worden sinds 2018 via een camera geregistreerd. Deze waarschuwingsperiode was op 23 juli 2022 - de datum van de gedraging in de onderhavige zaak - derhalve ruimschoots verstreken.
Gemachtigde van betrokkene voert daarnaast aan dat de verklaring van de verbalisant in het schouwrapport geen ambtsedige verklaring is, zodat hieraan geen bijzondere bewijskracht kan toekomen. De kantonrechter overweegt dat volgens vaste rechtspraak de vaststelling dat een gedraging is verricht ook op een niet-ambtsedige verklaring van een verbalisant kan worden gebaseerd. Dit verweer van gemachtigde treft dan ook geen doel.
De boete is dus terecht opgelegd. Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt daarom ongegrond verklaard.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juli 2019, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2019:6129.