ECLI:NL:RBNHO:2023:9088

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
C/15/341816 HA RK 23-102
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 3 augustus 2023 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster in een bestuursrechtelijke procedure tegen de rechter mr. R.H.M. Bruin. De verzoekster had op 19 juli 2023, na een zitting op 18 juli, een wrakingsverzoek ingediend, omdat zij meende dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer oordeelde dat een voorlopig oordeel van de rechter over de zaak geen grond voor wraking kan zijn. De rechter had tijdens de zitting zijn voorlopige visie gegeven, maar dit werd niet als partijdig beschouwd. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter tijdens een mondelinge behandeling vrij moet zijn om zijn bevindingen te delen, zonder dat dit automatisch leidt tot een vermoeden van vooringenomenheid. De verzoekster had ook aangevoerd dat de rechter haar aanvullende stukken had geweigerd en haar standpunten onjuist had weergegeven. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om de stukken niet toe te laten een procesbeslissing was en dat er geen bewijs was dat de rechter opzettelijk een verkeerde interpretatie had gegeven. De wrakingskamer concludeerde dat de gronden voor wraking niet voldoende waren en wees het verzoek af.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer: C/15/341816 HA RK 23-102
Beslissing van 3 augustus 2023
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster 1] ,
gevestigd in Amsterdam,
verzoekster,
Het verzoek is gericht tegen:
mr. R.H.M. Bruin,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoekster heeft op 19 juli 2023, een dag na de zitting van 18 juli 2023, schriftelijk een verzoek tot wraking gedaan in de zaak die bij deze rechtbank bij het team Bestuur Algemeen/Vreemdelingenkamer is geregistreerd onder zaaknummer HAA 22/3816 (de hoofdzaak). De wederpartij in de hoofdzaak is het dagelijks bestuur van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. De derde-belanghebbenden in de hoofdzaak zijn [naam wederpartij 1] en [naam wederpartij 2]
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft op 25 juli 2023 schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Verzoekster heeft bij brief van 28 juli 2023 het wrakingsverzoek aangevuld.
1.4
Het verzoek is vervolgens behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 1 augustus 2023. Verzoekster en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. De wederpartij en derde-belanghebbenden zijn op de hoogte gesteld van de wrakingsprocedure. Namens verzoekster zijn [naam 1] en [naam 2] ter zitting verschenen en de rechter is ook verschenen. Namens de wederpartij zijn [naam 3] en [naam 4] als toehoorders verschenen.
1.5
Aan het einde van de zitting is de uitspraak bepaald op heden.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
De hoofdzaak gaat over een vergunning die door de wederpartij is verleend aan de derde-belanghebbenden voor bemalingswerkzaamheden ten behoeve van het verleggen van een gasleiding en een brug in verband met de realisatie van het project Bloemendalerpolder. Dit project behelst de bouw van een woonwijk met ontsluitingsweg in de Bloemendalerpolder in Weesp. Volgens verzoekster hebben deze werkzaamheden een negatieve invloed op de omgeving en omliggende natuurgebieden.Verzoekster is van opvatting dat het lozen van water als activiteit onlosmakelijk is verbonden met de bemalingswerkzaamheden en daarom bij de beoordeling betrokken moet worden. Op 5 juli 2023 heeft verzoekster de rechtbank om een ordemaatregel verzocht. De ordemaatregel is door de rechter afgewezen op 7 juli 2023. De bemalingswerkzaamheden zijn gestart op 10 juli 2023 en zullen naar verwachting zeven weken duren.
2.2
Verzoekster heeft ter toelichting op het wrakingsverzoek aangevoerd dat de rechter ten onrechte door haar op 17 juli 2023 ingediende aanvullende stukken heeft geweigerd bij de beoordeling te betrekken. Volgens verzoekster zijn de stukken van belang voor de beoordeling en hebben de andere partijen voldoende gelegenheid gehad om daar kennis van te nemen aangezien het geen ingewikkelde stukken zijn. Verder heeft verzoekster aangevoerd dat de rechter ter zitting haar standpunten heeft verdraaid en onjuist heeft geïnterpreteerd. Verzoekster vindt steun voor deze wrakingsgrond in het proces-verbaal van de zitting en voert aan dat diverse door haar aangedragen standpunten ten onrechte niet of niet juist in het proces-verbaal zijn opgenomen. Ten slotte voert verzoekster aan dat de rechter vooringenomen is omdat hij ter zitting kenbaar heeft gemaakt hoe hij inhoudelijk over de zaak denkt, dit voordat hij uitspraak heeft gedaan, en zonder dat hij zich voor beraad had teruggetrokken in de raadkamer.

3.Het standpunt van de rechter

3.1
De rechter stelt zich op het standpunt dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen. De rechter heeft aan het einde van de zitting op 18 juli 2023 gezegd dat hij de aanvullende stukken van verzoekster niet in behandeling neemt omdat deze te laat zijn ingediend en omdat onvoldoende belang bestaat om de stukken bij de beoordeling te betrekken. Verder stelt de rechter dat hij ter zitting vragen heeft gesteld om de standpunten van partijen te begrijpen. Daarbij kan hij aan een partij voorhouden hoe hij zijn/haar betoog heeft begrepen om die partij de gelegenheid te geven daarop te reageren. De rechter betwist dat hij zich daarmee vooringenomen of partijdig heeft opgesteld. Wat betreft het proces-verbaal stelt de rechter dat dit een zakelijk verslag is van de zitting en geen letterlijke weergave van wat er besproken is. Ten slotte heeft de rechter aangevoerd dat hij aan het einde van de zitting het onderzoek heeft gesloten en heeft medegedeeld dat niet onmiddellijk mondeling uitspraak wordt gedaan, maar dat hij wel in het kader van verwachtingsmanagement heeft willen zeggen waar zijn gedachten rondom zijn uitspraak op dat moment naar uitgingen. Daarmee zou duidelijk zijn waarom hij geen aanleiding zag om direct mondeling een voorlopige voorziening te treffen, maar zou hij ook de ruimte hebben om de zaak nog beter te overdenken. Dat hij de zaak eerst nog zorgvuldig wilde overdenken maakt hem niet vooringenomen, aldus de rechter

4.De beoordeling

4.1
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een rechter gewraakt worden op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2
De wrakingskamer stelt vast dat de redenen voor wraking zijn dat de rechter de op 17 juli 2023 door verzoekster ingediende aanvullende stukken heeft geweigerd, het standpunt van verzoekster onjuist heeft geïnterpreteerd en weergegeven en/of heeft verdraaid en dat de rechter tijdens de zitting heeft aangegeven hoe hij inhoudelijk tegen de zaak aankijkt voordat hij uitspraak heeft gedaan. De wrakingskamer zal deze gronden in het navolgende beoordelen.
Weigeren van aanvullende stukken
4.3
Verzoekster heeft zich ter zitting op standpunt gesteld dat de rechter welbewust een foute interpretatie aan de aanvullende stukken heeft gegeven. De stukken bevatten analyses van monsters die zijn genomen uit het geloosde water. Volgens verzoekster wil de rechter die analyses niet meenemen zodat hij zijn beoordeling kan beperken tot de bemalingswerkzaamheden.
Naar het oordeel van de wrakingskamer moet de beslissing van de rechter om de aanvullende stukken van verzoekster niet toe te laten in de procedure worden beschouwd als een procesbeslissing. De wrakingskamer verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413, waaruit volgt dat een als negatief ervaren procesbeslissing geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking is, tenzij die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter. In het onderhavige geval bestaat geen grond voor dat laatste. De rechter heeft die beslissing pas genomen aan het einde van de zitting en nadat hij alle standpunten van partijen had gehoord. Bovendien heeft de derde-partij bezwaar gemaakt tegen het toelaten van de stukken, omdat de stukken te laat waren ingediend en nadere bestudering vergden. Het betrekken van deze stukken in de beoordeling zou hebben betekend dat de zaak had moeten worden aangehouden. Het past niet bij het karakter van een voorlopige voorziening om de zaak aan te houden om de andere partijen de gelegenheid te geven daarop (schriftelijk) te reageren. Daarbij is ook van belang dat reeds met de bemalingswerkzaamheden is gestart en bij de behandeling van de hoofdzaak enige spoed geboden is. Dat het late tijdstip van aanleveren van de stukken niet kwam door verzoekster zelf, maakt dit oordeel van de wrakingskamer niet anders.
Interpretatie en weergave van standpunten
4.4
Verzoekster heeft aangevoerd dat de rechter haar standpunten ter zitting onjuist heeft samengevat en niet (volledig) heeft weergegeven in het proces-verbaal. Volgens verzoekster heeft de rechter tijdens de zitting welbewust gezocht naar een hem welgevallige interpretatie van de tekst van de vergunning, dit om het verzoek maar te kunnen afwijzen. De wrakingskamer stelt vast dat verzoekster op geen enkele wijze heeft onderbouwd waarom de rechter dat zou hebben gedaan. . De wrakingskamer overweegt dat deze grond raakt aan het inhoudelijke discussiepunt tussen verzoekster en de wederpartij wat betreft de vraag of het lozen van water al dan niet onder de vergunning valt. Voorzover verzoekster stelt dat haar standpunten niet in het proces-verbaal van de zitting zijn opgenomen omdat de rechter die standpunten niet relevant acht voor zijn beoordeling, heeft de rechter desgevraagd aan de wrakingskamer aangegeven dat dit niet zo is. Het is de wrakingskamer daarbij niet gebleken dat de rechter welbewust en vooringenomen tegen verzoekster, heeft gezocht naar een hem welgevallige interpretatie van de tekst van de vergunning om het verzoek maar te kunnen afwijzen. Dat de rechter gaandeweg de behandeling van de zaak mogelijk tot een ander juridisch oordeel komt hangt samen met de aard van de werkzaamheden van de rechter. Hieruit kan niet de schijn van vooringenomenheid worden afgeleid. Het proces-verbaal is een zakelijk verslag van hetgeen ter zitting is besproken. Het staat de rechter vrij zijn (voorlopige) indrukken over feiten en omstandigheden aan partijen voor te leggen, indien hij de partijen in de gelegenheid stelt daarop hun visie te geven. Uit het proces-verbaal kan niet worden afgeleid dat daar fouten in staan of dat de rechter verzoekster niet de gelegenheid heeft gegeven haar standpunt te onderbouwen.
Kenbaar maken van voorlopig oordeel
4.5
Verzoekster heeft ten slotte aangevoerd dat de rechter vooringenomen is omdat hij ter zitting zijn visie op de zaak heeft gegeven voordat hij uitspraak heeft gedaan. De rechter heeft niet betwist dat hij aan het einde van de zitting zijn voorlopige visie heeft gegeven over de mogelijke richting vaan zijn uitspraak. Hij geeft aan dat hij dit in het kader van verwachtingsmanagement heeft gedaan. Of de rechter het onderzoek ter zitting formeel heeft gesloten, hetgeen wel blijkt uit het proces-verbaal, is voor de beoordeling van deze wrakingsgrond niet doorslaggevend. Het staat vast dat de rechter zijn voorlopige visie pas gaf aan het slot van de zitting, nadat partijen al hun standpunten naar voren hadden kunnen brengen.
Een voorlopig oordeel over het geschil kan in beginsel geen grond voor wraking vormen. Voorop wordt gesteld dat het een rechter, zeker tijdens een mondelinge behandeling, vrij moet staan om partijen voor te houden wat hij tot dan toe uit de processtukken en hetgeen hierover ter zitting is toegelicht, heeft afgeleid. Ook als een rechter een bepaald standpunt niet goed weergeeft of niet benoemt, betekent dat niet dat hij vooringenomen is of niet onpartijdig.
Ook de inhoud van een voorlopig oordeel, dat voor verzoekers kennelijk ongunstig uitviel, kan naar zijn aard geen grond voor wraking opleveren. Het middel van wraking kan niet worden benut om de juistheid van een (voorlopig) oordeel inhoudelijk aan de orde te stellen.
Conclusie
4.6
Hetgeen verzoekster aan haar wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, kan gelet op het voorgaande geen grond voor wraking vormen. De wrakingskamer wijst het verzoek daarom af.

5.Beslissing

De rechtbank
5.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
5.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter,de wederpartij en de derde-belanghebbenden in de hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
5.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter, mr. F. Kleefmann en mr. C.M. van Wechem, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Hesselink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2023.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.