In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in een voorlopige voorzieningenprocedure tussen een vrouw en een man, die in het kader van hun echtscheiding een zorgregeling en kinderbijdrage hebben verzocht. De vrouw verzoekt om de toevertrouwing van de minderjarige kinderen aan haar en om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De man heeft geen verweer gevoerd tegen de toevertrouwing van de kinderen aan de vrouw en de rechtbank heeft dit verzoek toegewezen. De vrouw heeft ook verzocht om een zorgregeling, waarbij de man op zondag van 10.00 tot 13.00 uur zorg heeft voor de kinderen. De man heeft hiertegen verweer gevoerd en een eigen zorgregeling voorgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat zij voldoende contact hebben met de man en heeft de zorgregeling aangepast, zodat de man ook op andere dagen contact heeft met de kinderen.
Daarnaast heeft de vrouw verzocht om een kinderbijdrage van € 451 per kind per maand, terwijl de man verzoekt om een bijdrage van € 265 per kind per maand. De rechtbank heeft de draagkracht van beide partijen beoordeeld en vastgesteld dat de man een kinderbijdrage van € 310 per kind per maand aan de vrouw moet betalen. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vrouw om de man de hypotheeklasten van de echtelijke woning te laten betalen afgewezen, omdat dit niet onder de voorzieningen valt die op grond van artikel 822 Rv kunnen worden getroffen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.