ECLI:NL:RBNHO:2023:8899

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
C/15/337711 / FA RK 23-1171
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen inzake kinderbijdrage en zorgregeling na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in een voorlopige voorzieningenprocedure tussen een vrouw en een man, die in het kader van hun echtscheiding een zorgregeling en kinderbijdrage hebben verzocht. De vrouw verzoekt om de toevertrouwing van de minderjarige kinderen aan haar en om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De man heeft geen verweer gevoerd tegen de toevertrouwing van de kinderen aan de vrouw en de rechtbank heeft dit verzoek toegewezen. De vrouw heeft ook verzocht om een zorgregeling, waarbij de man op zondag van 10.00 tot 13.00 uur zorg heeft voor de kinderen. De man heeft hiertegen verweer gevoerd en een eigen zorgregeling voorgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat zij voldoende contact hebben met de man en heeft de zorgregeling aangepast, zodat de man ook op andere dagen contact heeft met de kinderen.

Daarnaast heeft de vrouw verzocht om een kinderbijdrage van € 451 per kind per maand, terwijl de man verzoekt om een bijdrage van € 265 per kind per maand. De rechtbank heeft de draagkracht van beide partijen beoordeeld en vastgesteld dat de man een kinderbijdrage van € 310 per kind per maand aan de vrouw moet betalen. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vrouw om de man de hypotheeklasten van de echtelijke woning te laten betalen afgewezen, omdat dit niet onder de voorzieningen valt die op grond van artikel 822 Rv kunnen worden getroffen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
voorlopige voorzieningen/tegenspraak
zaak-/rekestnr.: C/15/337711 / FA RK 23-1171
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 2 mei 2023
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.C. Tijsterman, kantoorhoudende te Hoofddorp,
tegen
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. H. Schouten, kantoorhoudende te Haarlem.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 9 maart 2023;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoeken, met bijlagen, van de man, ingekomen op 12 april 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 18 april 2023 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaten.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in [plaats] met elkaar gehuwd.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , en
- [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .

3.Beoordeling

Toevertrouwing minderjarigen
3.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de kinderen aan haar worden toevertrouwd.
3.2.
De man voert hier geen verweer tegen.
3.3.
Het verzoek van de vrouw zal, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
Echtelijke woning
3.4.
De vrouw verzoekt om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.
3.5.
De man voert hier geen verweer tegen.
3.6.
Het verzoek van de vrouw zal, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
Zorgregeling
3.7.
De vrouw verzoekt een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen die inhoudt dat de man op zondag van 10.00 tot 13.00 uur de zorg heeft voor de kinderen in de echtelijke woning. Zij stelt hiertoe het volgende. Gedurende het huwelijk heeft de vrouw de meeste zorg voor de kinderen op gehad. De man was veelal afwezig en heeft nog nooit alleen de zorg voor de drie kinderen gehad. De vrouw heeft er daarom geen vertrouwen in dat de drie kinderen samen veilig zijn bij de man, vooral nu [de minderjarige 3] nog maar een baby is. De man verblijft op dit moment bij zijn oom en tante. De situatie is daar niet veilig voor de kinderen, omdat de oom banden heeft met het criminele circuit, er watersloten rondom de woning van de oom en tante zijn en omdat er honden in huis zijn waar de kinderen bang voor zijn. De verzochte zorgregeling is zoals partijen deze op dit moment in de praktijk uitvoeren. De vrouw wil dat deze regeling wordt voortgezet.
3.8.
De man voert hier verweer tegen en verzoekt zelfstandig te bepalen dat tussen hem en de kinderen een zorgregeling zal gelden, inhoudende dat:
- [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij hem zijn op:
o maandag van 16.30 tot 18.00 uur, waarbij de man [de minderjarige 1] naar zwemles in [plaats] brengt, daar met [de minderjarige 2] blijft, en zij na afloop eten bij de man;
o vrijdag van 16.00 tot 18.00 uur (inclusief eten);
o zaterdag van 8.00 tot 17.00 uur, eerst zonder overnachting, en na vier weken van vrijdag 16.00 uur tot zaterdag 17.00 uur.
- [de minderjarige 3] bij hem is op:
o maandag om 18.00 uur gedurende circa een half uur;
o donderdag van 16.00 tot 17.00 uur, waarbij de man vanuit de echtelijke woning een rondje met [de minderjarige 3] gaat lopen of, bij slecht weer, naar een overdekte openbare plek in de buurt gaat;
o vrijdag om 18.00 uur gedurende circa een half uur (tot het moment waarop [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de man zullen overnachten);
o zaterdag om 17.00 uur gedurende circa een half uur.
Hij stelt hiertoe dat hij zo veel mogelijk betrokken wil zijn bij de dagelijkse bezigheden van de kinderen. Het voorstel van de vrouw is te beperkt. Het is niet verstandig dat alle drie de kinderen op hetzelfde moment bij de man zijn, met name gelet op de leeftijd van [de minderjarige 3] . De man kan dan ook beter zijn aandacht over de kinderen verdelen. Het contact dient niet langer in de echtelijke woning plaats te vinden, omdat daarin een incident heeft plaatsgevonden tussen hem en de ouders van de vrouw en de man zich daarom niet langer prettig voelt in de woning, vooral als de ouders van de vrouw aanwezig zijn. De man heeft op dit moment één kamer bij zijn oom en tante en zal daar vanaf 1 mei 2023 twee kamers hebben. De man kan daar eten met de kinderen en het is veilig voor de kinderen om daar te overnachten. Er is daar ook een tuin waar de man met de kinderen kan spelen. De man heeft met zijn oom afgesproken dat de honden er niet zullen zijn als de kinderen bij hem zijn. De man zal op zoek gaan naar een andere woonruimte voor zichzelf.
3.9.
Op de zitting zijn partijen overeengekomen dat de man in ieder geval op maandag contact zal hebben met de kinderen. Concreet hebben partijen afgesproken dat de man op maandag van 16.00 tot 18.00 uur met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] naar het turnen van [de minderjarige 1] gaat en dat zij dan zullen eten in een restaurant in [plaats] , en dat de man daarna van 18.00 tot 18.30 uur met [de minderjarige 3] zal wandelen.
3.10.
De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat zij voldoende contact hebben met de man, zodat zij hun onderlinge band kunnen behouden en verder kunnen opbouwen. De rechtbank acht het ook in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] dat zij bij de man zullen overnachten. De rechtbank zal het verzoek van de man met betrekking tot de vrijdag en zaterdag daarom toewijzen. Hoewel de man tot op heden minder de zorg voor de kinderen heeft gedragen dan de vrouw, zal hij dit toch meer moeten gaan doen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat de kinderen, zoals de vrouw verzoekt, slechts drie uur per week contact hebben met de man. Daarnaast heeft de man onweersproken gesteld dat hij (binnenkort) twee kamers bij zijn oom en tante heeft waar de kinderen kunnen slapen en eten, zodat vaststaat dat de man een geschikte woning heeft waarin de kinderen kunnen verblijven. Gelet op de betwisting van de man, is niet vast komen te staan dat de situatie bij de oom en tante niet veilig voor de kinderen is. Hier komt bij dat de kinderen pas na vier weken bij de man zullen overnachten, zodat de kinderen aan de situatie bij de oom en tante kunnen wennen.
3.11.
Gelet op de zeer jonge leeftijd van [de minderjarige 3] , acht de rechtbank het van belang dat [de minderjarige 3] frequente en korte contactmomenten met de man zal hebben. De rechtbank zal het verzoek van de man met betrekking tot [de minderjarige 3] daarom toewijzen. De man zal op de contactmomenten alleen zijn met [de minderjarige 3] , zodat hij zijn aandacht volledig op [de minderjarige 3] kan vestigen. Ook wordt, mede gelet op het voorgaande, geen aanleiding gezien om aan te nemen dat [de minderjarige 3] niet veilig zou zijn bij de man.
Kinderbijdrage
3.12.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man aan haar als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna: kinderbijdrage) een bedrag van € 451 per kind per maand dient te betalen.
3.13.
De man voert hier verweer tegen en verzoekt zelfstandig te bepalen dat hij een kinderbijdrage van € 265 per kind per maand aan de vrouw dient te voldoen.
Tremanormen
3.14.
De rechtbank neemt bij de berekening van de vast te stellen bijdrage de zogenoemde Tremanormen als uitgangspunt en rond in haar beoordeling bedragen telkens op hele euro’s af. De aangehechte berekening, gemaakt met behulp van het alimentatieberekeningsprogramma INA, geeft weer welke uitgangspunten daarbij door de rechtbank zijn gehanteerd. Met betrekking tot deze uitgangspunten overweegt de rechtbank specifiek nog het navolgende.
behoefte
3.15.
Niet in geschil is dat voor de berekening van het netto besteedbaar gezinsinkomen moet worden uitgegaan van het salaris dat de man had in 2022 en een winst uit onderneming van de vrouw van € 10.000 bruto per jaar. Uit de overgelegde jaaropgave 2022 blijkt dat de man in dat jaar een fiscaal loon had van € 73.221, zodat de rechtbank hiermee rekening zal houden. De rechtbank zal ook rekening houden met de bijtelling van de auto van de zaak van € 6.908, zoals de man betoogt. De rechtbank berekent de behoefte van de kinderen op € 419 per kind per maand.
draagkracht man
3.16.
Bij de berekening van de draagkracht van de man zal de rechtbank uitgaan van het hierboven genoemde salaris van de man. De vrouw stelt dat de man extra inkomen heeft, omdat hij voor een bloemenzaak werkt. De man betwist dit. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw, tegenover de betwisting van de man, onvoldoende heeft onderbouwd dat de man naast zijn baan extra inkomen heeft, zodat dit niet is komen vast te staan. De rechtbank berekent de draagkracht van de man op € 1.032 per maand.
draagkracht vrouw
3.17.
Vast staat dat de vrouw voorheen op vrijdagen en zaterdagen als kinderkapster werkte, dat zij zwangerschapsverlof had opgenomen in verband met de zwangerschap van [de minderjarige 3] , dat de vrouw sinds 10 maart 2023 weer op zaterdagen werkt, en dat de vrouw haar werkzaamheden op de vrijdagen heeft gestaakt om voor de kinderen te kunnen zorgen. Volgens de vrouw moet om deze redenen rekening worden gehouden met een winst uit onderneming van € 5.000 per jaar. De man stelt dat de vrouw weer in staat geacht moet worden om op vrijdag en zaterdag te werken, en dat uitgegaan moet worden van een winst uit onderneming van € 18.400 per jaar. De rechtbank overweegt dat de vrouw op dit moment, ook na het vaststellen van onderstaande zorgregeling, het grootste gedeelte van de zorg voor de kinderen op zich neemt. Gelet hierop, en nu in deze voorlopige voorzieningenprocedure (slechts) een ordemaatregel wordt getroffen waarbij diepgaand onderzoek naar de verdienmogelijkheden van partijen niet aan de orde is, zal de rechtbank geen rekening houden met een hoger inkomen van de vrouw dan dat zij feitelijk verdient. Nu niet in geschil is dat de vrouw een winst van € 10.000 bruto per jaar had op basis van een tweedaagse werkweek, en de vrouw nu één dag per week werkt, houdt de rechtbank rekening met een winst uit onderneming van € 5.000 bruto per jaar. De rechtbank berekent de draagkracht van de vrouw op € 50 per maand.
draagkrachtvergelijking
3.18.
De gezamenlijke draagkracht van partijen is € 1.082 per maand. Nu deze gezamenlijke draagkracht lager is dan de totale behoefte van de kinderen van € 1.257 per maand kan een draagkrachtvergelijking achterwege blijven. Partijen worden in dat geval immers geacht hun volledige draagkracht te benutten om zoveel mogelijk in de behoefte van de kinderen te voorzien.
zorgkorting
3.19.
Op het berekende aandeel dient de zorgkorting in mindering te worden gebracht. Nu de vast te stellen zorgregeling inhoudt dat de man gemiddeld meer dan één dag, maar minder dan twee dagen per week de zorg heeft voor de kinderen, geldt een percentage van 15%. Omdat de behoefte € 419 per kind per maand bedraagt, beloopt de zorgkorting een bedrag van € 63 per kind per maand. De man wordt geacht dit bedrag minimaal te besteden aan de kinderen bij de uitoefening van zijn zorgtaken. Op de regel dat de zorgkorting de bijdrage vermindert, wordt een uitzondering gemaakt in het geval de draagkracht van partijen gezamenlijk onvoldoende is om in de behoefte van de kinderen te voorzien. In dit geval is de gezamenlijke draagkracht € 1.082 per maand, zodat er een tekort is van € 175 per maand. Het tekort wordt aan beide ouders voor de helft toegerekend, oftewel afgerond € 88 per maand. De man moet daarom in de kosten van de kinderen bijdragen met een bedrag van € 931 per maand (€ 1.032 – (€ 189 – € 88)), zijnde een bedrag van € 310 per kind per maand.
conclusie
3.20.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de man een kinderbijdrage voor de kinderen van € 310 per kind per maand aan de vrouw moet betalen. Deze bijdrage wordt jaarlijks van rechtswege geïndexeerd.
Hypotheeklasten van de echtelijke woning
3.21.
De vrouw verzoekt te verstaan dat de man de hypotheeklasten van de echtelijke woning, althans het door partijen te betalen deel van die kosten ad € 1.336,15 per maand aan de bank voldoet. Zij stelt hiertoe het volgende. Voorheen werden de inkomens van partijen op een gezamenlijke rekening overgemaakt waarvan de vaste lasten van het gezin, alsook de boodschappen werden voldaan. De man maakt zijn salaris niet langer over op deze rekening. De vrouw heeft hierdoor geen geld om de vaste lasten en de boodschappen voor de kinderen en haarzelf te voldoen.
3.22.
De man voert hier verweer tegen.
3.23.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 822, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt welke voorzieningen voor de duur van de echtscheidingsprocedure kunnen worden getroffen. Deze opsomming is limitatief. Het verzoek van de vrouw betreffende de hypotheeklasten is niet een voorziening die op grond van artikel 822 Rv kan worden getroffen. Het verzoek van de vrouw zal daarom worden afgewezen.
3.24.
De man heeft op de zitting gezegd dat hij bereid is om de helft van de hypotheeklasten van partijen te voldoen. De rechtbank gaat ervan uit dat de man deze toezegging gestand zal doen.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de minderjarigen [de minderjarigen] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , en
- [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
worden toevertrouwd aan de vrouw;
4.2.
bepaalt dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
Op maandag heeft de man van 16.00 tot 18.00 uur contact met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Als [de minderjarige 1] op maandag turnen heeft, gaat de man met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] naar het turnen van [de minderjarige 1] . De man eet met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een restaurant in [plaats] .
Daarnaast heeft de man in de eerste vier weken na de datum van deze beschikking contact met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op vrijdag van 16.00 tot 18.00 uur (inclusief eten) en op zaterdag van 8.00 tot 17.00 uur. Na deze vier weken verblijven [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] van vrijdag 16.00 uur tot zaterdag 17.00 uur bij de man, met overnachting.
Op maandag wandelt de man met [de minderjarige 3] van 18.00 uur tot 18.30 uur. Daarnaast hebben de man en [de minderjarige 3] op de volgende momenten contact met elkaar:
  • op donderdag van 16.00 tot 17.00 uur, waarbij de man vanuit de echtelijke woning een rondje met [de minderjarige 3] gaat lopen of, bij slecht weer, naar een overdekte openbare plek in de buurt gaat;
  • in de eerste vier weken na de datum van deze beschikking, op vrijdag om 18.00 uur gedurende circa een half uur;
  • vervolgens op zaterdag om 17.00 uur gedurende circa een half uur;
4.3.
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedelgoederen aan [adres] met bevel dat de man die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;
4.4.
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen op € 310 per kind per maand bij vooruitbetaling te voldoen;
4.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Leertouwer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op
2 mei 2023.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.