RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Politierechter
Parketnummer: 15/133299-23
Uitspraakdatum: 06 juni 2023
Proces-verbaalvan het verhandelde op de openbare terechtzitting van 06 juni 2023.
Aanwezig zijn:
mr. A. Buiskool, politierechter,
mr. S. Bahta, griffier,
mr. C.J. Booij, officier van justitie.
De
politierechterdoet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
In dit proces-verbaal zijn mededelingen van de procesdeelnemers steeds zakelijk en verkort weergegeven.
De
verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op vragen van de politierechter te zijn genaamd:
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum - en plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol, [adres 2] .
Als
raadsman van verdachteis ter terechtzitting aanwezig mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam.
De
politierechtervermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
De
officier van justitiedraagt de zaak voor.
De
politierechterdeelt mede de korte inhoud van alle stukken van het onderzoek, voor zover van belang met het oog op enige door de politierechter te nemen beslissing.
De
verdachte, ter terechtzitting ondervraagd, verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
A
Ik zag dat het hek was omgetrokken, toen ben ik die kant opgegaan. Er stonden mensen om mij heen. Ik heb iemand geschopt en geslagen. Ik trok aan iemands broek.
B
Ik heb niet op iemands gezicht geslagen. Ik trok aan iemands broek zodat ik zelf niet achterover zou vallen.
Ik was onder invloed, maar ik was niet dronken. Ik was boos omdat er werd gejuicht in ons vak, dat hoort niet. Wij werden geprovoceerd. Ik weet niet waarom ik die kant ben opgegaan. Ik was op het verkeerde moment op een verkeerde plek. Ik heb de beelden gezien. Ik schaam mij daar heel erg voor. Ik heb er spijt van. Ik kan mij voorstellen dat het incident beangstigend is geweest.
De
verdachte, ter terechtzitting ondervraagd, verklaart als volgt omtrent zijn persoonlijke omstandigheden:
Ik werk bij een installatiebedrijf. Mijn werkgever is op de hoogte van deze zaak, ik heb het eerlijk verteld. Nu ik vastzit heb ik vakantiedagen opgenomen. Als ik langer vast blijf zitten, word ik waarschijnlijk ontslagen.
Ik heb een huurwoning. Om het weekend zijn de kinderen bij mij. Door de detentie draagt mijn ex-vrouw nu alleen de zorg over onze kinderen.
Ik ben ook aangehouden geweest naar aanleiding van een andere wedstrijd in Amsterdam. Ik zat toen in de metro. Ik weet nog niet of ik daarvoor vervolgd word.
De
officier van justitievoert het woord en vordert dat de politierechter:
- het ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren;
- de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van
negen wekenwaarvan
drie wekenvoorwaardelijk met aftrek van het voorarrest met een proeftijd van drie jaren met daaraan verbonden een locatieverbod als bijzondere voorwaarde, te weten:
het zich niet ophouden in een straal van 500 meter rondom het Afas-stadion (Alkmaar), en deze voorwaarde dadelijk uitvoerbaar zal verklaren;
- de gevangenhouding beveelt.
De
raadsmanvoert het woord ter verdediging:
Ik verzoek u de zaak te behandelen als soortgelijke zaken. Het is ongewoon dat mijn cliënt nog steeds vastzit. De woorden die de officier van justitie gebruikt en het verwijt dat mijn cliënt wordt gemaakt over de tijd en moeite die deze zaak de politie heeft gekost, vind ik typerend voor de aandacht die er voor deze zaak is. Ik begrijp dat mijn cliënt wordt vervolgd, maar het is krankzinnig dat hem wordt verweten dat dit politiecapaciteit vergt.
Aangezien de zaak nu pas inhoudelijk wordt behandeld, weten wij niet wat de gevolgen van het feit voor de slachtoffers zijn en of er letsel is ontstaan bij de slachtoffers door cliënt. De officier van justitie heeft er daarom niet voor gekozen om cliënt te vervolgen voor art. 141 lid 2 Sr. Het is bijzonder dat de officier van justitie in zijn eis zowel de LOVS-oriëntatiepunten als de richtlijnen van het Openbaar Ministerie niet volgt; de oriëntatiepunten en de richtlijnen schrijven namelijk een taakstraf voor. Er lijkt van de richtlijnen te worden afgeweken omdat er media-aandacht voor de zaak is. In soortgelijke zaken wordt namelijk – als er geen media-aandacht voor is – een taakstraf opgelegd.
Ik verzoek u om cliënt partieel vrij te spreken nu cliënt geen significante bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging tegen het hek en de politie. Cliënt is niet betrokken geweest bij de vernieling van het hek en het geweld tegen de politie heeft plaatsgenomen toen cliënt al weg was.
Mijn cliënt heeft openheid van zaken gegeven. Hij weet dat de redenen voor zijn gedraging geen rechtvaardiging is. Hij heeft spijt en hij schaamt zich. Cliënt droeg geen gezicht bedekkende kleding. Cliënt heeft zijn leven goed op orde. Hij heeft geen lange Justitiële Documentatie. Hij heeft een goede baan en hij is vader van twee kinderen. Cliënt heeft al grote nadelen ondervonden door deze zaak. De officier van justitie heeft een locatieverbod geëist maar cliënt wordt al een stadionverbod en een boete opgelegd door de club. Daarnaast ondervindt cliënt schade door de aandacht die er voor deze zaak is. Gelet op deze omstandigheden, het strafbare feit, de persoonlijke omstandigheden van cliënt en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, verzoek ik u een (eventueel voorwaardelijke) taakstraf op te leggen.
Ten slotte verzoek ik u de vordering tot gevangenhouding af te wijzen en cliënt vandaag in vrijheid te stellen.
De
officier van justitierepliceert als volgt:
De verdediging bagatelliseert de handelingen van de verdachte. Ik kom tot mijn strafeis door de omstandigheden. Wellicht wordt er in soortgelijke zaken geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, maar dat doet niet af aan hetgeen in deze zaak wel aan de orde is.
De verdediging heeft mij gevraagd een soortgelijke zaak waarbij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd te vinden, ik verwijs naar de uitspraak van Rechtbank Gelderland 18 maart 2016 (ECLI:NL:RBGEL:2016:1705). De
raadsmandupliceert als volgt:
Uit de beelden blijkt niet dat cliënt iemand op het hoofd heeft geslagen. Ik kan ook niet vaststellen dat cliënt iemand hard heeft geslagen.
Indien u ervoor kiest een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, verzoek ik u de vordering tot gevangenhouding af te wijzen, zodat het Gerechtshof over de zaak kan oordelen; als cliënt de straf al heeft uitgezeten en een lagere straf opgelegd krijgt in hoger beroep, heeft hij daar niets meer aan. Subsidiair verzoek ik u de voorlopige hechtenis te schorsen.
De
verdachtewordt het recht gelaten het laatst te spreken en spreekt als volgt:
Ik heb er spijt van. Dit gaat niet meer gebeuren.
De
politierechtersluit het onderzoek ter terechtzitting en doet – na zich te hebben teruggetrokken voor beraad – direct mondeling uitspraak.
Van dit uitgesproken vonnis is aantekening gehouden op de wijze als hieronder vermeld.
Aantekening van het mondeling vonnis