ECLI:NL:RBNHO:2023:8827

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
10392567 \ WM VERZ 23-192
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging feitcode en boetebedrag in verkeersboetezaak met proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, uitspraak gedaan op 2 juni 2023 in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 23 mei 2023, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren. De officier van justitie verzocht om wijziging van de feitcode en het boetebedrag, wat door de kantonrechter werd overwogen.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor bepaalde categorie voertuigen. De betrokkene voerde aan dat de verbalisant een andere feitcode had moeten kiezen. De kantonrechter besloot de feitcode te wijzigen naar R550A en het boetebedrag te matigen naar € 100,00. Daarnaast werd het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen, omdat de betrokkene gedeeltelijk in het gelijk werd gesteld. De totale proceskosten werden vastgesteld op € 1.284,75, die door de officier van justitie aan de betrokkene moesten worden vergoed.

De uitspraak van de kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie voor wat betreft de omschrijving van de gedraging, de feitcode en het boetebedrag, en bepaalde dat de officier van justitie het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene moest terugbetalen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10392567 \ WM VERZ 23-192
CJIB-nummer : 249945741
Uitspraakdatum : 2 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. J. Houweling, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 mei 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt niet te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om de feitcode en het boetebedrag te wijzigen en het beroep voor het overige ongegrond te verklaren. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft het schouwrapport van de maand juni 2022 alsnog verstrekt middels een e-mail aan de griffier, welk rapport is gehecht aan deze uitspraak.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

De boete
2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met geslotenverklaring in beide richtingen weg(gedeelte) bestemd voor bepaalde categorie voertuigen.
Verweer met betrekking tot de feitcode
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd en stelt dat de verbalisant een andere feitcode had moeten kiezen.
2.3.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van officier van justitie verzocht om de feitcode te wijzigen in R550A -
handelen in strijd met geslotenverklaring in beide richtingen (bord C1) wegen algemeen. De kantonrechter overweegt dat niet gebleken is dat betrokkene door deze wijziging in enig belang wordt geschaad, zodat de feitcode zal worden gewijzigd zoals is voorgesteld. Daarbij hoort een boetebedrag van € 100,00.
Verweer met betrekking tot de bevoegdheid van de verbalisant
2.4.
Betrokkene stelt verder dat de ambtenaar (van de gemeente) gelet op de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: de Regeling) niet bevoegd was om de boete op te leggen, omdat niet is gebleken van instemming van het Openbaar Ministerie met digitaal handhaven door de gemeente.
2.5.
De kantonrechter overweegt dat op zichzelf uit de Regeling volgt dat digitaal handhaven slechts mogelijk is na instemming van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie.
2.6.
Maar ook als uit de stukken niet blijkt van die instemming, moet worden aangenomen dat de ambtenaar (van de gemeente) bevoegd was om de boete op te leggen. Uitgangspunt is immers dat in beginsel van de bevoegdheid van de ambtenaar mag worden uitgegaan. [1] Alleen als gemotiveerd wordt betwist dat sprake is van de hiervoor genoemde instemming, kan er aanleiding zijn om aan de bevoegdheid van de ambtenaar te twijfelen. Dat is hier niet het geval.
2.7.
Daarbij komt dat de Regeling wat betreft de toetsing van de instemming door het Openbaar Ministerie verwijst naar eerdergenoemd Beleidskader, en dat zowel de Regeling als het Beleidskader zich in dit verband primair richten tot de gemeenten. De kantonrechter ziet daarom geen grond om aan te nemen dat de volgens de Regeling vereiste instemming een beleidsregel is waarop betrokkene een beroep kan doen. Ook in de rechtspraak is die instemming niet aangemerkt als een beleidsregel omtrent de wijze waarop gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaren van hun bevoegdheid om een boete op te leggen gebruik dienen te maken. [2] Dit verweer treft dus geen doel.
2.8.
Gelet op de wijziging van de feitcode wordt het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard. Het bedrag van de aan betrokkene opgelegde boete wordt gematigd naar € 100,00.
Proceskosten
2.9.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gedeeltelijk gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.284,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 447,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de (schriftelijke) hoorzitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 837,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).
De uitspraak
De kantonrechter:
 verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
 vernietigt de beslissing van de officier van justitie, voor zover deze betrekking heeft op de omschrijving van de gedraging, de feitcode en het boetebedrag in de inleidende beschikking;
 wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat als omschrijving van de gedraging luidt ‘handelen in strijd met geslotenverklaring (bord C1) wegen algemeen’ en als feitcode ‘R550A';
 wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt vastgesteld op een bedrag van € 100,00 (met handhaving van de administratiekosten);
 bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene teveel aan zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
 verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
 veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.284,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
 bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 april 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummerECLI:NL:GHARL:2022:3347.
2.Zie noot 1.