In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, uitspraak gedaan op 2 juni 2023 in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 23 mei 2023, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren. De officier van justitie verzocht om wijziging van de feitcode en het boetebedrag, wat door de kantonrechter werd overwogen.
De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor bepaalde categorie voertuigen. De betrokkene voerde aan dat de verbalisant een andere feitcode had moeten kiezen. De kantonrechter besloot de feitcode te wijzigen naar R550A en het boetebedrag te matigen naar € 100,00. Daarnaast werd het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen, omdat de betrokkene gedeeltelijk in het gelijk werd gesteld. De totale proceskosten werden vastgesteld op € 1.284,75, die door de officier van justitie aan de betrokkene moesten worden vergoed.
De uitspraak van de kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie voor wat betreft de omschrijving van de gedraging, de feitcode en het boetebedrag, en bepaalde dat de officier van justitie het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene moest terugbetalen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier.