ECLI:NL:RBNHO:2023:8607

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
10246292 \ CV EXPL 22-5914
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vaststellingsovereenkomst bij dwaling in arbeidsrelatie

In deze zaak staat de vraag centraal of de vaststellingsovereenkomst, waarmee de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en werkgever werd beëindigd, vernietigd moet worden op basis van dwaling. De werknemer, [eiser], heeft zijn vordering ingesteld tegen Pro Control Process Automation B.V. en stelt dat hij heeft gedwaald bij de totstandkoming van de overeenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van onjuiste mededelingen of het verzwijgen van relevante informatie door de werkgever. De kantonrechter concludeert dat de overeenkomst niet onder invloed van dwaling tot stand is gekomen en dat bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst ook niet zou zijn gesloten. De vordering van [eiser] om de vaststellingsovereenkomst te vernietigen, het herstel van de arbeidsovereenkomst en de doorbetaling van loon wordt afgewezen.

Het procesverloop begon met een dagvaarding van [eiser] op 8 december 2022, waarna Pro Control schriftelijk heeft geantwoord. Tijdens de zitting op 26 juni 2023 heeft de kantonrechter de standpunten van beide partijen gehoord. De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiser] was sinds 22 oktober 2018 in dienst bij Pro Control als Sales Manager. Op 18 februari 2022 vroeg Pro Control toestemming aan het UWV om de arbeidsovereenkomst op te zeggen wegens bedrijfseconomische redenen, maar deze procedure werd niet doorgezet. Op 24 februari 2022 werd een vaststellingsovereenkomst ondertekend, waarin werd afgesproken dat de arbeidsovereenkomst per 1 april 2022 zou eindigen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij heeft gedwaald bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter concludeert dat er geen grond is voor vernietiging van de overeenkomst en wijst de vordering van [eiser] af. Tevens wordt [eiser] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Pro Control, die zijn vastgesteld op € 1.588,-. De wettelijke rente over de proceskosten en nakosten wordt toegewezen vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10246292 \ CV EXPL 22-5914 (rvk)
Uitspraakdatum: 30 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. E.J. van de Bovenkamp (DAS)
tegen
de besloten vennootschap
Pro Control Process Automation B.V.
gevestigd te Zaanstad en kantoorhoudende te Graft-De Rijp
gedaagde
verder te noemen: Pro Control
gemachtigde: mr. A.F.G. Welten
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om de vraag of de vaststellingsovereenkomst waarmee de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer werd beëindigd, vernietigd moet worden omdat de werknemer heeft gedwaald bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat er geen sprake is van onjuiste mededelingen of het verzwijgen van relevante informatie door de werkgever. Er is dus geen sprake van dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. De gevorderde verklaring voor recht dat de vaststellingsovereenkomst wordt vernietigd; het herstel van de arbeidsovereenkomst en de doorbetaling van loon worden afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 8 december 2022 een vordering tegen Pro Control ingesteld. Pro Control heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 26 juni 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 22 oktober 2018 in dienst getreden bij Pro Control op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Zijn laatste functie bij Pro Control was Sales Manager. Het laatstverdiende salaris bedroeg € 6.250,- bruto per maand.
2.2.
Pro Control heeft op 18 februari 2022 schriftelijk toestemming verzocht aan het UWV om de arbeidsovereenkomst met [eiser] op te zeggen wegens bedrijfseconomische redenen. Dit betrof een pro forma - ontslagaanvraag die niet van gronden is voorzien en de procedure tot het aanvragen van de ontslagvergunning is uiteindelijk niet doorgezet.
2.3.
In een gesprek op 21 februari 2022 heeft Pro Control aan [eiser] meegedeeld dat er sprake is van slechte bedrijfseconomische omstandigheden. Pro Control heeft een voorstel gedaan om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen.
2.4.
Op 24 februari 2022 hebben Pro Control en [eiser] overeenstemming bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en op 28 februari 2022 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst ondertekend.
2.5.
In de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat de arbeidsovereenkomst eindigt per 1 april 2022 en dat [eiser] recht heeft op een transitievergoeding van € 24.000,- bruto. In de aanhef van de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat de redenen om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen zijn dat sprake is van een verslechterende financiële situatie van Pro Control waardoor de functie van [eiser] komt te vervallen.
2.6.
[eiser] heeft tot 31 maart 2022 werkzaamheden voor Pro Control verricht.
2.7.
Op 20 april 2022 is de heer [medewerker] (hierna: [medewerker] ) bij Pro Control in dienst getreden.
2.8.
[eiser] heeft op 21 april 2022 zijn beklag gedaan over de indiensttreding van [medewerker] en verzocht om de vaststellingsovereenkomst te herzien. Pro Control is niet bereid geweest de vaststellingsovereenkomst te herzien.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de vaststellingsovereenkomst tussen [eiser] en Pro Control wordt vernietigd en dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt teruggebracht naar de staat waarin deze verkeerde voordat er overeenstemming was over de vaststellingsovereenkomst. Daarnaast vordert [eiser] dat Pro Control veroordeeld wordt om vanaf 1 april 2022 het loon van € 6.250 bruto per maand te betalen, te vermeerderen met compensatie pensioen van € 250,- per maand en het vakantiegeld vanaf 1 april 2022. [eiser] maakt ook aanspraak op de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over de gevorderde bedragen.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de vaststellingsovereenkomst vernietigbaar is omdat deze is tot stand gekomen door bedrog. Pro Control heeft namelijk opzettelijke onjuiste mededelingen gedaan en feiten verzwegen en zo [eiser] bewogen tot het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. Subsidiair stelt [eiser] zich op het standpunt dat de vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en [eiser] deze bij een juiste voorstelling van zaken niet was aangegaan. De dwaling is te wijten aan onjuiste inlichtingen en/of verzwijgen van relevante omstandigheden aan de kant van Pro Control, zodat de vaststellingsovereenkomst ook op deze grondslag vernietigbaar is. De rechtsverhouding moet worden teruggebracht naar de staat waarin deze verkeerde voordat de vaststellingsovereenkomst werd aangegaan. Als gevolg daarvan heeft [eiser] recht op doorbetaling van zijn loon vanaf 1 april 2022.

4.Het verweer

4.1.
Pro Control betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat er geen sprake is van bedrog of een verkeerde voorstelling van zaken – en dus geen dwaling – aan de kant van [eiser] en dat er dus geen grond is de vaststellingsovereenkomst te vernietigen. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen en [eiser] geen recht meer heeft op loon. De vordering moet worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag die beantwoord moet worden is of de vaststellingsovereenkomst vernietigbaar is. Op de zitting heeft [eiser] erkend dat het standpunt van Pro Control dat er geen sprake is van bedrog, juist is. Dat betekent dat beoordeeld moet worden of er sprake is van dwaling; de subsidiaire grondslag waar [eiser] zich op beroept.
5.2.
Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten is vernietigbaar indien – voor zover hier van belang – de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij die mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten of indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te begrijpen de dwalende had behoren in te lichten. Op [eiser] rust, als degene die zich op dwaling beroept, de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de onjuiste voorstelling van zaken, het causaal verband tussen (de inhoud van) de overeenkomst en die onjuiste voorstelling en het zich voordoen van een van de twee hiervoor genoemde dwalingsgevallen (onjuiste mededeling of verzwijging).
5.3.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat Pro Control hem had behoren in te lichten over het feit dat zij reeds ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst voornemens was [medewerker] aan te nemen voor het vervullen van zijn functie. Omdat [eiser] de vaststellingsovereenkomst heeft getekend in de veronderstelling dat zijn functie zou komen te vervallen terwijl dat feitelijk niet zo was, is er sprake van dwaling volgens [eiser] .
5.4.
Pro Control heeft hiertegen over gesteld dat de functie van [eiser] wel degelijk is komen te vervallen en dat er van het equivalent van twee voltijds salesmanagers terug is gegaan naar het equivalent van één voltijds salesmanager, en dat pas twee weken na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, op 7 maart 2022 voor het eerst een gesprek in persoon heeft plaatsgevonden tussen de directeur van Pro Control [medewerker] .
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen die tot de conclusie leiden dat sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken als gevolg van mededelingen of verzwijgen van Pro Control. De kantonrechter licht dat oordeel als volgt toe.
5.6.
Cruciaal is of op het moment van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, op 21 februari en het ondertekenen daarvan op 24 februari 2022 bij Pro Control de intentie bestond om [medewerker] in dienst te nemen. [eiser] heeft tegenover gelet op het gemotiveerde verweer van Pro Control onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit die intentie blijkt. Ook uit de als productie 6 bij conclusie van antwoord overgelegde Whatsapp-berichten blijkt niet dat er op 24 februari 2022 tussen Pro Control en [medewerker] gesprekken zijn gevoerd die maken dat er op Pro Control een plicht rustte om [eiser] in te lichten over de indiensttreding van [medewerker] . In die berichten is te lezen dat Pro Control op 25 februari 2022 aan [medewerker] schrijft: ‘Ben nu effe druk (…) ik bel je morgen’, waarna [medewerker] op 3 maart 2022 schrijft: ‘(…) het lijkt men een goed idee om sowieso even te meeten op korte termijn… ik heb wellicht een weg zodat Pro Control ILS weer als klant kan krijgen… geïnteresseerd?’ Een voornemen om [medewerker] een arbeidsovereenkomst aan te bieden kan uit deze berichten onvoldoende afgeleid worden.
5.7.
Dat een andere medewerkster, [medewerker] , haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd per 1 juli 2022 en Pro Control de voorkeur gaf aan [medewerker] boven [eiser] , is een omstandigheid van na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst en kan dus niet aan de dwaling ten grondslag liggen – de eerste gesprekken met [medewerker] over de vraag of zij nog op de juiste plek zat zijn van maart 2022. [eiser] stelt weliswaar dat er al voor het sluiten van de vaststellingsovereenkomst bekend was dat [medewerker] niet lekker in haar vel zat en er over dacht om mogelijk het bedrijf te verlaten, maar met die omstandigheid was [eiser] zelf ook bekend zodat hij daar niet in heeft gedwaald.
5.8.
[eiser] stelt niet dat het ontslag van [medewerker] bij zijn voormalige werkgever, bij Pro Control bekend was ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst en hij stelt ook niet dat het zo moet zijn dat Pro Control op 24 februari 2022 al plannen had om [medewerker] aan te nemen. Daarbij komt dat [eiser] op de zitting heeft verklaard dat hij bekend was met de wederindiensttredingsvoorwaarde bij een opzegging wegens bedrijfseconomische redenen, een voorwaarde waar het UWV standaard in de ontslagvergunning naar verwijst, en die inhoudt dat de opzegging vernietigbaar is indien de werkgever binnen 26 weken na het ontslag een andere werknemer voor het verrichten van dezelfde werkzaamheden in dienst neemt. Toch heeft [eiser] er voor gekozen die voorwaarde niet in de vaststellingsovereenkomst op te laten nemen. Ook in dat opzicht heeft [eiser] niet gedwaald.
5.9.
De conclusie is dat het beroep op dwaling niet slaagt en er geen grond is om de vaststellingsovereenkomst te vernietigen. Daaruit vloeit voort dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
5.10.
Voor zover Pro Control aanvoert dat partijen in de vaststellingsovereenkomst (artikel 19) afstand hebben gedaan van het recht om de vaststellingsovereenkomst te ontbinden of de nietigheid in te roepen, hoeft dat verweer gelet op het voorgaande geen bespreking meer.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt. Pro Control vordert dat [eiser] veroordeeld wordt de nakosten te betalen. Volgens vaste rechtspraak [1] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten – die worden begroot op € 124,- en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis – een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
5.12.
De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Pro Control worden vastgesteld op een bedrag van € 1.588,- aan salaris van de gemachtigde van Pro Control;
6.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van Rijn en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.