ECLI:NL:RBNHO:2023:8408

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
10350462 \ WM VERZ 23-156
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake verkeersboete voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 25 april 2023 werd door de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat er verwarring bestond over de aanwezigheid van verbalisanten tijdens de controle, wat volgens hem de vernietiging van de boete rechtvaardigde. De vertegenwoordiger van de officier van justitie handhaafde de beslissing en stelde dat de overtreding correct was vastgesteld.

De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder, omdat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. De gedraging was geconstateerd met een mobiel camerasysteem vanaf een viaduct. De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat de hoorplicht was geschonden, omdat betrokkene niet was gehoord door de officier van justitie. De kantonrechter erkende deze schending, maar oordeelde dat er geen aanleiding was om de boete met 25% te verlagen, aangezien betrokkene werd bijgestaan door een gemachtigde die schriftelijk het beroep had toegelicht.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond, vernietigde deze beslissing, maar verklaarde het beroep tegen de beschikking waarbij de boete was opgelegd ongegrond. De kantonrechter wees ook het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat betrokkene inhoudelijk ongelijk had gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10350462 \ WM VERZ 23-156
CJIB-nummer : 251301736
Uitspraakdatum : 15 mei 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
naam : [betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : mr. P.C. van den Aarsen, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
Op de zitting stelt de gemachtigde aanvullend dat hij er tot aan de ontvangst van het aanvullend proces-verbaal vanuit is gegaan dat er twee verbalisanten aanwezig waren tijdens de controle. In het zaakoverzicht staan twee ambtenaren vermeldt. Dat is verwarrend. Ondanks het aanvullend proces-verbaal is het nog steeds onduidelijk hoe de gedraging is vastgesteld en door wie de boete is opgelegd. De tegenstrijdige informatie rechtvaardigt de vernietiging van de boete, aldus de gemachtigde.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. Uit de stukken blijkt in dit geval voldoende dat de verbalisant alleen aanwezig was. De overtreding wordt vervolgens geverifieerd door een tweede verbalisant. Dat er bij het vaststellen van de gedraging een tweede verbalisant betrokken is betekend niet dat hij ook aanwezig was tijdens de gedraging ter plaatse, aldus de vertegenwoordiger van de officier van justitie.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

De boete
2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
Staandehouding
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene ontkent de gedraging niet, maar heeft gesteld dat hij had moeten worden staande gehouden.
Aanvullend proces-verbaal verbalisant
2.3.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“De overtreding is met een mobiel camerasysteem vanaf het viaduct geconstateerd. Er bestond geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder omdat het een eenmanscontrole betrof. Bij de controle was alleen de bedienaar van het camerasysteem aanwezig. Daarom is in dit geval op kenteken bekeurd. De foto is bij dit proces-verbaal gevoegd.”
Beoordeling kantonrechter met betrekking tot de staandehouding
2.4.
Uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder. In dit geval is voldoende gebleken dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan, omdat de verbalisant blijkens het aanvullend proces-verbaal alleen ter plaatse was als bedienaar van het camerasysteem en de gedraging constateerde vanaf een viaduct. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Hoorplicht
2.5.
De gemachtigde van betrokkene heeft verder gesteld dat de boete moet worden verlaagd met 25%, omdat betrokkene in het administratief beroep bij de officier van justitie niet is gehoord. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [1] In die uitspraak heeft het hof geoordeeld dat bij betrokkenen die zonder hulp van een (professioneel) gemachtigde in beroep gaan, de officier van justitie structureel het recht schendt om te worden gehoord. Het hof heeft daarom de boete met 25% verlaagd, mede omdat er geen concreet zicht bestaat op een oplossing daarvoor.
Beoordeling kantonrechter met betrekking tot de hoorplicht
2.6.
De gemachtigde van betrokkene heeft op zichzelf gelijk dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ of telefonisch gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
2.7.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof.
Proceskosten
2.8.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen. Het beroep van betrokkene wordt weliswaar gegrond verklaard, maar betrokkene krijgt inhoudelijk ongelijk. De boete is immers terecht opgelegd en de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt ook niet vernietigd of gewijzigd.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.