ECLI:NL:RBNHO:2023:8231

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
10406608 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd omdat betrokkene als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthield. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. De zitting vond plaats op 26 mei 2023, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van betrokkene aanwezig waren.

De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat er onvoldoende bewijs was dat betrokkene een mobiel elektronisch apparaat vasthield, aangezien hij alleen een telefoonhoesje vast had. Daarnaast werd gesteld dat de hoorplicht was geschonden, omdat betrokkene niet fysiek was gehoord door de officier van justitie. De vertegenwoordiger van de officier van justitie erkende deze schending, maar verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter oordeelde dat de schending van de hoorplicht niet leidde tot een vermindering van de boete, omdat betrokkene werd bijgestaan door een gemachtigde die de gelegenheid had gekregen om het beroep telefonisch toe te lichten. De kantonrechter concludeerde dat de gedraging van betrokkene, het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden, voldoende was vastgesteld door de verbalisant. De boete werd daarom terecht opgelegd en het beroep tegen de beschikking werd ongegrond verklaard. Tevens werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10406608 \ WM VERZ 23-189
CJIB-nummer : 248636265
Uitspraakdatum : 9 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. P.C. van den Aarsen (Verkeersboete.nl)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 mei 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
2.2.
Het verweer tegen de opgelegde boete
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en gemachtigde van betrokkene heeft namens betrokkene aangevoerd dat onvoldoende is gebleken van een mobiel elektronisch apparaat. Betrokkene hield het telefoonhoesje vast. De verbalisant heeft niet goed genoteerd wat voor mobiel elektronisch apparaat (merk, type) het zou betreffen en of dit apparaat is verbonden met het telecommunicatienetwerk. Het is daarnaast onduidelijk of de verbalisant onbelemmerd en rechtstreeks zicht had. De afstand tussen de verbalisant en betrokkene is ook niet vermeld. Tevens voert gemachtigde van betrokkene aan dat er een matiging moet plaatsvinden van 25 procent omdat er niet fysiek is gehoord, maar slechts telefonisch.
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld dat de hoorplicht inderdaad is geschonden. Dit leidt tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie, maar niet tot matiging van 25 procent, zoals gemachtigde aangeeft. Voor het overige heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
2.4.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot schending van de fysieke hoorplicht
De gemachtigde van betrokkene heeft verder gesteld dat de boete moet worden verlaagd met 25%, omdat betrokkene in het administratief beroep bij de officier van justitie niet is gehoord. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [1] In die uitspraak heeft het hof geoordeeld dat bij betrokkenen die zonder hulp van een (professioneel) gemachtigde in beroep gaan, de officier van justitie structureel het recht schendt om te worden gehoord. Het hof heeft daarom de boete met 25% verlaagd, mede omdat er geen concreet zicht bestaat op een oplossing daarvoor.
De gemachtigde van betrokkene heeft op zichzelf gelijk dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om het beroep telefonisch toe te lichten en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof.
2.5.
De beoordeling van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: Wij verbalisanten zagen dat betrokkene een mobiele telefoon in zijn linkerhand vasthield tijdens het rijden (…)”.
De kantonrechter is het niet eens met gemachtigde dat de verklaring van de verbalisant te summier is. Er is geen aanleiding om te twijfelen aan de waarneming van de verbalisant. Er staat duidelijk omschreven dat de verbalisant heeft waargenomen dat de bestuurder van het voertuig van de betrokkene tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthield met de linkerhand. Het noteren van het type en merk van de telefoon is niet verplicht om de gedraging vast te kunnen stellen. De boete is dus terecht opgelegd. Betrokkene is staande gehouden en heeft toen geen verklaring gegeven. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene later heeft aangevoerd geen reden om de boete te matigen. Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd wordt daarom ongegrond verklaard.
2.6.
Proceskosten
De kantonrechter zal het verzoek om een proceskostenvergoeding afwijzen, gelet op de uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [2]
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.
2.Vgl. uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2020:3336.