ECLI:NL:RBNHO:2023:8191

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
10544519 AO VERZ 23-40
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot betaling van transitievergoeding, vergoeding wegens onregelmatige opzegging en billijke vergoeding na ontslag op staande voet

In deze zaak verzoekt een op staande voet ontslagen werknemer, aangeduid als [verzoeker], de werkgever, RV Vastgoedonderhoud BV, te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever geen dringende reden had voor het ontslag op staande voet, waardoor het verzoek van de werknemer wordt toegewezen. Bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding wordt rekening gehouden met het feit dat de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [verzoeker] was sinds 8 maart 2022 in dienst bij RV Vastgoedonderhoud als schilder. Op 4 april 2023 werd hij op staande voet ontslagen, omdat hij volgens de werkgever ongeoorloofd afwezig zou zijn geweest en werk zou hebben geweigerd. De kantonrechter stelt vast dat [verzoeker] op de dag van het ontslag geen vervoer had en dat hij pogingen heeft gedaan om contact op te nemen met zijn leidinggevende om een oplossing te vinden. De werkgever heeft niet aangetoond dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag.

De kantonrechter concludeert dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is en dat [verzoeker] recht heeft op een gefixeerde vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter wijst de bedragen toe die door [verzoeker] zijn gevorderd, inclusief wettelijke rente, en veroordeelt RV Vastgoedonderhoud tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10544519 \ AO VERZ 23-40 BL
Uitspraakdatum: 17 augustus 2023
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigden: mr. I. Rhodes, mr. T.S. Brinkman en mr. K.W. Friedericy
toevoeging: 4PR1642
tegen
de besloten vennootschap
RV Vastgoedonderhoud BV,
gevestigd te [vestigingsplaats]
verwerende partij
verder te noemen: RV Vastgoedonderhoud
vertegenwoordigd door haar directeur [werknemer]
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt een op staande voet ontslagen werknemer om de werkgever te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever geen dringende reden had voor een ontslag op staande voet. Het verzoek van de werknemer wordt daarom toegewezen. Bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om toekenning van (onder meer) een billijke vergoeding. RV Vastgoedonderhoud heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 25 juli 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Namens RV Vastgoedonderhoud is er niemand op de zitting verschenen. [verzoeker] heeft op de zitting zijn standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoeker] heeft ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft RV Vastgoedonderhoud bij e-mail van 19 juli 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1993, is sinds 8 maart 2022 in dienst bij RV Vastgoedonderhoud. De functie van [verzoeker] is schilder met een salaris van € 3.466,67 bruto, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag.
2.2.
Op 4 april 2023 om 10:51 uur heeft RV Vastgoedonderhoud een e-mail met onderwerp
“Officiële waarschuwing 1”aan [verzoeker] gestuurd, met de volgende inhoud:
“Wij hebben u gisteren (3-4-2023) een auto ter beschikking gesteld, deze heeft u gisteren teruggebracht, omdat deze volgens u niet goed stuurde en niet goed remde.
Vervolgens hebben wij en de garage de auto getest, hier is niks mee aan de hand en u had deze gewoon kunnen gebruiken voor werk.”
2.3.
Vervolgens is [verzoeker] op staande voet ontslagen. RV Vastgoedonderhoud heeft dit ontslag op 4 april 2023 om 10:56 uur aan [verzoeker] meegedeeld in een e-mail met onderwerp
“Officiële waarschuwing 2 en direct ontslag”. Daarin schrijft RV Vastgoedonderhoud het volgende:
“U bent vandaag zonder bericht en zonder opgaaf van reden niet komen opdagen op het werk. Uw leidinggevende heeft u gevraagd om vandaag met uw collega [werknemer] mee te rijden, dit heeft u niet gedaan, waardoor u nu ongeoorloofd afwezig bent.
Wel heeft u een andere collega gebeld ( [werknemer] ) dat u geen zin heeft om naar de klant te gaan vandaag, dit valt onder werkweigering en hiervoor krijgt u bij deze ontslag op staande voet.”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om toekenning van een transitievergoeding (€ 1.365,68 bruto), een vergoeding wegens onregelmatige opzegging (€ 6.988,80 bruto) en een billijke vergoeding (€ 10.400,00), te vermeerderen met wettelijke rente. Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, omdat daarvoor geen dringende reden bestaat. Volgens [verzoeker] wilde hij op 4 april 2023 gewoon aan het werk, maar had hij geen vervoer; collega [werknemer] was onbereikbaar en [verzoeker] heeft collega [werknemer] gevraagd om hulp bij het zoeken naar een oplossing, zodat van werkweigering geen sprake is. Verder voert [verzoeker] aan dat zijn gedrag niet aangemerkt kan worden als dringende reden voor ontslag op staande voet, omdat sprake was van een zeer onduidelijke situatie en hij altijd goed heeft gefunctioneerd.
3.2.
RV Vastgoedonderhoud verweert zich tegen het verzoek en voert daartoe aan – samengevat – dat zij [verzoeker] terecht op staande voet heeft ontslagen, omdat hij werk heeft geweigerd, heeft gefraudeerd met zijn uren en heeft gefraudeerd met een bedrijfsauto. Bovendien heeft [verzoeker] zich tijdens een ziekteperiode niet dagelijks afgemeld bij RV Vastgoedonderhoud en heeft hij de bedrijfsauto op 3 april 2023 teruggebracht naar kantoor terwijl er niks mee aan de hand was en gewoon voor het werk gebruikt kon worden, aldus RV Vastgoedonderhoud.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [verzoeker] rechtsgeldig op staande voet is ontslagen. [verzoeker] vindt van niet, maar berust wel in het ontslag. Hij verzoekt toekenning van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
De gevolgen van het niet verschijnen van RV op de zitting
4.2.
In reactie op het verzoekschrift van [verzoeker] heeft RV Vastgoedonderhoud op 5 juli 2023 een inhoudelijk verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van deze zaak was in eerste instantie bepaald op 10 juli 2023. Die dag heeft RV Vastgoedonderhoud per e-mail om uitstel van de zitting gevraagd, wegens ziekte van degene die namens RV Vastgoedonderhoud op de zitting wilde verschijnen. Naar aanleiding van dit uitstelverzoek is de mondelinge behandeling verplaatst naar 25 juli 2023 te 13:30 uur. De oproep om op deze zitting van 25 juli 2023 te verschijnen is door de rechtbank op 10 juli 2023 zowel per e-mail als per brief aan RV Vastgoedonderhoud gestuurd. Vervolgens heeft RV Vastgoedonderhoud bij e-mail van 19 juli 2023 nog stukken aan de rechtbank toegezonden. Gelet op het voorgaande stelt de kantonrechter vast dat RV Vastgoedonderhoud deugdelijk is opgeroepen voor de zitting van 25 juli 2023 en dat RV Vastgoedonderhoud van die zitting op de hoogte was. Dit betekent dat op het verzoek van [verzoeker] kan worden beslist, ondanks dat RV Vastgoedonderhoud niet op de zitting is verschenen.
4.3.
Als een partij niet op de zitting verschijnt kan de kantonrechter daar gevolgen aan verbinden die nadelig zijn voor die partij. [1] Op de zitting heeft [verzoeker] gereageerd op het schriftelijke verweer van RV Vastgoedonderhoud en vragen van de kantonrechter beantwoord. Het feit dat RV Vastgoedonderhoud niet op de zitting is verschenen heeft gevolgen voor het oordeel van de kantonrechter, omdat daardoor de nadere toelichting die [verzoeker] op de zitting heeft gegeven niet door RV Vastgoedonderhoud is weersproken.
Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig
4.4.
Volgens de wettelijke regels is een ontslag op staande voet alleen geldig als daarvoor een dringende reden bestaat. Die dringende reden moet onverwijld aan de werknemer worden meegedeeld. [2] Dat onverwijld is opgezegd onder onverwijlde mededeling van de dringende reden staat tussen partijen staat niet ter discussie, zodat alleen moet worden beoordeeld of sprake is van een dringende reden voor het ontslag.
4.5.
Daarbij is het uitgangspunt dat de mededeling van het ontslag de ontslagreden ‘fixeert’. Dit betekent dat de e-mail van RV Vastgoedonderhoud van 4 april 2023 bepalend is bij de beoordeling of het ontslag terecht is gegeven. In die e-mail heeft RV Vastgoedonderhoud als dringende reden voor het ontslag alleen vermeld dat [verzoeker] die dag ongeoorloofd afwezig was en werk heeft geweigerd. In het verweerschrift heeft RV Vastgoedonderhoud nog naar voren gebracht dat [verzoeker] zou hebben gefraudeerd met uren en met een bedrijfsauto, door deze tijdens ziekte privé te gebruiken, en dat hij zich tijdens een ziekteperiode van acht dagen niet dagelijks bij RV Vastgoedonderhoud heeft afgemeld. Voor zover RV Vastgoedonderhoud bedoelt ook deze omstandigheden aan te voeren als dringende reden voor het ontslag op staande voet, kan zij daarin niet worden gevolgd. Die gronden zijn namelijk niet direct bij het ontslag aan [verzoeker] meegedeeld. [verzoeker] heeft op de zitting dan ook terecht het standpunt ingenomen dat de door RV Vastgoedonderhoud aangevoerde nadere gronden buiten beschouwing moeten blijven bij de beoordeling van het ontslag op staande voet.
4.6.
Ontslag op staande voet is een uiterst middel, met verstrekkende gevolgen voor de werknemer. Daarom mag zon ontslag pas worden gegeven als niet kan worden volstaan met een andere, minder ingrijpende sanctie. Er moet sprake zijn van zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [3] Het is aan de werkgever om het bestaan en de dringendheid van de ontslagreden te stellen en, na betwisting, te bewijzen. De kantonrechter moet bij de beoordeling van de geldigheid van het ontslag op staande voet alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen.
4.7.
Vast staat dat [verzoeker] op 4 april 2023 niet voor RV Vastgoedonderhoud aan het werk is gegaan, terwijl dit wel van hem verwacht werd. Verder zijn partijen het eens over het volgende. Op 3 april 2023 heeft [verzoeker] gewerkt op een project van RV Vastgoedonderhoud. Op de terugweg heeft [verzoeker] bij zijn leidinggevende [werknemer] gemeld dat hij problemen had met de bedrijfsauto. Vervolgens heeft [verzoeker] de bedrijfsauto in overleg met [werknemer] afgeleverd bij het kantoor van RV Vastgoedonderhoud in [vestigingsplaats] , en is hij daarvandaan met de trein naar zijn huis [plaats] gegaan. Omdat [verzoeker] daardoor niet meer over een auto beschikte heeft [werknemer] de volgende ochtend, op 4 april 2023 om 6:51 uur, per WhatsApp aan [verzoeker] geschreven:
“Spreek je met [werknemer] af dat hij je haalt”. [verzoeker] heeft vervolgens drie keer tevergeefs geprobeerd telefonisch contact op te nemen met [werknemer] en is die ochtend niet opgehaald door [werknemer] . Om 8:38 uur heeft [verzoeker] gebeld met collega [werknemer] . Terwijl [verzoeker] telefonisch in gesprek was met [werknemer] werd hij (om 8:40 uur) gebeld door [werknemer] , die om 8:42 uur schrijft:
“Ik hoor graag waarom jij niet op jouw project bent”. Die oproep en dat bericht van [werknemer] heeft [verzoeker] niet beantwoord.
4.8.
Over hetgeen [verzoeker] die ochtend telefonisch met [werknemer] heeft besproken verschillen partijen van mening. Volgens RV Vastgoedonderhoud heeft [verzoeker] tegen [werknemer] gezegd dat hij geen zin had om naar de klant te gaan, hetgeen tot het ontslag op staande voet heeft geleid. Volgens [verzoeker] heeft hij gezegd dat hij [werknemer] drie keer had gebeld maar dat [werknemer] niet opnam, dat hij geen auto en geen geld had en dat zijn spullen nog in [plaats] stonden, en heeft hij [werknemer] gevraagd om hulp bij het zoeken naar een oplossing om op de klus in [plaats] te komen. [werknemer] zou [werknemer] informeren over de situatie en hij zou [verzoeker] terugbellen om een oplossing te bespreken, aldus [verzoeker] . Tegenover deze gemotiveerde betwisting van [verzoeker] heeft RV Vastgoedonderhoud onvoldoende ingebracht. RV Vastgoedonderhoud is niet op de zitting verschenen om haar standpunt nader toe te lichten en heeft haar stelling ook niet onderbouwd, bijvoorbeeld met een schriftelijke verklaring van haar medewerker [werknemer] . Daarmee kan niet worden aangenomen dat [verzoeker] tegen collega [werknemer] heeft gezegd dat hij die dag geen zin had om naar de klant te gaan. De kantonrechter ziet geen aanleiding om RV Vastgoedonderhoud op dit punt in de gelegenheid te stellen het door haar aangeboden getuigenbewijs te leveren, omdat naar zijn oordeel hoe dan ook geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Daarbij is het volgende van belang.
4.9.
Van werkweigering is sprake wanneer de werknemer zonder toestemming of goede reden afwezig is, of hardnekkig weigert te voldoen aan een redelijke opdracht van de werkgever. Dat is in dit geval niet aan de orde. RV Vastgoedonderhoud wist dat [verzoeker] op 4 april 2023 niet beschikte over vervoer. Daarom heeft leidinggevende [werknemer] die ochtend om 6:51 uur aan [verzoeker] voorgesteld om af te spreken dat [werknemer] (wonende te [plaats] ) hem zou ophalen ( [plaats] ). Vast staat dat [verzoeker] uitvoering heeft gegeven aan deze instructie, in die zin dat hij drie keer zonder succes heeft geprobeerd [werknemer] telefonisch te bereiken. Van werkweigering was op dat moment dus geen sprake. Het enkele feit dat [verzoeker] niet met [werknemer] is meegereden maakt niet dat hij ongeoorloofd afwezig was. Ook kan niet gezegd worden dat [verzoeker] heeft geweigerd te voldoen aan een redelijke opdracht van RV Vastgoedonderhoud. Op 3 april 2023 aan het eind van de middag wist [werknemer] al dat [verzoeker] de volgende dag niet over een bedrijfsauto zou beschikken. Pas de volgende ochtend heeft [werknemer] aan [verzoeker] bericht dat hij met [werknemer] moest afspreken om opgehaald te worden, en [werknemer] heeft dit zelf kennelijk niet met [werknemer] gecommuniceerd. Dat heeft de kans van slagen van deze instructie van [werknemer] logischerwijs verkleind. Uit het WhatsAppgesprek tussen [werknemer] en [verzoeker] blijkt dat [werknemer] om 8:42 uur wist dat het [verzoeker] niet was gelukt om met [werknemer] mee te rijden. Met de vraag waarom [verzoeker] niet op zijn project was, vraagt [werknemer] dus naar de spreekwoordelijke bekende weg. [werknemer] heeft vervolgens geen concrete alternatieve opdracht aan [verzoeker] gegeven over hoe en naar welk project hij dan moest gaan. Hij beperkt zich tot het herhalen van de vraag waarom [verzoeker] niet op zijn klus is. Onder deze omstandigheden kan er niet van worden uitgegaan dat het feit dat [verzoeker] de ochtend van 4 april 2023 niet aan het werk is gegaan uitsluitend het gevolg is van zijn gedrag. Ook de manier waarop RV Vastgoedonderhoud heeft gecommuniceerd wat zij van [verzoeker] verwachtte is daarbij een factor van betekenis geweest.
4.10.
RV Vastgoedonderhoud rekent het [verzoeker] zwaar aan dat hij geen contact heeft gezocht met zijn leidinggevende [werknemer] , toen het hem niet was gelukt om [werknemer] te bereiken. Zij neemt er geen genoegen mee dat [verzoeker] contact heeft opgenomen met collega [werknemer] . De opmerking die [verzoeker] tegen collega [werknemer] zou hebben gemaakt wordt daarentegen door RV Vastgoedonderhoud zo serieus genomen dat deze voor directeur [werknemer] aanleiding is om [verzoeker] diezelfde ochtend op staande voet te ontslaan. Daarmee heeft RV Vastgoedonderhoud te snel gekozen voor een te zwaar middel. Het had op de weg van RV Vastgoedonderhoud gelegen om [verzoeker] eerst te confronteren met hetgeen zij via medewerker [werknemer] had gehoord en [verzoeker] te vragen naar zijn reactie daarop. Het komt voor risico van RV Vastgoedonderhoud dat zij dit heeft nagelaten.
4.11.
Verder is niet gebleken dat RV Vastgoedonderhoud in de gegeven omstandigheden geen alternatieven had voor een onmiddellijke beëindiging van het dienstverband. RV Vastgoedonderhoud had kunnen en moeten volstaan met een minder ingrijpend middel. Zo had zij ervoor kunnen kiezen [verzoeker] op een voldoende duidelijke manier mee te delen dat zijn gedrag als werkweigering werd opgevat en hem te waarschuwen voor de mogelijke gevolgen daarvan. Daarbij is van belang dat [verzoeker] al ruim een jaar in dienst was bij RV Vastgoedonderhoud, uit niets blijkt dat hij eerder ongeoorloofd afwezig is geweest en zijn functioneren tot dat moment op geen enkele manier ter discussie is gesteld door RV Vastgoedonderhoud.
4.12.
De waarschuwing die RV Vastgoedonderhoud op 4 april 2023 aan [verzoeker] heeft gegeven voor het terugbrengen van een auto waarmee niets aan de hand zou zijn en die hij gewoon zou hebben kunnen gebruiken voor het werk, kan niet als een deugdelijke waarschuwing worden beschouwd. RV Vastgoedonderhoud heeft in die waarschuwing namelijk niet gewezen op eventuele consequenties van de handelwijze van [verzoeker] . Bovendien is de waarschuwing gegeven vijf minuten voor het ontslag op staande voet. [verzoeker] voert op de zitting terecht aan dat hij daarmee geen kans heeft gekregen om te reageren of zijn gedrag aan te passen om een ontslag op staande voet te voorkomen, zodat in feite geen sprake is geweest van een echte waarschuwing.
4.13.
De conclusie is dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, omdat daarvoor een dringende reden ontbreekt.
RV Vastgoedonderhoud moet een gefixeerde vergoeding betalen van € 6.988,80 bruto
4.14.
Omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, kan [verzoeker] op grond van de wet aanspraak maken op een gefixeerde vergoeding wegens onregelmatige opzegging. RV Vastgoedonderhoud heeft de arbeidsovereenkomst namelijk opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. Die vergoeding is gelijk aan het bedrag aan loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. [4] Op grond van de wet geldt voor RV Vastgoedonderhoud als werkgever een opzegtermijn van een maand en moet opzegging geschieden tegen het einde van de maand. [5] Dit is tussen partijen niet in geschil.
4.15.
Dit betekent dat de vergoeding wegens onregelmatige opzegging gelijk is aan het loon over de periode van 4 april 2023 tot 1 juni 2023. [verzoeker] heeft dit berekend op € 6.988,80 bruto. RV Vastgoedonderhoud heeft deze berekening niet weersproken en zal dus worden veroordeeld tot betaling van het door [verzoeker] gevorderde bedrag. Ook de vanaf 4 april 2023 gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding is toewijsbaar.
RV Vastgoedonderhoud moet een transitievergoeding betalen van € 1.365,68 bruto
4.16.
Omdat RV Vastgoedonderhoud de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd is zij ook een transitievergoeding verschuldigd aan [verzoeker] . [6] Deze is alleen niet verschuldigd indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . [7] De lat hiervoor ligt hoog. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Een dringende reden valt niet zonder meer samen met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Maar bij gebreke aan een dringende reden en gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is er geen grond om te oordelen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . RV Vastgoedonderhoud heeft dit ook niet gesteld.
4.17.
De hoogte van de door [verzoeker] berekende transitievergoeding is door RV Vastgoedonderhoud niet betwist. Dit betekent dat RV zal worden veroordeeld tot betaling van
€ 1.365,68 bruto. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding zal worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 4 mei 2023.
RV Vastgoedonderhoud moet een billijke vergoeding betalen van € 5.200,00 bruto
4.18.
Ook het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding is toewijsbaar, omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. [8] Daarbij wordt opgemerkt dat het geven van een ongeldig ontslag op staande voet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever moet worden aangemerkt. [9]
4.19.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd. [10] De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van de ontbinding kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan wel mede worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
4.20.
[verzoeker] verzoekt een billijke vergoeding van € 10.400,00 bruto (drie maandsalarissen exclusief vakantiegeld à € 3.466,67 bruto). [verzoeker] voert daarvoor aan dat RV Vastgoedonderhoud op 4 april 2023 ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, dat hij altijd goed heeft gefunctioneerd en dat de arbeidsovereenkomst zonder het onterechte ontslag nog geruime tijd zou hebben voortgeduurd. Verder beroept [verzoeker] zich erop dat hij bij RV Vastgoedonderhoud een contract voor onbepaalde tijd had en dat hij alle daarmee gepaard gaande zekerheden is verloren door het ontslag. Het enige dat RV Vastgoedonderhoud hiertegen in haar verweerschrift heeft aangevoerd is
“Niet akkoord”.
4.21.
De kantonrechter volgt [verzoeker] in zijn standpunt dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de arbeidsovereenkomst, het ontslag weggedacht, op korte termijn zou zijn geëindigd. Ook is de kantonrechter het met [verzoeker] eens dat RV Vastgoedonderhoud een ernstig verwijt te maken valt van de situatie die is ontstaan. RV heeft [verzoeker] ‘vanuit het niets’, zonder hoor en wederhoor, op staande voet ontslagen, zonder dat sprake was van een dringende reden. Verder volgt uit de stellingen van [verzoeker] dat zijn financiële situatie ten tijde van het ontslag niet rooskleurig was. [verzoeker] voert aan dat hij op 3 en 4 april 2023 geen geld had, en RV Vastgoedonderhoud erkent dat [werknemer] om die reden op 3 april 2023 de treinkosten van [vestigingsplaats] naar [woonplaats] heeft vergoed. RV Vastgoedonderhoud heeft [verzoeker] door het onterecht gegeven ontslag op staande voet in een nog lastigere positie gebracht. Hij zat daardoor immers van de een op de andere dag zonder inkomen, zonder zekerheid over de toekenning van een WW-uitkering of de termijn waarop hij een andere baan zou kunnen vinden.
4.22.
Daar staat tegenover dat [verzoeker] op de zitting heeft verklaard dat hij met ingang van 3 mei 2023 vervangend werk heeft gevonden en dat zijn salaris bij de nieuwe werkgever hetzelfde is als zijn salaris bij RV Vastgoedonderhoud. Feitelijk heeft [verzoeker] door het ontslag dus een inkomensschade geleden van één maandsalaris. Daarbij is wel van belang dat de nieuwe arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de bepaalde tijd van een jaar, hetgeen voor hem een in aanmerking te nemen verslechterering is, aldus [verzoeker] op de zitting. RV Vastgoedonderhoud is niet op de zitting verschenen en heeft een en ander dus niet weersproken.
4.23.
Weliswaar wordt het verlies aan inkomsten van [verzoeker] opgevangen door de toe te kennen vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding, maar de billijke vergoeding is niet alleen bedoeld ter compensatie van inkomensschade. Zoals hiervoor is overwogen kent de billijke vergoeding ook een preventieve component om de werkgever ervan te weerhouden op onterechte gronden voor een ontslag op staande voet te kiezen, omdat dit voor hen voordeliger is dan het op de juiste wijze beëindigen van de arbeidsovereenkomst of het in stand houden daarvan.
4.24.
In het licht van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [verzoeker] met een billijke vergoeding ter grootte van 1,5 maandsalaris (€ 5.200,00 bruto) voldoende wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van RV Vastgoedonderhoud door het geven van een ongeldig ontslag op staande voet. RV Vastgoedonderhoud wordt dus veroordeeld tot betaling van € 5.200,00 bruto. Ook de vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift (2 juni 2023) gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding is toewijsbaar.
De proceskosten
4.25.
De proceskosten komen voor rekening van RV Vastgoedonderhoud, omdat zij ongelijk krijgt en sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van RV Vastgoedonderhoud. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [verzoeker] worden vastgesteld op 793,00. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.26.
[verzoeker] vordert ook veroordeling van RV Vastgoedonderhoud in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. [11] Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt RV Vastgoedonderhoud om aan [verzoeker] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 6.988,80 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 april 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt RV Vastgoedonderhoud om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 1.365,68 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 mei 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3
veroordeelt RV Vastgoedonderhoud om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van € 5.200,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 juni 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.4.
veroordeelt RV Vastgoedonderhoud tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 879,00, te weten:
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 793,00
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot de dag van gehele betaling;
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 17 augustus 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 88 lid 2 in verbinding met artikel 279 lid 6 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
2.Artikel 7:677 lid 1 BW van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.Artikel 7:678 lid 1 BW
4.Artikel 7:672 lid 11 BW
5.Artikel 7:672 lid 1 en lid 2, onderdeel a, BW
6.Artikel 7:673 lid 1, onderdeel a, BW.
7.Artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW.
8.Artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW
9.Zie: Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113
10.Zie de uitspraken van de Hoge Raad van 30 juni 2017, te vinden op rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2017:1187
11.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, te vinden op rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2022:853.