ECLI:NL:RBNHO:2023:8131

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
10379633 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake verkeersboete en schending hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie, een verkeersboete, opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. Betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zitting vond plaats op 12 mei 2023, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van betrokkene niet. De kantonrechter heeft de gedraging vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant, die had waargenomen dat betrokkene zijn mobiele telefoon vasthield tijdens het rijden. Betrokkene voerde aan dat de hoorplicht was geschonden, omdat hij niet fysiek was gehoord door de officier van justitie, maar slechts telefonisch.

De kantonrechter oordeelde dat de hoorplicht inderdaad was geschonden, maar dat dit niet leidde tot een matiging van de boete met 25%, zoals door de gemachtigde was verzocht. De kantonrechter stelde vast dat betrokkene bijgestaan werd door een gemachtigde en dat er voldoende gelegenheid was gegeven om het beroep schriftelijk toe te lichten. De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigde deze, maar verklaarde het beroep tegen de boete ongegrond. Tevens werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10379633 \ WM VERZ 23-152
CJIB-nummer : 248352594
Uitspraakdatum : 26 mei 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl (N.G.A. Voorbach)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 mei 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
2.2.
Het verweer tegen de opgelegde boete
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en namens betrokkene wordt aangevoerd dat de gedraging niet is begaan. Het is onduidelijk wat de positie was van de verbalisant ten opzichte van het voertuig. Daarnaast was er een grote afstand en het is onduidelijk hoe de verbalisant van deze afstand in het voertuig van betrokkene heeft kunnen kijken en heeft kunnen waarnemen dat het ging om een mobiel elektronisch apparaat. Gemachtigde van betrokkene voert tevens aan dat er een matiging moet plaatsvinden van 25 procent omdat er niet fysiek is gehoord, maar slechts telefonisch.
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld dat de hoorplicht inderdaad is geschonden. Dit leidt tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie, maar niet tot matiging van 25 procent, zoals gemachtigde aangeeft. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie een uitspraak van de rechtbank Rotterdam overgelegd. Voor het overige heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
2.4.
De beoordeling van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
In het zaakoverzicht is de verklaring van de verbalisant opgenomen. Hierin is het volgende vermeld:
“(…) Ik, verbalisant [ ], zag dat de bestuurder zijn mobiele telefoon in zijn handen had tijdens het rijden. Toen ik hem een stopteken gaf en de controle plaats op leidde zag ik dat hij nog steeds de telefoon in zijn handen had. Verbalisanten [1],[2] en [3] zagen dat de bestuurder zijn mobiele telefoon in zijn handen had toen hij de controle plaats op kwam rijden. (…)”Deze verklaring is voldoende om de gedraging te kunnen vaststellen. Bovendien heeft betrokkene de gedraging bij staandehouding niet ontkend. Een ontkenning nadien is onvoldoende om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter ziet in hetgeen namens betrokkene is aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
2.5.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot schending van de fysieke hoorplicht
De gemachtigde van betrokkene heeft verder gesteld dat de boete moet worden verlaagd met 25%, omdat betrokkene in het administratief beroep bij de officier van justitie niet is gehoord. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [1] In die uitspraak heeft het hof geoordeeld dat bij betrokkenen die zonder hulp van een (professioneel) gemachtigde in beroep gaan, de officier van justitie structureel het recht schendt om te worden gehoord. Het hof heeft daarom de boete met 25% verlaagd, mede omdat er geen concreet zicht bestaat op een oplossing daarvoor.
De gemachtigde van betrokkene heeft op zichzelf gelijk dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof.
2.6.
Proceskosten
De kantonrechter zal het verzoek om een proceskostenvergoeding afwijzen. Gelet op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [2]
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.
2.Vgl. uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2020:3336.