ECLI:NL:RBNHO:2023:8075

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/340007 / FA RK 23-2356
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van vaderschap en gezag na overlijden van de moeder

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan over de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man over de minderjarige, geboren uit een relatie met de overleden moeder. De man, die sinds medio 2021 voor de minderjarige zorgt, heeft verzocht om vervangende toestemming tot erkenning van het kind, wat niet mogelijk bleek onder Pools recht. De rechtbank heeft het verzoek van de man beoordeeld als een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, op basis van artikel 25 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in het belang van de minderjarige en om proceseconomische redenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de biologische vader is van de minderjarige, maar dat de erkenning volgens Pools recht niet mogelijk is zonder toestemming van de moeder, die inmiddels is overleden. De rechtbank heeft daarom het vaderschap van de man gerechtelijk vastgesteld op basis van het Poolse recht, dat de mogelijkheid biedt voor een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. Tevens is de man belast met het gezag over de minderjarige, waarbij de voogdij die hij eerder had, is beëindigd. De rechtbank heeft geen bezwaren geconstateerd vanuit de Raad voor de Kinderbescherming en heeft geoordeeld dat het verzoek van de man in het belang van de minderjarige is.

De rechtbank heeft ook de hoofdverblijfplaats van de minderjarige vastgesteld, maar het verzoek om de geslachtsnaam van de minderjarige te wijzigen is ingetrokken door de man. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
vervangende toestemming erkenning/gerechtelijke vaststelling vaderschap, gezag en hoofdverblijfplaats
zaak-/rekestnr.: C/15/340007 / FA RK 23-2356
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 17 augustus 2023
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna mede te noemen: de man,
advocaat: mr. C.J. Hes, kantoorhoudende te Haarlem,
en
het minderjarige kind
[de minderjarige],
feitelijk verblijvende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
vertegenwoordigd door [bijzondere curator] , bijzondere curator.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man van 25 mei 2023, ingekomen op 26 mei 2023;
- het verificatieonderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), van 25 mei 2023, ingekomen op 8 juni 2023;
- de beschikking van 15 juni 2023, waarbij [bijzondere curator] te [plaats] is benoemd tot bijzondere curator;
- de brief van de bijzondere curator van 29 juni 2023, ingekomen op 6 juli 2023;
- het gewijzigd verzoekschrift, met productie, van de man van 21 juli 2023, ingekomen op diezelfde datum.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
De man heeft van 2000 tot 2015 een affectieve relatie gehad met [de moeder] (hierna: de moeder) en met haar samengewoond.
2.2.
Uit deze relatie is op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] geboren de minderjarige [de minderjarige] .
2.2.
De moeder is – van rechtswege – belast geweest met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] . Zij is op [datum] overleden.
2.2.
[de minderjarige] woont, vanwege gezondheidsredenen van de moeder, sinds medio 2021 bij de man in [plaats] . [de minderjarige] gaat sindsdien ook in [plaats] naar school.
2.3.
Bij de beschikking van deze rechtbank van 20 juni 2023 is de man benoemd tot voogd over [de minderjarige] .
2.4.
[de minderjarige] en de man hebben de Poolse nationaliteit. De moeder had ook de Poolse nationaliteit.

3.Verzoek

3.1.
De man heeft verzocht om:
 hem – al dan niet na een DNA-onderzoek – vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] te mogen erkennen;
 hem (na erkenning van [de minderjarige] ) te belasten met het gezag over [de minderjarige] ;
 voor zover nodig de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij hem te bepalen.
3.2.
De man heeft zijn verzoek gebaseerd op de stelling dat hij de verwekker is van het kind. De man en de moeder hebben een affectieve relatie gehad, die ongeveer zeven jaar geleden is verbroken. Dat de man [de minderjarige] niet heeft erkend is geen bewuste keuze geweest; de moeder en de man hebben hier niet over nagedacht en het gaf ook geen problemen, aldus de man. Thans leidt deze situatie echter tot grote problemen met onder meer inschrijvingen, verzekeringen, toeslagen, aldus de man.

4.Beoordeling

4.1.
Vervangende toestemming tot erkenning
4.1.1.
bevoegdheid
Aan de Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe op grond van het bepaalde in artikel 3 aanhef en onder a. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), nu uit de overgelegde stukken is gebleken dat de man zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
4.1.2.
toepasselijk recht
Eerst komt de vraag aan de orde welk recht van toepassing is op het verzoek.
De beantwoording van deze vraag dient te geschieden aan de hand van het bepaalde in artikel 10:95 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW).
4.1.3.
bevoegdheid van de man
Of de erkenning door een persoon familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen hem en een kind, wordt, wat betreft de bevoegdheid van die persoon en de voorwaarden voor erkenning, bepaald door het recht van de staat waarvan die persoon de nationaliteit bezit. Indien volgens dit recht erkenning niet of niet meer mogelijk is, is bepalend het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
Nu de man de Poolse nationaliteit bezit, is in beginsel het Poolse recht van toepassing.
Volgens artikel 73 van het Poolse Familie- en Voogdijwetboek is voor erkenning vereist dat de man, van wie het kind afkomstig is, voor de burgerlijke stand verklaart dat hij de vader van het kind is en dat de moeder deze verklaring tegelijkertijd of binnen drie maanden bevestigt.
Als de verklaring tot vaderschapserkenning niet wordt bevestigd door de moeder blijft alleen de weg van de gerechtelijke vaststelling tot vaderschap open en lijkt er geen mogelijkheid te zijn tot vervangende bevestiging door de rechter.
Nu [de minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is daarom het Nederlandse recht van toepassing op de bevoegdheid van de man.
4.1.4.
toestemming van de moeder
Ongeacht het ingevolge artikel 10:95 lid 1 BW toepasselijke recht, is op de toestemming van de moeder, onderscheidenlijk het kind, tot de erkenning toepasselijk het recht van de staat waarvan de moeder, onderscheidenlijk het kind, de nationaliteit bezit. Het op de toestemming toepasselijke recht bepaalt tevens of bij gebreke van toestemming deze kan worden vervangen door een rechterlijke beslissing.
Nu de moeder de Poolse nationaliteit had, is het Poolse recht van toepassing.
Volgens het Poolse recht lijkt er geen mogelijkheid tot vervangende bevestiging van het vaderschap door de rechter te bestaan. Dat betekent echter niet dat een vermoedelijke vader geen mogelijkheid zou hebben op andere wijze zijn wens tot het vestigen van een afstammingsrelatie via een gerechtelijke procedure te laten beoordelen. Naar Pools recht is dat mogelijk via een verzoek vaststelling vaderschap; artikel 84 van het Poolse Familie- en Voogdijwetboek.
De man heeft echter geen verzoek tot vaststelling vaderschap gedaan, terwijl de rechtbank, gelet op het voorgaande, niet de door de man verzochte vervangende toestemming tot erkenning kan verlenen.
4.1.5.
gerechtelijke vaststelling vaderschap in plaats van vervangende toestemming erkenning
De rechtbank begrijpt de strekking van het verzoek van de man aldus dat hij behalve feitelijk -biologisch - de vader ook juridisch de vader van [de minderjarige] zal zijn. De rechtbank zal gelet op het voorgaande het verzoek in het belang van [de minderjarige] , om proceseconomische reden op de voet van artikel 25 Rv, derhalve beoordelen als een verzoek gerechtelijke vaststelling vaderschap.
Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap kent in het Nederlandse internationaal privaatrecht een aparte verwijzingscategorie die is geregeld in artikel 10:97 BW. Of en onder welke voorwaarden het ouderschap van de man gerechtelijk kan worden vastgesteld, wordt bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de man en de moeder. Derhalve is het Poolse recht van toepassing.
Op grond van artikel 84 van het Poolse Familie- en Voogdijwetboek kunnen zowel het kind als de vermoedelijke vader een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap eisen. De vermoedelijke vader van het kind stelt een vordering tot vaderschapsverklaring in tegen het kind en tegen de moeder, en, indien de moeder niet meer in leven is, tegen het kind.
Omdat de moeder niet meer in leven is, richt deze procedure zich alleen op het kind. In deze procedure is het kind vertegenwoordigd door de bijzondere curator.
4.1.6.
standpunt bijzondere curator
De bijzondere curator heeft in haar brief van 29 juni 2023 voor zover van belang het volgende aangegeven:

[de minderjarige]heeft verklaard:
“Mama kon niet meer goed voor me zorgen. Eerst woonde ik nog een tijdje samen met mama bij m’n zus [zus] . En nu woon ik al weer een tijd hier bij m’n vader. […] Ik weet niet zo goed waarom dit allemaal nodig is om ervoor te zorgen dat papa gewoon voor mij kan zorgen en beslissingen voor mij kan nemen. Ik weet zeker dat mama dit ook zo gewild zou hebben.”
Volgens
de manis er geen enkele twijfel dat hij de biologische vader is. Sinds de moeder een hersenbloeding kreeg kon ze steeds minder goed voor zichzelf en [de minderjarige] zorgen en heeft de man steeds meer zorgtaken overgenomen. Het is verdrietig dat ze steeds verder achteruit ging en uiteindelijk is overleden. Het is er nooit van gekomen om [de minderjarige] te erkennen en tot het overlijden van de moeder heeft dit nooit voor problemen gezorgd.
De
halfzusvan [de minderjarige] , [zus] , staat erachter dat [de minderjarige] door de man wordt erkend. Er is geen enkele twijfel over dat de man de biologische vader van [de minderjarige] is.”
Ten aanzien van een DNA-onderzoek heeft de bijzondere curator aangegeven dat zij dit onderzoek niet noodzakelijk acht. Daarnaast heeft zij aangegeven dat zij erkenning van [de minderjarige] door de man in zijn belang acht. Zij heeft dit als volgt toegelicht.
Er is geen enkele reden om eraan te twijfelen dat de man de biologische vader van [de minderjarige] is. [de minderjarige] wordt door erkenning niet geschaad in zijn belangen of belemmerd in zijn evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Integendeel. De man is al geruimde tijd de primaire verzorger van [de minderjarige] en het gaat goed met [de minderjarige] bij de man. Uit het gesprek is een indruk ontstaan van een veilige en warme band. Ook de halfzus laat zich zeer positief uit over de man en de wijze waarop hij voor [de minderjarige] zorgt.
4.1.7.
de rechtbank
De rechtbank ziet mede gelet op de toelichting van de bijzondere curator geen aanleiding om een DNA-onderzoek te gelasten, nu er geen enkele twijfel bestaat of de man de biologische vader is van [de minderjarige] .
De rechtbank zal, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, het vaderschap van de man op grond van artikel 84 van het Poolse Familie- en Voogdijwetboek gerechtelijk vaststellen, nu dit in het belang van [de minderjarige] wordt geacht.
4.2.
Gezag
4.2.1.
bevoegdheid en toepasselijk recht
Ingevolge artikel 7, eerste lid, Brussel II ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.
Nu [de minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Ingevolge artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is het Nederlandse recht van toepassing.
4.2.2.
juridisch kader
Ingevolgde artikel 1:253c BW kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Uit het vierde lid van voornoemd artikel volgt dat wanneer niet in het gezag is voorzien of wanneer een voogd het gezag uitoefent, het verzoek slechts wordt afgewezen indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
4.2.3.
de Raad
Naar aanleiding van het overlijden van de moeder heeft de Raad voor de Kinderbescherming te Den Haag een verkort verificatieonderzoek verricht om de rechtbank te kunnen informeren of er van de kant van de Raad bezwaren zijn tegen het inwilligen van het verzoek van de man om hem – nadat hij [de minderjarige] heeft erkend – met het gezag te belasten. Uit dit onderzoek zijn geen bezwaren naar voren gekomen (rapport van de Raad van 25 mei 2023).
4.2.4.
de rechtbank
Bij de beschikking van deze rechtbank van 20 juni 2023 is de man tot voogd benoemd over [de minderjarige] . Nu voorts niet in gebleken dat het belang van [de minderjarige] zich tegen inwilliging van het verzoek verzet, zal de rechtbank de man, onder beëindiging van diens voogdij over [de minderjarige] , met het gezag over [de minderjarige] belasten.
4.3.
Hoofdverblijfplaats
Op grond van artikel 1:12 lid 1 BW volgt de minderjarige de woonplaats van de ouder die het gezag over hem uitoefent, zodat het verzoek van de man wordt afgewezen wegens gebrek aan belang.
4.4.
Geslachtsnaam
De man heeft het verzoek met betrekking tot de geslachtsnaam van [de minderjarige] op 21 juli 2023 ingetrokken, zodat de rechtbank hierop niet meer behoeft te beslissen.

5.Beslissing:

De rechtbank:
gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man
5.1.
stelt vast het vaderschap van
[de man], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Polen, betreffende het kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
gezag
5.2.
beëindigt de voogdij van de man over [de minderjarige] en bepaalt dat de man alleen belast zal zijn met het gezag over [de minderjarige] ,
onder de opschortende voorwaarde
dat deze beschikking - voor zover het betreft de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man ten aanzien van [de minderjarige] - is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ;
voorts
5.3.
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ;
5.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.