ECLI:NL:RBNHO:2023:8041

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/337859 / KG ZA 23-139
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contactregeling tussen gescheiden ouders met betrekking tot minderjarige in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 2 mei 2023, is een kort geding aanhangig gemaakt door de man, die een contactregeling met zijn minderjarige kind vordert. De man en de vrouw zijn voormalige echtgenoten, en de vrouw heeft het eenhoofdig gezag over hun kind, dat al enige tijd bij haar en haar partner woont. De man, die recentelijk in Nederland is aangekomen, heeft in het verleden contact gehad met zijn kind, maar de vrouw heeft twijfels over de veiligheid van het kind in het contact met de man. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het contact met de man veilig en zonder stress voor het kind moet verlopen. De vrouw heeft haar bezorgdheid geuit over de intenties van de man en de veiligheid van het kind, wat heeft geleid tot een afwijzing van de vordering van de man voor een wekelijkse omgang. In plaats daarvan is bepaald dat het kind eenmaal per maand gedurende vier uur in een restaurant contact heeft met de man, begeleid door de vrouw of een derde. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering over de gestelde feiten en omstandigheden. De vordering tot het opleggen van een dwangsom is afgewezen, omdat de vrouw heeft aangegeven open te staan voor contact. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/337859 / KG ZA 23-139
Vonnis in kort geding van 2 mei 2023
in de zaak van
[de man],
verblijvende te [plaats]
,
eiser,
advocaat mr. H. Durdu te Rotterdam,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M. Pinarbasi te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 29 maart 2023, met bijlagen 1 tot en met 4.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op
18 april 2023 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaten en hun tolken.
1.3.
[de minderjarige] heeft voorafgaand aan de zitting, op 17 april 2023, met de voorzieningenrechter gesproken.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest, welk huwelijk is geëindigd op [datum] door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand in Turkije van de echtscheidingsbeschikking van 5 april 2016 van de rechtbank in Turkije
.
2.2.
Uit dit huwelijk is geboren de minderjarige:
- [de minderjarige] , op [geboortedatum] te [plaats] , Turkije.
2.3.
Bij genoemde echtscheidingsbeschikking van 5 april 2016 is, voor zover nu van belang, bepaald dat de vrouw het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] heeft, en is een omgangsregeling vastgesteld die inhoudt dat [de minderjarige] bij de man verblijft in het eerste en derde weekend van elke maand van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur, op de tweede dag van religieuze feestdagen van 10.00 uur tot de derde dag om 17.00 uur, van 1 juli om 10.00 uur tot 31 juli 17.00 uur, en de eerste week van de semestervakantie van de eerste dag om 10.00 uur tot de laatste dag om 17.00 uur. Partijen woonden destijds in Turkije.
2.4.
De vrouw is met [de minderjarige] in februari 2020 uit Turkije naar Griekenland vertrokken en vervolgens in Nederland gaan wonen.
2.5.
De man is in januari 2023 in Nederland aangekomen en verblijft in het Asielzoekerscentrum in [plaats] . Hij heeft op 16 januari 2023 een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd aangevraagd.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw te bevelen om een contactregeling vast te stellen van eenmaal per week een halve dag omgang met het kind, op straffe van een dwangsom van € 250 per dag dat de man (de voorzieningenrechter neemt aan: de vrouw) de omgangsregeling niet nakomt, met een maximum van € 25.000.
3.2.
De man legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. De vrouw is in februari 2020 zonder medeweten en toestemming van de man uit Turkije vertrokken en heeft zich uiteindelijk gevestigd in Nederland. De man kon eerst Turkije niet uit, maar in januari 2023 kon hij naar Nederland komen. Op 7 januari 2023 heeft de man [de minderjarige] weer voor het eerst gezien, gedurende twee uur in een restaurant, met ook de partner van de vrouw in de buurt. Dit weerzien verliep prettig en [de minderjarige] gaf aan dat hij de behoefte had aan meer omgang met de man. Daarna heeft de man [de minderjarige] slechts eenmaal telefonisch gesproken. Tijdens dat gesprek zei [de minderjarige] dat hij geen contact meer wilde met de man. Het is volgens de man duidelijk dat dit is ingegeven door de vrouw. De vrouw belemmert het contact tussen [de minderjarige] en de man. De houding van de vrouw is niet te verklaren. Er is geen contra-indicatie voor omgang tussen de man en [de minderjarige] .
3.3.
De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat zij in Turkije het contact tussen [de minderjarige] en de man nooit in de weg heeft gestaan. Nadat de man zich op 7 januari 2023 bij haar meldde, was zij verbaasd maar heeft direct aan een weerzien tussen de man en [de minderjarige] meegewerkt. Beide partijen werkten als politieagent en vanwege de politieke situatie is zij in 2020 uit Turkije gevlucht omdat het niet meer veilig was. Zij vertrouwt het niet dat de man opeens na zo’n lange periode naar Nederland is gekomen en hier wil blijven. Zij twijfelt aan de door de man gestelde reden dat hij voor een strafzaak is gevlucht en is bang dat de man [de minderjarige] naar Turkije zal meenemen. Deze vrees is vergroot toen zij en haar partner op 7 januari 2023 zagen dat de man [de minderjarige] zodanig aan zijn arm vastpakte, dat haar partner moest ingrijpen. Tegen de afspraken in wilde de man [de minderjarige] meenemen naar een vriend voor een overnachting. Het huwelijk van partijen werd gekenmerkt door huiselijk geweld, waarvan [de minderjarige] getuige is geweest. Zij stelt een begeleide omgang in een restaurant voor, totdat er genoeg vertrouwen is dat de man in Nederland blijft. Deze omgang zou dan eenmaal per maand gedurende vier uur kunnen plaatsvinden.
3.4.
[de minderjarige] heeft aangegeven dat hij moet wennen aan de nieuwe situatie dat de man in Nederland is. Hij heeft het druk met school, moet ook aan zijn Nederlands werken en weet niet goed hoe de omgang vaker dan eens per drie maanden zou kunnen plaatsvinden.

4.De beoordeling

spoedeisend belang

4.1.
Op grond van artikel 254 Rv is de voorzieningenrechter in alle spoedeisende zaken, waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd deze te geven. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen en de uitkomst van de beoordeling van de voorlopige merites van de zaak. Spoedeisend belang heeft de eisende partij in ieder geval, indien van hem niet kan worden gevergd dat hij of zij een bodemprocedure afwacht.
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op de aard van de vordering het door de man gestelde spoedeisend belang is gegeven. De man kan derhalve worden ontvangen in zijn vordering.
contactregeling
4.3.
De man vordert een contactregeling van eenmaal per week en laat de door de rechtbank in Turkije bij beschikking van 5 april 2016 omgangsregeling buiten beschouwing.
4.4.
De voorzieningenrechter is overigens van oordeel dat de situatie van partijen en [de minderjarige] zodanig is dat niet-nakoming van de in 2016 vastgestelde zorgregeling gerechtvaardigd is. Immers, [de minderjarige] is inmiddels 12 jaar, leeft al een aantal jaar bij zijn moeder en haar partner en heeft de man -vóór het contact op 7 januari 2023- lang niet gezien. Bovendien woont de man voorlopig in een asielzoekerscentrum in [plaats] , zodat de destijds vastgestelde zorgregeling ook praktisch niet uitvoerbaar is.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een kind het recht heeft op contact met beide ouders en dat dit recht slechts kan worden ontzegd, indien het contact ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind.
4.6.
De man heeft ter zitting aangegeven dat hij minimaal om de twee weken vier uur contact met [de minderjarige] wenst. Hij betwist dat sprake was van huiselijk geweld tijdens het huwelijk en dat hij [de minderjarige] mee naar Turkije wil nemen. Evenmin zou hij [de minderjarige] op
7 januari 2023 hebben vastgepakt en met [de minderjarige] hebben willen overnachten bij een vriend.
4.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is uitgangspunt dat het contact met de man veilig en zonder stress voor [de minderjarige] verloopt en geen ernstig nadeel oplevert. Hij heeft in zijn jonge leven al veel meegemaakt en is bezig zijn leven in Nederland op te bouwen. [de minderjarige] woont al een aantal jaar bij zijn moeder en stiefvader zonder fysiek contact met de man. Nu de vrouw haar -ter zitting toegelichte- twijfels heeft over de reden van het verblijf van de man in Nederland en bang is voor de veiligheid van [de minderjarige] , zal de voorzieningenrechter de vordering van de man in zoverre afwijzen en bepalen dat [de minderjarige] eenmaal per maand -op een in gezamenlijk overleg te bepalen dag- gedurende vier uur in een restaurant contact met de man heeft, begeleid door de vrouw, haar partner of een derde. In een voorlopige voorzieningenprocedure als deze is verder geen plaats voor bewijslevering ten aanzien van de gestelde feiten en omstandigheden.
dwangsom
4.8.
De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, nu de vrouw heeft aangegeven open te staan voor en mee te werken aan het contact tussen de man en [de minderjarige] .
uitvoerbaarverklaring bij voorraad
4.9.
De voorzieningenrechter zal dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
bepaalt dat de contactregeling als volgt zal zijn:
de minderjarige [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] , in de gemeente [gemeente] , Turkije,
heeft eenmaal per maand -op een in gezamenlijk overleg te bepalen dag- gedurende vier uur in een restaurant contact met de man, begeleid door de vrouw, haar partner of een derde;
5.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Leertouwer op 2 mei 2023.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat. Omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.