ECLI:NL:RBNHO:2023:8030

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
10369283 / CV EXPL 23-750
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van een sociale huurwoning wegens toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van de huurovereenkomst

In deze zaak heeft Woningstichting Rochdale een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van de huurovereenkomst. De huurovereenkomst betreft een jongerenwoning die [gedaagde] sinds 24 februari 2022 huurt. Rochdale stelt dat [gedaagde] de woning niet feitelijk bewoonde en deze aan derden in gebruik gaf, wat in strijd is met de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan. De vordering van Rochdale is gebaseerd op het feit dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft gehad en dat hij de woning zonder toestemming aan derden heeft gegeven. Rochdale heeft bewijs geleverd van overtredingen van de huurovereenkomst, waaronder getuigenverklaringen en rapportages van de gemeente Zaanstad. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en betwist dat hij tekort is geschoten, maar de kantonrechter oordeelt dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling te onderbouwen. De kantonrechter concludeert dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, waardoor de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning gerechtvaardigd zijn. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en de proceskosten te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10369283 / CV EXPL 23-750
Uitspraakdatum: 17 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
Woningstichting Rochdale, statutair gevestigd te Amsterdam
eiseres, verder te noemen: Rochdale
gemachtigde: mr. J.B. Sans Prieto
tegen
[gedaagde], wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. drs. A.W. van Dalen.

1.Het procesverloop

1.1.
Rochdale heeft bij dagvaarding van 23 februari 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 12 juli 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Door de gemachtigde van Rochdale is daarbij gebruik gemaakt van overgelegde spreekaantekeningen. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] op 5 en 6 juli 2023 nog nadere stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen bestaat sinds 24 februari 2022 een (tijdelijke) huurovereenkomst met betrekking tot de (portiek)woning [adres] (hierna: het gehuurde of de woning). Het gehuurde betreft een jongerenwoning, bestemd voor een huurder die bij aanvang van de huurovereenkomst jonger is dan 28 jaar. Van de huurovereenkomst maken deel uit de Algemene Huurvoorwaarden Woonruimte (hierna: de algemene voorwaarden) van Rochdale.
2.2.
Artikel 2.2. van de huurovereenkomst luidt:
Het gehuurde is uitsluitend bestemd om voor huurder als woonruimte te dienen. Huurder zal het gehuurde (…) overeenkomstig de bestemming gebruiken en deze bestemming niet wijzigen.
2.3.
In artikel 6 van de algemene voorwaarden zijn de verplichtingen van de huurder opgenomen. Daarin is onder meer bepaald:
6.5. Huurder zal het gehuurde gedurende de huurtijd feitelijk bewonen en de woonruimte daadwerkelijk voor hemzelf en de leden van zijn huishouden gebruiken. Huurder zal in het gehuurde zijn exclusieve hoofdverblijf houden. Indien huurder het gehuurde niet feitelijk bewoont, dan wel het gehuurde zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder geheel of gedeeltelijk heeft onderverhuurd, in huur heeft afgestaan of aan derden in gebruik heeft gegeven, rust de bewijslast dat huurder onafgebroken het hoofdverblijf in het gehuurde heeft behouden op huurder. 6.6. Het is huurder niet toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk (tijdelijk) onder te verhuren of aan derden in gebruik te geven, dan wel het gehuurde op internet (bijvoorbeeld AirBnB) of anderszins aan derden te huur of in gebruik aan te bieden. Ook vakantieverhuur aan toeristen voor een kortere of langere periode is uitdrukkelijk verboden. Dit wordt beschouwd als bedrijfsmatige exploitatie en is in strijd met de bestemming van woonruimte en strijdig met het beleid van verhuurder als toegelaten instelling.
2.4.
[gedaagde] heeft zich op 9 november 2022 op het adres van het gehuurde laten inschrijven in de Basisregistratie Personen.
2.5.
Bij brief van 24 november 2022 heeft Rochdale aan [gedaagde] meegedeeld:
Uit onderzoek door medewerkers van Rochdale en van de Gemeente blijkt dat u meerdere van onze huurvoorwaarden overtreden heeft. Wij hebben vastgesteld dat u de woning geheel of in delen aan derden in gebruik geeft. Dit is niet toegestaan. Hierover hebben wij op 24 November 2022 een gesprek gehad samen met een medewerker van de gemeente [adres] (…) In onze algemene huurvoorwaarden staat dat u als huurder uw hoofdverblijf in de woning moet hebben. U mag de woning dus niet zonder onze schriftelijke toestemming in zijn geheel of gedeeltelijk aan derden in gebruik geven. U schiet dus ernstig tekort in het nakomen van uw verplichtingen uit de huurovereenkomst. (…) Omdat u zich niet houdt aan de verplichtingen uit de huurovereenkomst willen wij de huurovereenkomst met u beëindigen. Via deze brief stellen wij u in de gelegenheid om zelf de huurovereenkomst vóór 5 December 2022 op te zeggen. (…)[gedaagde] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Ook aan de op 10 januari 2023 door Rochdale aan [gedaagde] gezonden sommatie om de huur op te zeggen, is geen gevolg gegeven.

3.De vordering

3.1.
Rochdale vordert dat de kantonrechter: a) voor recht verklaart dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst; b) de huurovereenkomst tussen partijen ontbindt; c) [gedaagde] veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Rochdale te stellen; d) Rochdale machtigt om, indien [gedaagde] met de ontruiming in gebreke mocht blijven, op kosten van [gedaagde] de ontruiming door een deurwaarder te laten bewerkstelligen; e) [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de proces- en nakosten.
3.2.
Rochdale legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op meerdere punten tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Hij heeft in strijd met zijn wettelijke en contractuele verplichtingen jegens Rochdale zijn hoofdverblijf in de periode februari- november 2022 niet in het gehuurde gehad en daar ook feitelijk niet gewoond, maar het gehuurde zonder de daarvoor benodigde schriftelijke toestemming van Rochdale aan derden in gebruik gegeven. Deze ernstige tekortkomingen kunnen niet meer ongedaan worden gemaakt, ook niet als [gedaagde] nu (weer) de woning is gaan bewonen en/of daar zijn hoofdverblijf is gaan hebben. De afzonderlijke tekortkomingen, maar zeker in samenhang bezien, rechtvaardigen de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde, aldus Rochdale.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. [gedaagde] betwist dat hij toerekenbaar tekort is geschoten in zijn verplichtingen op grond van de huurovereenkomst. [gedaagde] heeft uiteengezet dat hij tot de aanvang van de huurovereen-komst bij zijn ouders woonde. Toen hij de sleutels van de woning had gekregen, is hij eerst zes weken gaan klussen in de woning. Vervolgens heeft hij het gehuurde betrokken met zijn vriendin [vriendin gedaagde] . De relatie is gestrand in augustus 2022. De scheiding heeft [gedaagde] veel verdriet gedaan, welk verdriet hij probeerde te verwerken bij zijn ouders omdat hij het vervelend vond om in een leeg huis te komen en te zijn. Omdat hij zijn kleding e.d. had meegenomen naar zijn ouders, waren er nog maar weinig bezittingen van hem in de woning aanwezig tijdens de controles in november 2022. Toen [gedaagde] niet zelf in de woning verbleef, waren er met enige regelmaat familie, vrienden en kennissen, die - zij het niet voor lange perioden achter elkaar - gebruik maakten van de woning. Dat laat onverlet dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf in het gehuurde steeds heeft behouden, want zijn verblijf elders was tijdelijk en bedoeld om zijn liefdesverdriet te verwerken. Het is steeds de bedoeling geweest om weer permanent in het gehuurde te gaan wonen, maar niet ontkend kan worden dat de woning in september en oktober 2022 vaak door anderen werd bewoond, hoewel het toen ook wel eens is gebeurd dat [gedaagde] op de bank in de woning de nacht doorbracht. Begin november 2022 vroeg zijn vriend [vriend gedaagde] , die hij sinds ongeveer 2017 kent en die geen onderdak had, of hij tijdelijk in het gehuurde mocht verblijven. [gedaagde] heeft daarin toegestemd als vriendendienst. Bij de controle van het gehuurde op 9 november 2022 verbleef [vriend gedaagde] daar dus ongeveer een week met zijn vriendin [naam vriendin] Door schade en schande wijs geworden zorgt [gedaagde] er thans voor dat hij zoveel mogelijk in het gehuurde verblijft. Hij heeft er zijn hoofdverblijf, heeft een huisvestingsvergunning aangevraagd en hij heeft zijn registratie in de BRP in orde gemaakt. Zo [gedaagde] al tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, is die tekortkoming zo gering dat ontbinding van de huurovereenkomst, hetgeen hem dakloos zou maken, niet gerechtvaardigd is.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf in het gehuurde moet hebben. Beoordeeld moet worden of hiervan steeds sprake is geweest en of, indien komt vast te staan dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf niet steeds in de woning heeft gehad, dat een tekortkoming oplevert die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Het hebben van het hoofdverblijf in het gehuurde betekent dat een huurder naar maatschappelijke opvattingen in het gehuurde woont (en daar dus - gewoonlijk - eet, slaapt en verblijft), zijn zaken vanuit het gehuurde behartigt en voor het rechtsverkeer steeds bereikbaar is op het adres van het gehuurde. Voorts gaat een huurder niet weg van het gehuurde dan met een bepaald doel en tevens met het plan om weer terug te keren naar het gehuurde als dat doel is bereikt.
5.2.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling voorop dat op Rochdale de stelplicht en, zo nodig, de bewijslast rust van feiten en omstandigheden waaruit kan worden opgemaakt dat [gedaagde] niet zijn hoofdverblijf in de woning heeft (gehad). Daartegenover staat dat in lijn met het arrest van het Hof Amsterdam (ECLI:GHAMS:2019:1109) op [gedaagde] een verzwaarde motiveringsplicht rust, in die zin dat van hem mag worden verlangd dat hij feitelijke gegevens verstrekt ter motivering van zijn betwisting van de stellingen van Rochdale.
5.3.
Rochdale heeft ter (nadere) onderbouwing van haar stellingen en onder verwijzing naar met name de door haar bij dagvaarding als producties 4, 5 en 6 overgelegde rapportages, het navolgende aangevoerd. Op 6 juli 2022 is door medewerkers van de afdeling Straattoezicht van de gemeente Zaanstad naast de ondergrondse afvalcontainer in de wijk [adres] afval aangetroffen. Dat is een boetewaardige overtreding en daarom is door de afdeling Straattoezicht een onderzoek ingesteld. Bij het afval bevond zich een doos met als geadresseerde [vriendin gedaagde] , [adres] . Bij controle in de Basisregistratie Personen (BRP) bleek er niemand op dat adres te staan ingeschreven. In verband met een vermoeden van ‘spookbewoning’ op dat adres heeft Straattoezicht haar bevindingen doorgegeven aan het Team Wijkgerichte Overlast, dat dergelijke meldingen onderzoekt. Los daarvan was op 27 oktober 2022 bij Rochdale een melding binnengekomen van een omwonende, inhoudende dat er steeds (in 2022 3 of 4 keer) verschillende gezinnen in het gehuurde woonden, waarvan (geluids)overlast werd ervaren. Laatstelijk zouden er waarschijnlijk Pools sprekende mensen (2 mannen en 2 vrouwen) in het gehuurde hebben gewoond, die ’s avonds vaak luidruchtig aanwezig waren. Medewerkers van voormeld team hebben op 8 november 2022 een controlebezoek gebracht aan het gehuurde. Hoewel de medewerkers geluiden hoorden in de woning, werd de deur niet opengedaan. Wel werd een hennepgeur vanuit de woning geroken. Omdat een mogelijke hennepkwekerij in een flatwoning een ernstige bedreiging voor de veiligheid vormt, is besloten om daarnaar nader onderzoek te verrichten, naast het onderzoek naar de spookbewoning. Met gebruikmaking van de door de burgemeester van de gemeente Zaanstad afgegeven machtiging tot binnentreden hebben [toezichthouder 1] en [toezichthouder 2] (toezichthouders bij de gemeente Zaanstad) zich op 9 november 2022 toegang tot de woning verschaft, toen de voordeur niet werd opengedaan, terwijl er wel geluiden in de woning te horen waren. In de woning waren twee personen aanwezig: [vriend gedaagde] en [naam vriendin] Beiden beschikten niet over een geldig verblijfsdocument. Uit de door voormelde personen gegeven antwoorden op vragen kwam naar voren dat er geen spullen van de huurder in de woning aanwezig waren en dat de huurder tijdens hun verblijf in de woning (vanaf 1 november 2022) niet in de woning had verbleven. Tijdens zijn verhoor door de politie op 9 november 2022 heeft [vriend gedaagde] verklaard dat hij via zijn neven in contact was gekomen met ene [neef gedaagde] , die zich voordeed als de eigenaar en bewoner van de woning. [neef gedaagde] zou een paar dagen weg gaan en [vriend gedaagde] mocht gedurende die tijd in zijn huis verblijven. De eigenaar van de woning heeft hij ontmoet toen hij bij de woning aan kwam. Tijdens de controle van de woning op 9 november 2022 heeft [toezichthouder 1] geconstateerd dat op het startscherm van de telefoon van [vriend gedaagde] een WhatsApp-bericht verscheen, afkomstig van ‘ [neef gedaagde] Owner’ met de tekst ‘Don’t panic en sayy less’. Bij een huisbezoek van [toezichthouder 1] en een medewerker van Rochdale op 15 november 2022 bleek [vriend gedaagde] inmiddels uit het gehuurde te zijn vertrokken. [naam vriendin] zou die middag vertrekken en was haar spullen aan het inpakken. Zij heeft verklaard dat de huurder in de periode van 9 tot 15 november 2022 niet in het gehuurde was geweest en dat van de huurder geen persoonlijke bezittingen (waaronder kleding, toiletartikelen, etc.) in het gehuurde aanwezig waren.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat Rochdale, onder verwijzing naar de uitgebreide onderzoeksrapportages met betrekking tot de bewoning van het gehuurde, met het vorenstaande voldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen, waaruit blijkt dat [gedaagde] in de periode tussen februari en november 2022 gedurende langere tijd in het gehuurde niet zijn hoofdverblijf heeft gehad en dat hij het gehuurde in die periode aan derden in gebruik heeft gegeven.
5.5.
Het is vervolgens aan [gedaagde] om zijn stelling dat hij zijn hoofdverblijf wel steeds in het gehuurde heeft (gehad) voldoende te onderbouwen. Voor het hebben van het hoofdverblijf in de woning is van belang dat het leven van [gedaagde] zich in hoofdzaak in en vanuit de woning dient af te spelen. [gedaagde] heeft in dit verband verwezen naar diverse door hem bij de conclusie van antwoord overgelegde en in aanloop naar de mondelinge behandeling ingediende producties. De kantonrechter ziet in de als productie 1 overgelegde kassabonnen van Hornbach en Praxis uit eind februari/maart 2022 geen onderbouwing van het verweer van [gedaagde] , dat hij zijn hoofdverblijf steeds in de woning heeft gehad. Uit de bonnetjes blijkt alleen dat er door iemand klusspullen zijn aangeschaft. Of dat [gedaagde] is geweest of iemand anders en of de spullen voor het gehuurde zijn gebruikt, blijkt daar niet uit. Overigens is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] spullen heeft aangeschaft voor de inrichting van het gehuurde, hoewel dat voor de hand had gelegen bij iemand die voor het eerst op zichzelf ging wonen. Een toelichting op dit punt heeft [gedaagde] niet gegeven. Volgens [gedaagde] geeft productie 2 een overzicht van ‘pinbetalingen en geldopnames die zijn gedaan in de buurt van het gehuurde’. Het gaat hier met name om geldopnames van € 50,00 in Oostzaan en Zaandam . Het is voor de kantonrechter, zonder toelichting die ontbreekt, niet vast te stellen dat hiermee bevestigd zou worden dat [gedaagde] steeds zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft gehad. Uit de overzichten blijkt niet wanneer die pinbetalingen en geldopnames precies zijn gedaan en waar zij betrekking op hebben, terwijl het deels lijkt te gaan om geldopnames dan wel betalingen in 2021. Een bevestiging van een bestelling bij Thuisbezorgd.nl op 12 maart 2023 (productie 6 aan de zijde van [gedaagde] ) kan uiteraard niet worden beschouwd als een bewijs van het hebben van het hoofdverblijf in het gehuurde in de periode februari-november 2022. Uit de als productie 3 overgelegde verklaringen kan niets worden afgeleid omtrent het hoofdverblijf van [gedaagde] in de periode februari-november 2022. De verklaringen bevatten geen concrete informatie met betrekking tot de periode(s) waarop zij betrekking hebben en zijn, wegens het ontbreken van contactgegevens, niet te verifiëren. Opvallend daarbij is de verklaring van [vriendin gedaagde] , waarvan [gedaagde] (in de conclusie van antwoord) stelt dat hij met haar in het gehuurde heeft samengewoond. [vriendin gedaagde] stelt daarentegen in haar bij die conclusie van antwoord gevoegde verklaring, dat zij van ongeveer april tot augustus een relatie met [gedaagde] heeft gehad en dat zij toen vaak bij hem in het gehuurde verbleef. Een bevestiging van de stelling van [gedaagde] dat zij samen zouden hebben gewoond in het gehuurde wordt door [vriendin gedaagde] niet gegeven.
5.6.
Het kan zo zijn dat [gedaagde] veel verdriet heeft gehad over het stranden van zijn relatie, maar het komt de kantonrechter, gelet op de korte duur van die relatie, niet aannemelijk voor dat dat voor [gedaagde] reden heeft moeten zijn om in augustus 2022 huis en haard te verlaten om (mede gelet op zijn eigen verklaring in dit verband) voor langere tijd bij zijn ouders te verblijven. Een verklaring van zijn ouders, waarin zij bevestigen dat [gedaagde] overmand was door verdriet en niet in staat was om vanaf augustus 2022 in het gehuurde te verblijven, is niet overgelegd. Een verklaring voor het feit dat er na het vertrek van [vriend gedaagde] en [naam vriendin] geen persoonlijke bezittingen van hem in het gehuurde bleken te zijn, heeft [gedaagde] niet gegeven. Evenmin heeft [gedaagde] een verklaring kunnen geven voor het feit dat zijn neef [neef gedaagde] zich tegenover [vriend gedaagde] en [naam vriendin] heeft voorgedaan als ‘owner’ van de woning, voor hen de contactpersoon was voor het gebruik van de woning en aanwezig was bij hun aankomst bij de woning. Ook overigens heeft [gedaagde] zijn standpunt dat hij steeds zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft gehad van geen enkele steekhoudende onderbouwing voorzien. Bovendien staat die stelling haaks op zijn erkenning dat hij de eerste zes weken niet in het gehuurde heeft verbleven en dat hij dat ook in ieder geval vanaf augustus 2022 niet heeft gedaan. Verifieerbare verklaringen van buren met betrekking tot zijn bewoning van het gehuurde (bijvoorbeeld met betrekking tot het aannemen van voor hem bestemde pakketjes, etc.), heeft [gedaagde] niet overgelegd. Het als productie 4 door [gedaagde] in het geding gebrachte briefje van de anonieme ‘onderbuurvrouw’, gericht aan een eveneens anonieme ‘buurman’ heeft betrekking op door haar ondervonden geluidsoverlast van meerdere personen. Wanneer dit speelde, is niet bekend, want in het ongedateerde briefje wordt daar niet over gerept. Ook aan de overige van productie 4 deel uitmakende stukken (twee vensterenveloppen, waarin zich aan [gedaagde] gerichte post bevindt) kan geen waarde worden toegekend. De kantonrechter neemt voorts in aanmerking dat [gedaagde] de door de rapporteurs in hun rapportage (productie 4 bij dagvaarding) opgesomde tegenstrijdigheden in de verklaringen van [vriend gedaagde] en [naam vriendin] enerzijds en zijn verklaring anderzijds niet heeft kunnen ontzenuwen. Net zo min heeft [gedaagde] de onderzoeksresultaten, die de onderbouwing vormen van de vordering van Rochdale, kunnen weerleggen.
5.7.
Nu [gedaagde] zijn verweer onvoldoende heeft gemotiveerd, is voor (tegen)bewijslevering geen plaats. Daarmee is komen vast te staan dat [gedaagde] in de periode februari-november 2022 in strijd met de huurovereenkomst zijn hoofdverblijf gedurende langere tijd niet in het gehuurde heeft gehad en daarvan geen gebruik heeft gemaakt overeenkomstig de bestemming, alsmede dat hij het gehuurde in gebruik heeft gegeven aan derden. [gedaagde] heeft aldus onvoldoende rekening gehouden met de belangen van Rochdale. Rochdale is verplicht te zorgen voor een rechtvaardige verdeling van haar schaarse sociale huurwoningen onder haar doelgroep. Als huurder vervolgens zelf geen gebruikmaken van een dergelijke woning staat hiermee op gespannen voet. Dit levert een schending van de verplichting tot goed huurderschap op. De kantonrechter weegt in dat verband tevens mee dat [gedaagde] werkzaam is als jongerenwerker bij DOCK, welke organisatie met onder meer Rochdale samenwerkt aan het verbeteren van de leefbaarheid in de wijk waar het gehuurde gelegen is, en dat [gedaagde] uit hoofde van zijn functie voor de woning in aanmerking is gekomen. Rochdale heeft er in dit verband onweersproken op gewezen dat gedane investeringen om de leefbaarheid in de wijk te verbeteren door het handelen van [gedaagde] worden ondermijnd.
5.8.
Beoordeeld moet worden of de tekortkomingen, mede gelet op de belangen van [gedaagde] , van voldoende gewicht zijn om de huurovereenkomst te ontbinden. Het is daarbij aan [gedaagde] om feiten en omstandigheden, die maken dat de ontbinding niet gerechtvaardigd is, te stellen en zo nodig te bewijzen. [gedaagde] heeft echter geen concrete feiten en omstandigheden gesteld die maken dat, afgezet tegen zijn belang, de tekortkomingen onvoldoende ernstig zijn om de ontbinding te rechtvaardigen.
5.9.
De conclusie is derhalve dat [gedaagde] in de periode van februari-november 2022 gedurende langere tijd niet zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft gehad en het gehuurde in gebruik heeft gegeven aan derden, waardoor hij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Dat [gedaagde] inmiddels wel zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft, zoals door hem is aangevoerd, maakt de tekortkomingen niet ongedaan.
5.10.
Een en ander betekent dat de gevorderde verklaring voor recht kan worden gegeven en dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde zullen worden toegewezen. De ontruimingstermijn zal daarbij op veertien dagen na betekening van het vonnis worden gesteld. Rochdale vraagt in dit verband haar te machtigen om, ‘indien [gedaagde] met voornoemde ontruiming in gebreke mocht blijven, op kosten van [gedaagde] , genoemde ontruiming van het gehuurde te doen bewerkstelligen door een deurwaarder’. De vordering is in zoverre niet toewijsbaar. Artikel 556 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schrijft reeds voor dat een gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder, terwijl de met de ontruiming gemoeide kosten slechts toewijsbaar zijn als zij in redelijkheid zijn gemaakt, hetgeen niet op voorhand kan worden beoordeeld.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat hij grotendeels ongelijk krijgt. De door Rochdale gevorderde nakosten zullen niet afzonderlijk in de proceskosten-veroordeling worden vermeld, omdat die veroordeling ook voor de nakosten al een executoriale titel oplevert. [1]
5.12.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst;
6.2.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning [adres] ;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis voormelde woning te ontruimen met medeneming van alle daarin vanwege hem aanwezige personen en zaken, en de woning onder afgifte van de sleutels en al hetgeen verder tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van Rochdale te stellen;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Rochdale tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 128,30
griffierecht € 128,00
salaris gemachtigde € 398,00;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3