ECLI:NL:RBNHO:2023:7999

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
10350415 \ WM VERZ 23-149
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake boete voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. De betrokkene, Orange Finance B.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De officier van justitie verklaarde het beroep van de betrokkene ongegrond, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 4 april 2023 was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig en verzocht om vernietiging van de beslissing van de officier van justitie vanwege een geschonden hoorplicht.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. De betrokkene had onvoldoende feiten aangedragen om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. De kantonrechter erkende echter dat de hoorplicht was geschonden, wat leidde tot de gegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd, maar het beroep tegen de boete zelf werd ongegrond verklaard. De kantonrechter wees ook het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de betrokkene inhoudelijk ongelijk kreeg.

De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures, maar ook dat een schending daarvan niet automatisch leidt tot vernietiging van de opgelegde sanctie als de gedraging voldoende is vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10350415 \ WM VERZ 23-149
CJIB-nummer : 250908836
Uitspraakdatum : 25 april 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
naam : Orange Finance B.V.
adres : Kamerlingh Onneslaan 10
woonplaats : 1171 AG Badhoevedorp (hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : mr. Rissema, Bezwaartegenverkeersboetes.nl te Dordrecht.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting verzocht de beslissing van de officier van justitie te vernietigen in verband met de geschonden hoorplicht. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft daarnaast een niet gepubliceerde uitspraak overgelegd en heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet twijfelt aan de waarneming en de verklaring van de verbalisant en dat de boete in stand moet worden gelaten.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

De boete
2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene ontkent de gedraging en stelt daartoe dat de verbalisant niet duidelijk en onbelemmerd in het voertuig heeft kunnen kijken, omdat het voertuig van de verbalisant af reed.
2.3.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“Ik zag dat de bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat met de rechterhand, ter hoogte van het stuur, vasthield. Tijdens mijn waarneming heb ik duidelijk en onbelemmerd in het voertuig en naar het mobiel elektronisch apparaat kunnen kijken. Ik zag een mobiele telefoon. Ik heb de bestuurder van het genoemde voertuig niet kunnen staandehouden, omdat ik, verbalisant had geen reële mogelijkheid tot staandehouding omdat ik te voet was en het voertuig van mij af reed. Tevens was ik in burger gekleed en had geen voertuig bij mij om een staandehouding te kunnen doen.“
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring van de verbalisant dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangevoerd die ertoe aanleiding geven te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Een enkele ontkenning is niet voldoende. De boete is dus terecht opgelegd.
Hoorplicht
2.5.
De gemachtigde van betrokkene stelt dat de hoorplicht door de officier van justitie is geschonden. De officier van justitie heeft betrokkene de gelegenheid geboden om schriftelijk het beroep aan te vullen. In het onderhavige geval is gebrekkig invulling gegeven aan de aan betrokkene geboden mogelijkheid om ‘schriftelijk te worden gehoord’, aldus gemachtigde.
2.6.
De officier van justitie heeft in de brief van 8 november 2022 aan de gemachtigde van betrokkene erkent dat er een misverstand is ontstaan over de wijze waarop het indienen van de gronden hersteld moest worden. De gemachtigde ging er, anders dan de officier van justitie, vanuit dat de telefonische afspraak en de hersteltermijn eerst nog schriftelijk bevestigd zou worden vóórdat deze termijn ging lopen, zodat is beslist op het ingediende beroep zonder de eventuele aanvullende gronden daarin mee te nemen.
2.7.
Op de zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie erkend dat de hoorplicht is geschonden. De kantonrechter volgt dit standpunt. Dat betekent dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd. Omdat de beslissing van de officier van justitie vanwege het voorgaande al wordt vernietigd, behoeven de overige gronden gericht tegen die beslissing niet meer te worden besproken en beoordeeld.
2.8.
De gemachtigde van betrokkene stelt tenslotte dat betrokkene dient te worden gecompenseerd omdat de hoorplicht door de officier van justitie is geschonden. Subsidiair verzoek de gemachtigde in aansluiting op de huidige jurisprudentie om het boetebedrag te matigen met 25%.
2.9.
De kantonrechter ziet, met verwijzing naar de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] , in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten en is daar door een misverstand geen gebruik van gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof. Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd wordt daarom ongegrond verklaard.
Proceskostenvergoeding
2.10.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie wordt weliswaar gegrond verklaard, maar betrokkene krijgt inhoudelijk ongelijk. De boete is immers terecht opgelegd en de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt ook niet vernietigd of gewijzigd [2] .
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2022:9934.
2.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2020:3336.