ECLI:NL:RBNHO:2023:7939

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
10282910 \ CV EXPL 23-342
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverschuldigde betaling van aansluitkosten door huurder aan exploitant van warmte-koude-opslaginstallatie

In deze zaak vorderde eiser, een huurder van een appartement in het nieuwbouwcomplex De Planeet, terugbetaling van aansluitkosten die hij onverschuldigd aan Deem NL B.V. had betaald. Eiser stelde dat Deem, die de warmte-koude-opslaginstallatie exploiteert, deze kosten niet in rekening mocht brengen, omdat dit niet contractueel was overeengekomen. De kantonrechter oordeelde dat Deem de aansluitkosten over de jaren 2014 tot en met 2021 onverschuldigd had geïnd. De rechter wees erop dat de overeenkomst geen basis bood voor het in rekening brengen van deze kosten, en dat Deem vanaf 1 januari 2020 geen periodieke aansluitkosten meer mocht vragen op grond van de Warmtewet. Eiser had in totaal € 3.218,98 aan aansluitkosten betaald, maar een deel daarvan was verjaard. Uiteindelijk werd Deem veroordeeld tot terugbetaling van € 1.749,22, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 oktober 2022. De vordering van Deem in reconventie werd afgewezen, en Deem werd in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10282910 \ CV EXPL 23-342
Vonnis van 30 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. L.I. Boes,
tegen
DEEM NL B.V., handelend onder de naam DeeneD,
te Dongen,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: Deem,
gemachtigde: mr. J.J. van Deventer en mr. N.J. Loekemeijer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 maart 2023
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte vermindering eis in conventie
- de nagezonden produktie 3 van de zijde van Deem
- de mondelinge behandeling op 1 augustus 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] huurt sinds 1 oktober 2013 van Woningbedrijf Velsen een appartement, gelegen in nieuwbouwcomplex De Planeet te IJmuiden. Deem exploiteert de warmte-koudeopslaginstallatie (hierna: de WKO-installatie) waarmee het complex wordt voorzien van warmte, warm tapwater en koude. Deem heeft de de WKO-installatie overgenomen uit het faillissement van Panagro Duurzame Energie B.V., een dochtervennootschap van de aannemer die het complex heeft gebouwd.
2.2.
Deem heeft met [eiser] een leveringsovereenkomst gesloten met als ingangsdatum 1 oktober 2013 (hierna: de overeenkomst). In de overeenkomst staat het volgende:
“(…)
Afname
Door ondertekening van deze Leveringsovereenkomst verbindt Contractant zich bronenergie of warmte, warm tapwater, en koude af te nemen van Deened volgens de specificaties en tegen een vergoeding zoals omschreven in het product- en tarievenblad en conform de voorwaarden die zijn vastgelegd in de Algemene Leveringsvoorwaarden Deened 2013. (…)
Bijlagen
De volgende bijlagen maken onlosmakelijk deel uit van deze leveringsovereenkomst.
  • Projectgebonden tarievenblad
  • Leveringsspecificatie
  • Aansluitvoorwaarden tot levering van warmte, warmtapwater, en koude 2013
  • Algemene voorwaarden tot levering van warmte, warmtapwater, en koude 2013
(…)”
2.3.
In de toepasselijke Algemene voorwaarden tot levering van warmte, warmtapwater, en koude 2013 staat onder meer het volgende:
“(…)
Artikel 1 Begripsomschrijving(…)
e. de installatie
omschrijving van koude en warmte installatie
De in een perceel aanwezige binnenleidingen en de duurzame-energie-installatie-opstelling en hiermee verbonden opwekapparatuur en toestellen, bestemd voor het betrekken van warmte of koude een en ander met inbegrip van leidingkokers en leidingschachten met hun toegangen en de nodige meet- en regelapparatuur, te rekenen vanaf de aansluiting dan wel vanaf een nader bepaalde plaats.
Omschrijving van warm tapwaterinstallatie
Het samenstelsel van leidingen, de duurzame installatieopstelling, aftaptoestellen, regelapparatuur en toebehoren dat ten behoeve van het betrekken van warm tapwater in het perceel is aangebracht, te rekenen onmiddellijk na de aansluiting of een nader overeen te komen plek. (…)
g. aansluiting
alle leidingen van het bedrijf die de installatie met de hoofdleiding danwel de warm tapwaterinstallatie met de ter plaatse aanwezige gemeenschappelijke warm tapwatervoorziening verbindt, met inbegrip van de meetinrichting en alle andere door of vanwege het bedrijf in of aan die leiding aangebrachte apparatuur zoals hoofdafsluiters en drukregelaars. (…)
12.1
De afnemer is bedragen aan het bedrijf verschuldigd voor; de levering, de meting van het verbruik, en voor het tot stand brengen, instandhouden, uitbreiden of wijziging van een aansluiting op basis van de tarievenregeling van het bedrijf. Tarieven kunnen twee maal per jaar (per 1 juli en 1 januari) worden aangepast aan de inflatie en aan de algemene brandstofkosten. Ook bijzondere omstandigheden kunnen leiden tot tussentijdse tariefaanpassing. (…)
13.7
De afnemer is gerechtigd de hem in rekening gebrachte bedragen te verrekenen met enig bedrag dat het bedrijf aan hem verschuldigd is, indien is voldaan aan de wettelijke vereisten voor verrekening. Verrekening met voorschotten bedoeld in dit artikel is niet toegestaan.
(…)”
2.4.
In december 2013 heeft Deem haar afnemers als volgt geïnformeerd over de invoering van de nieuwe component ‘bijdrage aansluitkosten’ per 1 januari 2014:
“(…)
Deze component was altijd opgenomen in het vastrecht koude en dat is vanaf 1-1-2014 niet meer het geval. De reden hiervan is dat wij transparant willen zijn in hetgeen waar voor betaald wordt en dat is niet mogelijk als deze component versleuteld wordt in het vastrecht koude. Het nieuw vastrecht koude is ook beduidend lager dan het niveau wat wij u altijd in rekening brachten. Normaal wordt de aansluitbijdrage door de ontwikkelaar/eigenaar betaald bij de realisatie. Dit is bij uw complex niet gebeurd en er is voor gekozen om deze aansluitbijdrage te versleutelen in een jaarlijks bedrag.
(…)”
2.5.
Over de jaren 2014 tot en met 2021 heeft Deem maandelijks in totaal € 3.218,98 als ‘bijdrage aansluitkosten’ dan wel ‘kostendekkende bijdrage’ (hierna samen ook: de aansluitkosten) bij [eiser] in rekening gebracht. Over het jaar 2022 heeft Deem een ‘kostendekkende bijdrage’ gerekend van € 443,63.
2.6.
Een andere huurder van een appartement in De Planeet heeft een gerechtelijke procedure tegen Deem gestart over de verschuldigdheid van de door Deem vanaf 1 januari 2014 in rekening gebrachte ‘vaste periodieke aansluitbijdrage’. Het gerechtshof Amsterdam heeft op 3 juli 2018 voor recht verklaard dat die bewoner de aansluitbijdrage onverschuldigd heeft betaald, en Deem veroordeeld tot terugbetaling. Deem heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest. De Hoge Raad heeft op 31 januari 2020 het cassatieberoep verworpen. Daarbij heeft de Hoge Raad de tegenvordering van Deem op grond van ongerechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatige daad afgewezen.
2.7.
De Autoriteit Consument en Markt is belast met toezicht op de naleving van de Warmtewet. De Stichting Betaalbaar Duurzaam Velsen heeft op 19 november 2018 de ACM verzocht handhavend op te treden tegen Deem. De ACM heeft vastgesteld dat Deem vanaf 1 januari 2020 geen periodieke aansluitkosten in rekening mag brengen, en met een bindende aanwijzing Deem verplicht te stoppen met het in rekening brengen van periodieke aansluitkosten. De ACM achtte zich niet bevoegd ten aanzien van de periode vóór 1 januari 2020.
2.8.
Na bezwaar van Deem heeft de ACM de bindende aanwijzing gehandhaafd. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van Deem tegen dit besluit bij uitspraak van 15 september 2022 ongegrond verklaard.
2.9.
Bij brief aan Deem van 4 oktober 2022 heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat hij vanaf 1 januari 2014 € 3.218,98 aan aansluitkosten onverschuldigd aan Deem heeft betaald, met het verzoek aan Deem om dit bedrag binnen 15 dagen aan [eiser] terug te betalen. Deem heeft hierop niet gereageerd.
2.10.
Deem heeft gedurende 2022 in twaalf maandelijkse termijnen in totaal € 443,63 als ‘kostendekkende bijdrage’ bij [eiser] in rekening gebracht. Deem heeft deze kosten achteraf in mindering gebracht op de jaarrekening van [eiser] .
2.11.
Deem heeft de bewoners van De Planeet op 1 februari 2023 het volgende geschreven:
“(…)
Op 1 januari 2020 is het Warmtebesluit gecorrigeerd ten aanzien van WKO-systemen. De wetgever heeft voor de levering van koude overgangsrecht van 15 jaar opgenomen zodat binnen deze periode de kosten van het ontwikkelen van het WKO-systeem door de leverancier kunnen worden terugverdiend (artikel 4a lid 3 onder b van het Warmtebesluit).
Daarom is het vastrecht koude tarief dat vóór de inwerkingtreding van de Warmtewet gehanteerd, geherintroduceerd op het tarievenblad en geindexeerd naar een vastrecht koude-tarief voor 2023.
De kostendekkende bijdrage wordt vanaf 1 januari 2023 niet meer in rekening gebracht.
(…)”

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert (samengevat, na vermindering van eis):
een verklaring voor recht dat [eiser] de betalingen ‘bijdrage aansluitkosten’ en ‘kostendekkende bijdrage’ onverschuldigd heeft betaald, dat Deem deze kosten niet bij [eiser] in rekening mocht brengen, en dat Deem dat onder een andere benaming ook in de toekomst niet mag,
veroordeling van Deem tot betaling van € 3.218,98, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, verhoogd met wettelijke rente.
te bepalen dat het [eiser] is toegestaan – voor zover hij dat wenst – zijn vorderingen te verrekenen
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Net als de overige bewoners van De Planeet heeft [eiser] met Deem een overeenkomst tot levering van warmte, warm water en koude gesloten. De overeenkomst is ingegaan per 1 oktober 2013. Over de maanden oktober 2013 tot en met december 2013 heeft Deem de kosten in rekening gebracht die staan op het bij de overeenkomst horende tarievenblad. Met ingang van januari 2014 heeft Deem naast die kosten echter ook een “Bijdrage aansluitkosten per maand” (2014-2019) en een “Kostendekkende bijdrage” (2020-2021) tot in totaal € 3.218,98 in rekening gebracht. Voor het in rekening brengen van deze kosten bestaat geen contractuele grondslag. Daar komt bij dat op grond van de Warmtewet het Deem vanaf 1 januari 2020 niet is toegestaan om periodieke aansluitkosten of een kostendekkende bijdrage te vorderen, zoals Deem heeft gedaan. Dat Deem met het inrekening brengen van deze kosten de Warmtewet overtreedt, vindt bevestiging in de uitspraak van de AMC van 31 juli 2020 en de ongegrondverklaring van het beroep van Deem daartegen door de rechtbank Rotterdam.
3.3.
[eiser] stelt zich dan ook op het standpunt dat hij € 3.218,98 onverschuldigd aan Deem heeft betaald. Hij vordert dit te bevestigen in een verklaring voor recht, met veroordeling van Deem dit bedrag aan hem terug te betalen. [eiser] wijst erop dat een zelfde vordering van andere bewoner van De Planeet door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep is toegewezen, en dat de Hoge Raad dat oordeel in stand heeft gelaten.
3.4.
Deem betwist dat [eiser] de aansluitkosten onverschuldigd heeft betaald. Primair voert Deem daartoe aan dat uit een redelijke uitleg van de overeenkomst en de algemene voorwaarden in samenhang met de partijbedoelingen volgt dat [eiser] de aansluitkosten aan Deem niet onverschuldigd heeft betaald. De stichtingskosten van de WKO-installatie werden tot de inwerkingtreding van de Warmtewet op de facturen van Deem ‘vastrecht koude’ en ‘vastrecht warmte’ genoemd. Door de invoering van de Warmtewet heeft Deem haar tarievenstructuur moeten aanpassen. De Warmtewet heeft bepaalde tarieven gemaximeerd, en voor bepaalde dienstverlening mocht niets meer worden gerekend. Vanaf 2014 heeft Deem de exploitatiekosten in rekening gebracht onder de noemer “Bijdrage aansluitkosten per maand” en vanaf 2020 als “Kostendekkende bijdrage”. Het gaat dus om kosten die [eiser] op grond van het contract verschuldigd is, en die Deem als gevolg van de wijzigingen van de Warmtewet en de intentie van Deem om de wetgever zo goed mogelijk te volgen, door de jaren onder verschillende namen in rekening heeft gebracht. Per saldo heeft [eiser] niet een hoger bedrag betaald.
3.5.
Subsidiair beroept Deem zich erop dat de vordering van [eiser] deels is verjaard. De verjaringstermijn van een vordering uit onverschuldigde betaling is vijf jaar. Het tarievenblad met daarop de “Bijdrage aansluitkosten per maand” is begin 2014 aan de bewoners bekend gemaakt. [eiser] heeft Deem voor het eerst tot betaling aangeschreven op 4 oktober 2022. Die brief is de eerste stuitingshandeling geweest. De vordering over de jaren 2014 – 2016 is volgens Deem dan ook verjaard. Dat geldt ook voor de vordering van de eerste 9 maanden van 2017. Deem stelt dat in totaal € 1.469,76 van de gevorderde hoofdsom is verjaard.
3.6.
Verder voert Deem verweer tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, rente, de gevorderde verklaring voor recht wat betreft het onder andere benaming in rekening brengen van een “Bijdrage aansluitkosten per maand” en een Kostendekkende bijdrage, en te bepalen dat [eiser] zijn vordering mag verrekenen.

4.Het geschil in voorwaardelijke reconventie

4.1.
Voor zover in conventie wordt geoordeeld dat [eiser] “Bijdrage aansluitkosten per maand” en Kostendekkende bijdrage onverschuldigd heeft betaald, vordert Deem [eiser] te veroordelen tot vergoeding van de aansluitkosten die Deem jaarlijks vaststelt, dan wel vergoeding van een in goede justitie te bepalen bedrag, vanaf oktober 2013, althans vanaf de datum dat de vordering van [eiser] niet is verjaard, tot de dag dat [eiser] als bewoner van De Planeet geen gebruik meer maakt van de WKOinstallatie.
4.2.
Deem legt aan de vordering ten grondslag dat [eiser] sinds oktober 2013 profijt heeft gehad van de aanschaf, het bouwen en het permanent onderhoud, en het in bedrijf houden van de WKO-installatie door Deem. Als in conventie wordt geoordeeld dat Deem de “Bijdrage aansluitkosten per maand” en de Kostendekkende bijdrage moet terugbetalen, heeft [eiser] gedurende jaren dus ongerechtvaardigd een voordeel genoten. Een veroordeling in conventie tot terugbetaling houdt een verarming in voor Deem, die naast het onderhoud te maken heeft met afschrijvingskosten en rente. Zonder de “Bijdrage aansluitkosten per maand” en Kostendekkende bijdrage kan Deem geen reserve opbouwen voor herstel en onderhoud.
4.3.
Voor zover [eiser] niet ongerechtvaardigd is verrijkt, handelt [eiser] onrechtmatig door gebruik en genot te hebben en te houden van een installatie en leidingnetwerk zonder daarvoor te willen betalen. [eiser] handelt daarmee onzorgvuldig, althans niet zoals in het maatschappelijk verkeer betamelijk is. De schade die Deem hierdoor lijdt, is gelijk aan het in conventie toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over de respectieve maandbedragen.
4.4.
[eiser] voert verweer.
4.5.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hieronder worden ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Net als in de zaak waarin het gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2018 arrest heeft gewezen, staat in onderhavige de vraag centraal of tussen Deem en [eiser] overeenstemming is bereikt over betaling van een periodieke aansluitbijdrage. Bij de beantwoording van die vraag kan niet alleen worden volstaan met een zuiver taalkundige uitleg van de contractuele bepalingen. Het komt aan op wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en redelijkerwijs mochten afleiden. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen verwacht kan worden.
5.2.
In de algemene voorwaarden wordt in artikel 1 onder e en artikel 1 onder g een onderscheid gemaakt tussen de installatie en een aansluiting. In artikel 12.1 van de algemene voorwaarden is bepaald dat de afnemer bedragen verschuldigd is voor de levering, de meting van verbruik, en voor het tot stand brengen, in stand houden, uitbreiden of wijziging van een aansluiting. Er is niet opgenomen dat de afnemer ook een bijdrage dient te voldoen voor de stichtingskosten van de installatie. Dat de stichtingskosten vanaf het begin deel uitmaakten van de overeenkomst blijkt ook niet uit het gespecificeerde tariefoverzicht dat Deem bij het sluiten van de overeenkomst heeft verstrekt.
5.3.
Deem heeft de overeenkomst op 19 november 2013 aan [eiser] gestuurd, met het verzoek de overeenkomst te ondertekenen en aan Deem te retourneren. [eiser] heeft dat gedaan op 25 november 2013. Gesteld noch gebleken is dat partijen over het sluiten van de overeenkomst op andere wijze met elkaar contact hebben gehad. Daarom komt zwaar gewicht toe aan wat partijen schriftelijk tegenover elkaar hebben verklaard, en aan de verhouding tussen Deem als energieleverancier in de woning- en utiliteitsbouw enerzijds tegenover [eiser] als consument. De kantonrechter is van oordeel dat als Deem beoogd had een bijdrage in de stichtingskosten in rekening te brengen van haar als professionele partij verwacht had mogen worden de door haar opgestelde overeenkomst zodanig in te richten dat daarover geen misverstand kan bestaan. Dat daar tussen Deem als partij en [eiser] als consument onduidelijkheid over bestaat, dient dan ook voor rekening te komen van Deem.
5.4.
De kantonrechter volgt Deem niet in haar stelling dat vanaf 1 januari 2020 sprake is van een nieuwe situatie omdat op grond van het overgangsrecht bij de Warmtewet vanaf 1 januari 2020 als uitgangspunt geldt dat een gemiddeld WKO-systeem met een redelijk rendement moet kunnen worden geëxploiteerd. Met deze stelling gaat Deem eraan voorbij dat de AMC heeft vastgesteld dat Deem vanaf 1 januari 2020 geen periodieke aansluitkosten bij haar afnemers in De Planeet in rekening mag brengen, welk oordeel in bezwaar en beroep in stand is gelaten.
5.5.
De conclusie is dan ook dat [eiser] de aansluitkosten over de jaren 2014 – 2021 onverschuldigd heeft betaald. De gevorderde verklaring voor recht zal op dit punt worden toegewezen, evenals de verklaring voor recht dat Deem deze kosten niet bij [eiser] in rekening mocht brengen. Deem heeft terecht opgemerkt dat het ongewis is hoe de tarieven zich in de toekomst ontwikkelen. De gevorderde verklaring voor recht dat Deem ook in de toekomt de aansluitkosten niet in rekening mag brengen, zal daarom als te ver strekkend worden afgewezen.
5.6.
Dit betekent echter niet dat het volledige gevorderde bedrag zal worden toegewezen. Deem heeft zich erop beroepen dat de vordering van [eiser] op grond van artikel 3:310 lid 1 BW deels is verjaard. Dit beroep slaagt. [eiser] heeft niet weersproken dat hij begin 2014 bekend is geworden met de “Bijdrage aansluitkosten per maand”, en dat de brief van 4 oktober 2022 de eerste stuitingshandeling van [eiser] is. Omdat op grond van artikel 3:310 lid 1 BW een rechtsvordering uit onverschuldigde verjaring na vijf jaar verjaart, kan [eiser] geen aanspraak meer maken op de vóór 5 oktober 2017 onverschuldigd betaalde kosten. [eiser] heeft niet betwist dat hij vóór 5 oktober 2017 in totaal € 1.469,76 aan aansluitkosten heeft betaald, zodat dit bedrag in mindering strekt op het onverschuldigd betaalde bedrag van € 3.218,98. Hieruit volgt dat in hoofdsom € 1.749,22 zal worden toegewezen.
5.7.
Op grond van artikel 13.7 van de algemene voorwaarden is [eiser] gerechtigd het toe te wijzen bedrag te verrekenen. [eiser] heeft dan ook geen belang bij zijn vordering te bepalen dat het hem is toegestaan zijn vorderingen desgewenst te verrekenen. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
5.8.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [eiser] heeft niet gesteld dat hij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
5.9.
[eiser] vordert de wettelijke rente over de onverschuldigd betaalde de aansluitkosten vanaf het (maandelijkse) moment van betaling. Ingevolge artikel 6:205 BW is Deem slechts vanaf het moment van betalen in verzuim als zij de de aansluitkosten te kwader trouw heeft geïncasseerd. De stelplicht en bewijslast dat Deem te kwader trouw heeft gehandeld, rust op [eiser] . [eiser] heeft zich er echter niet op beroepen dat Deem de aansluitkosten te kwader trouw heeft geïncasseerd. [eiser] heeft Deem op 4 oktober 2022 aangeschreven de onverschuldigd betaalde bedragen binnen 15 dagen terug te betalen. Deem heeft dat niet gedaan, zodat Deem vanaf 20 oktober 2022 in verzuim is. De gevorderde wettelijke rente zal daarom worden toegewezen met ingang van 20 oktober 2022.
5.10.
Deem is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
131,18
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
398,00
(2,00 punten × € 199,00)
Totaal
773,18

6.de beoordeling in voorwaardelijke reconventie

6.1.
Onder de voorwaarde dat in conventie wordt veroordeeld dat [eiser] de aansluitkosten onverschuldigd heeft betaald, vordert Deem op grond van ongerechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatige daad [eiser] te veroordelen tot betaling van de aansluitkosten, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag. In conventie is geoordeeld dat de onduidelijkheid in de overeenkomst voor rekening van Deem moet komen. Tegen deze achtergrond is geen andere conclusie mogelijk dan dat de vorderingen van Deem op grond van ongerechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatige daad niet toewijsbaar zijn. [1] De vordering van Deem zal daarom worden afgewezen.
6.2.
Deem is de partij die ongelijk krijgt en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 199,00 (2,00 punten × € 199,00 × factor 0,5). Ook de nakosten komen voor rekening van Deem, voor zover [eiser] deze kosten daadwerkelijk maakt.

7.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
7.1.
verklaart voor recht dat Deem de bedragen die [eiser] tot nu toe onder de benaming “Bijdrage aansluitkosten per maand” en “Kostendekkende bijdrage” onverschuldigd aan Deem heeft betaald en dat Deem deze kosten niet bij [eiser] in rekening mocht brengen,
7.2.
veroordeelt Deem om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.749,22, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 20 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling,
7.3.
veroordeelt Deem in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 773,18,
7.4.
verklaart de veroordeling onder 7.2. uitvoerbaar bij voorraad,
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.6.
wijst de vordering af,
7.7.
veroordeelt Deem in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 199,00, en veroordeelt Deem tot betaling van € 116,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door [eiser] worden gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HR 31 januari 2020 ECLI:NL:HR:2020:144