ECLI:NL:RBNHO:2023:7933

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
23/379
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen inhouding vakantietoeslag en de rechtsgeldigheid van beslaglegging

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de uitkeringsspecificatie van 30 mei 2022, waarbij verweerder € 473,16 heeft ingehouden op de vakantietoeslag van eiser. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze inhouding, die voortkwam uit een executoriaal beslag dat door Gerechtsdeurwaarders De Best & Partners B.V. was gelegd op zijn inkomen in verband met een schuld bij het Centraal Justitieel Incassobureau. De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een vertegenwoordiger van Stichting Steunpunt. De rechtbank concludeert dat de inhouding op de vakantietoeslag rechtmatig was, omdat eiser niet heeft aangetoond dat het beslag onterecht was of dat de beslagvrije voet niet gerespecteerd werd.

De rechtbank oordeelt dat het niet aan de verweerder ligt om de geldigheid van het beslag te beoordelen, maar dat eiser zich tot de civiele rechter had moeten wenden als hij twijfels had over het beslag. De rechtbank wijst erop dat de deurwaarder verantwoordelijk is voor het aankondigen van het beslag aan eiser, en dat het niet ontvangen van post niet aan de verweerder kan worden verweten. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. K. van Dijk en is openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/379

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigde: R.C.F. de Vos).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitkeringsspecificatie van 30 mei 2022.
1.1.
Met het bestreden besluit van 29 november 2022 op het bezwaar van eiser heeft verweerder de uitkeringsspecificatie in stand gelaten onder aanvulling van de motivering.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door de heer [naam] van Stichting Steunpunt en zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 30 augustus 2021 is door Gerechtsdeurwaarders De Best & Partners B.V. executoriaal beslag gelegd op het inkomen van eiser in verband met een schuld bij het Centraal Justitieel Incassobureau. Op 30 mei 2022 heeft verweerder € 473,16 ingehouden op de vakantietoeslag van eiser. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen de uitkeringsspecificatie van mei 2022. In de beslissing op bezwaar van 29 november 2022 heeft verweerder besloten de uitkeringsspecificatie in stand te laten onder de volgende aanvulling van de motivering: “€ 473,16: beslaglegging door deurwaarderskantoor Deurwaarder De Best en Partners. Dossiernummers: [nummers] .” Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de juistheid van de inhouding op de vakantietoeslag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat uit de bezwaarstukken is gebleken dat in oktober 2021 voor een bedrag van € 311,52 beslag is gelegd op de uitkering van eiser en in december nog eens voor een bedrag van € 4,81. Verweerder heeft volgens eiser gesteld maar niet bewezen dat de deurwaarder deze bedragen heeft teruggestort. Eiser stelt zich op het standpunt dat bij bezwarende besluiten (zoals het niet uitbetalen van de vakantietoeslag) de bewijslast bij het bestuursorgaan rust. Voorts is het bestreden besluit nog steeds onvoldoende gemotiveerd, aldus eiser. Eiser stelt zich ook op het standpunt dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming te wensen over laat, nu het beslag niet is aangekondigd en het op de weg van verweerder had gelegen om eiser daarover te informeren. Omdat verweerder niet heeft aangetoond dat het bedrag van € 311,52 is terugbetaald, kan niet met zekerheid worden vastgesteld of de beslagvrije voet is gerespecteerd.
5. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Uit vaste rechtspraak volgt dat bezwaren tegen een gelegd beslag kunnen worden voorgelegd aan de burgerlijke rechter en dat het niet op de weg van de derdebeslagene – in dit geval verweerder – ligt om de geldigheid van het beslag te beoordelen. Ook de bestuursrechter dient daarover niet te oordelen. Bij de beoordeling van een betalingsbeslissing als hier aan de orde, moet het gelegde beslag als een gegeven worden aanvaard. De bestuursrechter dient zijn toetsing te beperken tot het beantwoorden van de vraag of het bestuursorgaan bij het nemen van deze betalingsbeslissing is gebleven binnen het kader van het beslag. [1]
7. Voor zover eiser met zijn beroep betoogt dat verweerder niet binnen het kader van het beslag is gebleven, slaagt deze grond niet. Indien bij eiser onduidelijkheid was ontstaan over het gelegde beslag omdat in oktober en in december 2021 al beslag was gelegd en deze bedragen niet zouden zijn teruggestort, had het op zijn weg gelegen zich tot de deurwaarder en eventueel civiele rechter te wenden.
8. Voor zover eiser zich op het standpunt stelt dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen nu het beslag niet aan eiser is aangekondigd, slaagt deze grond niet. Het is aan de deurwaarder om het beslag aan eiser kenbaar te maken (door zogenaamde overbetekening). Dat de post niet bij eiser aankomt en dat hij daarom niet op de hoogte was van het beslag, kan niet aan verweerder worden verweten. Wel had verweerder op de uitkeringsspecificatie duidelijker moeten vermelden om welk beslag het ging. Dat motiveringsgebrek is echter in bezwaar door verweerder hersteld.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Molin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:992.