ECLI:NL:RBNHO:2023:7898

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
15/229791-22 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak met procesafspraken

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde, geboren in 1983. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel beoordeeld. De officier van justitie had op 23 februari 2023 een vordering ingediend, waarin werd verzocht om een bedrag van € 145.750,-- vast te stellen als wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals opgenomen in de procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, inzichtelijk en logisch is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het te ontnemen bedrag van € 16.666,-- in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak en dat het afdoen van de zaak conform de procesafspraken bijdraagt aan een efficiënte en effectieve afdoening van de zaak. De rechtbank heeft de veroordeelde verplicht tot betaling van dit bedrag aan de Staat. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op één dag, conform de wettelijke bepalingen. De rechtbank heeft de vordering voor het overige afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/229791-22 (ontneming)
Uitspraakdatum : 10 augustus 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie d.d.23 februari 2023ten aanzien van de feiten in de zaak onder bovenstaand parketnummer, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, Sr in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres]
,
hierna: de veroordeelde.

1.De vordering

De officier van justitie heeft bij vordering van 23 februari 2023 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, Sr zal vaststellen op
€ 145.750,--en dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie baseert de vordering op de strafbare feiten waarvoor de veroordeelde is gedagvaard om op 27 juli 2023 te verschijnen voor de meervoudige strafkamer in deze rechtbank.

2.Het verloop van de procedure

De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van de veroordeelde om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2023.
2.1
Procesafspraken
ProcesverloopOp de pro forma zitting van 13 maart 2023 heeft de officier van justitie de rechtbank laten weten dat zij in gesprek is met de raadsvrouw over de afdoening van de zaak en dat partijen beogen te komen tot procesafspraken, waaronder begrepen een afdoeningsvoorstel. Vervolgens is de zaak aangehouden tot de regiezitting van 4 april 2023. Voorafgaand aan deze zitting heeft de rechtbank een concept overeenkomst tussen het Openbaar Ministerie en de veroordeelde ontvangen met daarin opgenomen een afdoeningsvoorstel.
Op 4 april 2023 hebben de officier van justitie en de raadsvrouw laten weten dat zij gesprekken met elkaar hebben gevoerd en dat overeenstemming is bereikt over de inhoud van de procesafspraken die zowel betrekking hebben op de strafzaak als de ontnemingsprocedure. De rechtbank heeft op die zitting de concept procesafspraken met daarin het afdoeningsvoorstel met partijen besproken en op enkele punten een nadere toelichting gevraagd en gekregen.
De rechtbank heeft vervolgens op 18 april 2023 beslist dat, uitgaande van een globale bestudering van het dossier, het afdoeningsvoorstel een toereikende basis biedt voor de inhoudelijke behandeling van de straf- en ontnemingszaak.
De inhoudelijke zittingsdatum is vervolgens bepaald op 27 juli 2023.
Inhoud procesafspraken
Op 17 juli 2023 heeft de rechtbank ontvangen een overeenkomst tussen het Openbaar Ministerie en de veroordeelde, inhoudende de procesafspraken en het afdoeningsvoorstel in de onderhavige zaak, ondertekend door de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsvrouw.
De overeenkomst bevat, voor zover betrekking hebbend op de ontnemingsvordering, de volgende afspraken:
- de officier van justitie zal vorderen dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op € 16.666,-- en dat aan de veroordeelde een gelijkluidende betalingsverplichting wordt opgelegd;
- de verdediging ziet af van het indienen van onderzoekswensen en trekt al ingediende onderzoekswensen uiterlijk ter zitting en bij voorkeur al eerder schriftelijk in;
- de verdediging voert geen verweren tegen het opleggen van de ontnemingsmaatregel en de betalingsverplichting;
- de verdediging en het Openbaar Ministerie stellen geen hoger beroep in, als het vonnis wat betreft de bewezenverklaring en strafoplegging overeenkomt met de tussen partijen gemaakte afspraken.
Inhoudelijke behandeling
Op de zitting van 27 juli 2023 zijn de procesafspraken en het afdoeningsvoorstel zoals deze zijn vervat in de overeenkomst, indringend met de veroordeelde besproken. De veroordeelde heeft verklaard goed te begrijpen wat de gemaakte afspraken inhouden en wat de gevolgen daarvan zijn. Hij heeft kenbaar gemaakt volledig achter die afspraken te staan, deze overeenkomst vrijwillig te zijn aangegaan en daarbij van voldoende informatie te zijn voorzien. Vastgesteld is dat de veroordeelde bij de totstandkoming van de procesafspraken steeds bijstand van zijn raadsvrouw heeft gehad.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de veroordeelde vrijwillig en op basis van voor hem voldoende en duidelijke informatie is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan wat in het afdoeningsvoorstel is overeengekomen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de veroordeelde zich bewust is van de rechtsgevolgen van de in de overeenkomst neergelegde procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Daarmee is tevens voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden stelt.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 13 maart 2023 de schriftelijke vordering voorgedragen. Op de zitting van 27 juli 2023 heeft de officier van justitie, onder verwijzing naar de procesafspraken, gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op € 16.666,-- en dat aan de veroordeelde een gelijkluidende betalingsverplichting wordt opgelegd.

4.Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsvrouw

De raadsvrouw heeft verzocht de ontnemingszaak af te doen zoals in de procesafspraken is overeengekomen.
5. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel
5.1
Grondslag van de vorderingBij gelijktijdig gewezen vonnis van deze rechtbank van 10 augustus 2023 is de veroordeelde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarbij is bewezen verklaard dat:
Feit 1
hij in de periode van 16 december 2019 tot en met 30 augustus 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens om feiten, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, en
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
van hoeveelheden cocaïne,
voor te bereiden en te bevorderen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders, toen en daar, tezamen en in vereniging met anderen, telkens
-. crypto telefoons voorhanden gehad, en
-. op cryptotelefoons een SkyECC applicatie geïnstalleerd, en
-. als gebruiker van het SkyECC [account] op die SkyECC-applicatie:
* groepschats aangemaakt en SkyECC gebruikers toegevoegd aan die groepschats en bij elkaar gebracht in die groepschats, en
* in die groepschats en SkyECC applicatie uitleg gegeven over een modus operandi met betrekking tot de invoer van cocaïne met behulp van koffers en het ‘klonen’ van koffers en via transfervluchten, en
* (chat)gesprekken gevoerd met (die) anderen over de invoer en verkoop en aankoop van cocaïne en het afleveren en verstrekken en vervoeren van cocaïne, en
* (chat)gesprekken gevoerd met (die) anderen over vluchten naar de luchthaven Schiphol die voor verdachte en zijn mededaders gunstig waren voor (een succesvolle) invoer van cocaïne, en
* (chat)gesprekken gevoerd met (die) anderen waarbij hij verdachte informatie en foto’s heeft gedeeld over/van vluchtgegevens en transferlijsten en transfergegevens en bagage gegevens en cargo gegevens afkomstig uit/van een systeem van de KLM, en
* (chat)gesprekken gevoerd met (die) anderen over tijdstippen en hoeveelheden van invoer van cocaïne, en
* (chat)gesprekken gevoerd met (die) anderen over betaling voor de invoer van cocaïne en de onderlinge verdeling van de opbrengst van de invoer van cocaïne;
Feit 2
hij in de periode van 18 januari 2020 tot en met 30 augustus 2020 in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk en wederrechtelijk niet-openbare gegevens, te weten vluchtgegevens en transferlijsten en transfergegevens en bagage gegevens en cargo gegevens, die waren opgeslagen door middel van een geautomatiseerd werk, te weten op de aan KLM ter beschikking staande servers waarop het softwareprogramma Accel was geplaatst en draaide, voor zichzelf en voor een ander heeft overgenomen.
Op grond van deze veroordeling kan aan de veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, verkregen door middel van of uit de baten van de ingevolge dat vonnis bewezen verklaarde strafbare feiten.
5.2
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop, ook gelet op het arrest van de Hoge Raad van 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252, dat de rechtbank geen partij is bij de procesafspraken en niettegenstaande hetgeen tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie is overeengekomen, een eigen verantwoordelijkheid heeft. Dit betekent dat zij zelfstandig moet beoordelen of aan de voorwaarden van artikel 36e Sr is voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgenomen in de procesafspraken inzichtelijk, logisch en navolgbaar is. De rechtbank acht de hoogte van het te ontnemen geldbedrag passend en in redelijke verhouding staan tot de ernst van de zaak, zoals die blijkt uit het dossier en wat op de zitting is besproken. De rechtbank betrekt bij dit oordeel dat het afdoen van de zaak conform de procesafspraken bijdraagt aan het verkorten van de procedure en het efficiënter en effectiever afdoen van de zaak.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de hoogte van het te ontnemen geldbedrag recht doet aan zowel de belangen van de verdachte als de belangen van de maatschappij.
De rechtbank stelt aldus zowel het wederrechtelijk verkregen voordeel als het door de veroordeelde te betalen geldbedrag vast op € 16.666,--.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de duur van de gijzeling als volgt.
Op grond van artikel 6:6:25, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bepaalt de rechter de duur van de gijzeling, die ten minste één dag beloopt. De rechtbank concludeert dat in de overeenkomst tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging
geenafspraken zijn gemaakt over de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 Sv kan worden gevorderd.
Ter terechtzitting hebben de officier van justitie en de raadsvrouw zich hier ook niet over uitgelaten.
De rechtbank begrijpt uit het voorgaande dat het kennelijk niet de bedoeling van partijen is geweest om de duur van de gijzeling deel te laten uitmaken van die overeenkomst, dan wel om een duur van boven het wettelijk minimum vast te leggen.
Ter terechtzitting heeft de veroordeelde nader toegelicht en met stukken onderbouwd dat hij thans op legale wijze inkomsten verdient en dat hij dit ook na zijn detentie kan voortzetten.
Gelet hierop acht de rechtbank niet aannemelijk dat het in de executiefase noodzakelijk zal zijn om gijzeling van langer dan één dag op te leggen. De rechtbank zal daarom aansluiten bij het wettelijk minimum van één dag.
De rechtbank is van oordeel dat dit geen wezenlijk ander oordeel oplevert dan in de procesafspraken ten aanzien van de ontnemingszaak is opgenomen en ziet dan ook geen aanleiding om het onderzoek ter terechtzitting te heropenen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen om op dit punt nader het woord te voeren.

6.Toepasselijke wettelijke bepaling

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat, vast op € 16.666,00 (zegge: zestienduizend zeshonderd zesenzestig euro).
Legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 16.666,00 (zegge: zestienduizend zeshonderd zesenzestig euro),ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
Wijst de vordering voor het overige af.
Bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1 (één) dag. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. van Dongen, voorzitter,
mrs. C.W.M. Giesen en J.J. Veldheer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.S. Rietdijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 augustus 2023.
mr. J.J. Veldheer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.