ECLI:NL:RBNHO:2023:7779

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
15/124192-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke invoer en verspreiding van cocaïne met procesafspraken

De Rechtbank Noord-Holland heeft op 28 juli 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van de opzettelijke invoer en verspreiding van grote hoeveelheden cocaïne, evenals voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat er procesafspraken zijn gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, die ter zitting zijn besproken en goedgekeurd. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 56 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de gevolgen voor de volksgezondheid in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij betrokken was bij de invoer van 31 kilogram en 162 kilogram cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren, en de rechtbank heeft de procesafspraken als een toereikende basis voor de afdoening van de zaak beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/124192-22
Uitspraakdatum: 28 juli 2023
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 mei 2023, 27 juni 2023 en 28 juli 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. M.A. Boheur en van hetgeen door de verdachte en mr. S.L.J. Janssen, raadsman van de verdachte, en mr. A.M. Timorason, waarnemend raadsvrouw van de verdachte, naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft op de zitting van 28 juli 2023 onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan conform dit verkort vonnis.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 maart 2020 tot en met 10 april 2020 te Zwanenburg en/of elders in Nederland en/of in Groot-Brittannië tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, 31 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 mei 2020 tot en met 28 mei 2020 te Zwanenburg, dan wel elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in totaal) 170 kilogram cocaïne, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2019 tot en met 4 juni 2020 te Zwanenburg, dan wel elders in Nederland en/of te Suriname en/of te Spanje tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I , voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, - te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- Een vliegreis naar Suriname gemaakt en/of
- een (of meer) crypto telefoon(s) voorhanden gehad en/of
- op (een) cryptotelefoon(s) een SKY applicatie geïnstalleerd en/of
- als gebruiker van het SKY [account] op de SKY-applicatie:
• gesprekken gevoerd met anderen, over de aanschaf en/of betaling van een boot en/of
• gesprekken gevoerd met anderen, over de aankoop van cocaïne en/of het vervoer van cocaïne (per boot) vanuit Zuid Amerika en/of Suriname naar Spanje en/of de invoer van cocaïne (vanuit Suriname) en/of het overdragen van cocaïne (in Spanje en/of op zee) en/of
• een of meer foto's van cocaïne gemaakt en/of laten maken en/of
• die foto's van die cocaïne verzonden en/of doorgestuurd naar een of meer ander(en) ten behoeve van het verhandelen van de cocaïne.

2.Procesafspraken

Voorafgaand aan de regiezitting op 30 mei 2023 heeft de raadsman de rechtbank laten weten dat hij in gesprek was met de officier van justitie over de afdoening van de zaak tegen de verdachte en dat partijen beoogden te komen tot procesafspraken, waaronder begrepen een afdoeningsvoorstel. Dit heeft de officier van justitie bevestigd op de zitting van 30 mei 2023. Vervolgens is de zaak aangehouden tot 27 juni 2023. Voorafgaand aan die zitting heeft de rechtbank een raamovereenkomst met procesafspraken (hierna: de procesafspraken) tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte ontvangen. Op de regiezitting van 27 juni 2023 heeft de rechtbank de procesafspraken besproken. De verdachte heeft tijdens die zitting verklaard goed te begrijpen wat de procesafspraken inhouden, wat de gevolgen daarvan zijn, en dat hij volledig achter die afspraken staat. Gedurende de totstandkoming van de procesafspraken heeft de verdachte steeds bijstand van zijn raadsman gehad. De raadsman heeft onderschreven wat de verdachte heeft verklaard.
De rechtbank heeft ter zitting van 27 juni 2023 bepaald dat de procesafspraken op zichzelf een toereikende basis bieden voor de inhoudelijke behandeling van de strafzaak. Omdat één van de procesafspraken inhoudt dat de verdachte voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling een bedrag van € 280.000,- aan de Staat der Nederlanden zal voldoen, welk bedrag op dat moment nog niet was betaald, heeft de rechtbank de behandeling van de zaak aangehouden tot 28 juli 2023.
Op 19 juli 2023 heeft de rechtbank een overeenkomst tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte ontvangen, inhoudende de procesafspraken, ondertekend door de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman. Daarnaast heeft de rechtbank op voormelde datum een schikking ex artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) ontvangen, ondertekend door de verdachte en de officieren van justitie, mr. R. Funke Küpper en mr. M.A. Boheur. Tot slot heeft de rechtbank op 25 juli 2023 een proces-verbaal van bevindingen van 21 juli 2023 ontvangen waaruit volgt dat de verdachte door betaling op 14 juli 2023 bij de politie van een bedrag van € 280.020,- uitvoering heeft gegeven aan het daarop ziende gedeelte van de schikkingsovereenkomst.

3.Beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 Sv

De rechtbank stelt voorop, ook gelet op het arrest van de Hoge Raad van 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252, dat de rechtbank geen partij is bij de procesafspraken en niettegenstaande hetgeen tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie is overeengekomen, een eigen verantwoordelijkheid heeft. Dit betekent dat zij zelfstandig antwoorden moet formuleren op de vragen van artikel 348 en 350 Sv.
3.1
Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar de procesafspraken, gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de zaak af te doen zoals in de procesafspraken is overeengekomen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 26 maart 2020 tot en met 10 april 2020 te Zwanenburg en in Nederland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht 31 kilogram cocaïne;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 15 mei 2020 tot en met 28 mei 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd 162 kilogram cocaïne;
3.
hij in de periode van 4 februari 2020 tot en met 4 juni 2020 te Zwanenburg, dan wel elders in Nederland en Suriname en Spanje tezamen en in vereniging met anderen om een feit, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen
- daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen en/of vervoermiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feiten,
immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders, tezamen en in vereniging met anderen
- Een vliegreis naar Suriname gemaakt en
- crypto telefoons voorhanden gehad en
- op cryptotelefoons een SKY applicatie geïnstalleerd en
- als gebruiker van het SKY [account] op de SKY-applicatie:
• gesprekken gevoerd met anderen, over de aanschaf en betaling van een boot en
• gesprekken gevoerd met anderen, over de aankoop van cocaïne en het vervoer van cocaïne (per boot) vanuit Zuid Amerika naar Spanje en de invoer van cocaïne (vanuit Suriname) en het overdragen van cocaïne (in Spanje en/of op zee) en
• foto's van cocaïne gemaakt en
• die foto's van die cocaïne verzonden naar anderen ten behoeve van het verhandelen van de cocaïne.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door daarbij behulpzaam te zijn en zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en/of zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform de procesafspraken gevorderd een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 56 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht om de zaak af te doen zoals in de procesafspraken is overeengekomen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer en verdere verspreiding van grote hoeveelheden cocaïne, en aan voorbereidingshandelingen ten aanzien van de handel in cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Hoewel het ook als partydrug wordt gebruikt, kan iedereen geliefden in zijn of haar omgeving hebben die aan cocaïnegebruik bezwijken. De handel in cocaïne vormt dan ook een bedreiging voor de volksgezondheid. Bovendien versterkt het de geweldsspiraal die met de handel in harddrugs gepaard gaat. Ook gaat de verspreiding van en handel in cocaïne gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder witwassen en de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. De verdachte heeft een organiserende en sturende rol gehad, en daarmee een substantiële bijdrage geleverd aan de instandhouding van de criminele drugshandel. De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij, naar de rechtbank aannemelijk acht, uit puur winstbejag heeft gehandeld en zich in het geheel niet heeft bekommerd om de ernstige gevolgen die de handel in harddrugs voor anderen kunnen hebben.
Persoon van de verdachte
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte, gedateerd 19 juli 2023, blijkt dat de verdachte niet eerder voor een opiumdelict is veroordeeld.
Procesafspraken
De rechtbank heeft al tijdens de zitting van 27 juni 2023 vastgesteld dat zij de procesafspraken een toereikende basis vindt voor de afdoening van deze zaak. Zij deelt de opvatting van het Openbaar Ministerie dat bij de onderhavige bewezenverklaring, ingeval van een volledige behandeling van de zaak op de zitting, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 jaar op zijn plaats zou zijn, waarbij de rechtbank opmerkt dat een langere gevangenisstraf denkbaar zou zijn. Daarnaast zou het Openbaar Ministerie een ontnemingsvordering hebben kunnen indienen. In plaats van dit laatste is overeengekomen dat de verdachte een geldbedrag van € 560.392,75,- aan de Staat der Nederlanden zal betalen. In de procesafspraken is overeengekomen dat een gevangenisstraf van 56 maanden passend is.
De rechtbank constateert dat bij voornoemde eis van de officier van justitie zowel de belangen van de verdachte als die van de maatschappij in voldoende mate zijn meegewogen. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank dat een schikking ex artikel 511c Sv is getroffen en dat het eerste termijnbedrag van € 280.000,- zoals overeengekomen, voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van deze zaak door de verdachte is voldaan.
Op te leggen straf
Alles afwegende komt de rechtbank tot een strafoplegging die in overeenstemming is met de procesafspraken en zoals ter zitting door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal de verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 56 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Deze straf vindt de rechtbank passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 46, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
artikel 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
56 (zesenvijftig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
mr. C.W.M. Giesen en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.E.M. Metri,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juli 2023.