ECLI:NL:RBNHO:2023:7695

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
10505504 AO VERZ 23-64
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig ontslag op staande voet van werknemer met arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over een verzoek van een werknemer, aangeduid als verzoekster, die op staande voet was ontslagen door haar werkgever, Staff Service Nederland B.V. (SSN). De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en was sinds 5 januari 2023 in dienst. Op 6 april 2023 ontving zij een ontslagbrief waarin verschillende redenen voor het ontslag werden genoemd. De werknemer betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag, omdat de ontslagredenen niet duidelijk waren gecommuniceerd en niet waren onderbouwd. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet had voldaan aan de mededelingseis van artikel 7:677 lid 1 BW, waardoor het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was. De kantonrechter stelde vast dat de ontslagredenen niet waren gesubstantieerd en dat de werknemer zich niet adequaat kon verweren tegen de beschuldigingen. Hierdoor werd het ontslag als onrechtmatig beschouwd.

Daarnaast werd er gediscussieerd over de duur van de arbeidsovereenkomst, waarbij de kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst een kennelijke fout bevatte. De werkgever had de arbeidsovereenkomst opgesteld en de kantonrechter legde de onduidelijke bepaling in het nadeel van de werkgever uit. De werknemer had recht op een gefixeerde schadevergoeding en een transitievergoeding, omdat het ontslag onterecht was gegeven. De kantonrechter kende de werknemer een gefixeerde schadevergoeding van € 10.530,00 toe en een transitievergoeding van € 291,41. Ook werd de werkgever veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en proceskosten. Het tegenverzoek van de werkgever werd niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10505504 AO VERZ 23-64
Uitspraakdatum: 2 augustus 2023
Beschikking in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. J.T. Willemsen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Staff Service Nederland B.V.,
gevestigd te Velsen-Noord
verwerende partij
verder te noemen: SSN
gemachtigde: mr. J.B. de Jong
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die op staande voet ontslagen wordt. De werkgever heeft de ontslagredenen niet duidelijk aan de werknemer meegedeeld, zodat de werknemer niet weet waartegen zij zich moet verweren. Ook staan de ontslagredenen niet vast. De billijke vergoeding wordt op nihil gesteld, omdat ‘de waarde van de arbeidsovereenkomst’ wordt gecompenseerd door de gefixeerde schadevergoeding. De arbeidsovereenkomst bevat een kennelijke fout omdat de einddatum en de duur waarvoor de arbeidsovereenkomst is gesloten niet kloppen. Uitleg van dit beding ten nadele van de werkgever omdat de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgesteld.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan om toekenning van onder meer een billijke vergoeding. SSN heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 5 juli 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoekster] heeft ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft [verzoekster] bij e-mail van 3 juli 2023 nog aanvullende producties 9 en 10 toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren [geboortedatum] is sinds 5 januari 2023 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij SSN. De functie van [verzoekster] is ‘Assistent Management’ met een salaris van € 3.250,00 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag. In de arbeidsovereenkomst staat in artikel 3 onder meer:
‘Deze overeenkomst gaat in 05-01-2023, of vanaf de datum dat de werkzaamheden daadwerkelijk worden aangevangen, een bepaald tijd van 6 maanden daarvoor eindig op 05-06-2023.
(…)’
2.2.
SSN houdt zich bezig met arbeidsbemiddeling en organiseert managementtrainingen.
2.3.
Op 6 april 2023 is [verzoekster] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van dezelfde datum staat (onder meer) het volgende:
‘(…)
Aan het ontslag liggen de volgende redenen ten grondslag:
  • Het weigeren van werkopdrachten, gegeven door directie
  • Het weigeren van delen van bedrijfsgevoelige informatie en het afgeven van
  • Het in ernstige mate niet de bekwaamheden hebben om het werk te verrichten
  • Veelvuldig en zonder gegronde reden, de werkvloer voor langere tijd verlaat, waardoor de bedrijfsvoering wordt belemmert
  • Veelvuldig en zonder gegronde reden, over langere periode, langdurige telefonische privégesprekken voert, waardoor de bedrijfsvoering wordt belemmert
Op 4-4-2023 heb ik met u gesproken over deze omstandigheden. Uw reactie hierop was emotioneel en ongegrond. U gaf aan dat u wist dat bij het aangaan van uw contract u een proefperiode van 2 maanden had, die met een maand verlengd is geworden, waarin u kon laten zien dat u uw taken aan de hand van het functieprofiel kon volbrengen. In het gesprek heeft u zelf aangegeven dat u hier niet veel van hebt laten zien en dat u graag nog een maand “het voordeel van de twijfel” zou willen hebben. Ook heeft u in dit gesprek, op verzoek, bevestigd dat u onder werktijd veelvuldig en langdurige persoonlijke telefoongesprekken voert en u, zonder opgaaf van reden, de werkvloer langdurig verlaat.
(…)’
2.4.
Bij e-mail van 18 april 2023 heeft de gemachtigde van [verzoekster] geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet en aanspraak gemaakt op (door)betaling van loon tot de einddatum en op een transitievergoeding.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] berust in het ontslag en verzoekt een billijke vergoeding van € 15.000,- bruto. Aan dit verzoek legt [verzoekster] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. In dat kader heeft [verzoekster] aangevoerd dat de in de ontslagbrief opgesomde redenen voor haar uit de lucht zijn komen vallen, zich niet hebben voorgedaan en evenmin een dringende reden(en) voor ontslag opleveren, zodat het ontslag niet in stand kan blijven. [verzoekster] stelt zich op het standpunt dat SSN verwijtbaar heeft gehandeld.
3.2.
[verzoekster] heeft daarnaast – samengevat – een verzoek gedaan om SSN te veroordelen tot betaling van achterstallig loon vanaf 5 januari 2023 tot 6 april 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente, het overleggen van aangepaste salarisspecificaties over deze periode, op straffe van een dwangsom van € 200,- voor iedere dag dat SSN hiermee in gebreke blijft na betekening van deze beschikking, betaling van een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, vermeerderd met de wettelijke rente, en betaling van de proceskosten.
3.3.
SSN verweert zich tegen het verzoek. Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd. [verzoekster] heeft tegen SSN gelogen over haar opleiding en werkervaring. Zij heeft steeds geweigerd haar diploma’s en referenties te verstrekken. Ook heeft [verzoekster] in de maanden die zij voor SSN heeft gewerkt niets gedaan. [verzoekster] heeft aan de vele verzoeken van SSN om te laten zien wat voor werk zij heeft verricht geen gehoor gegeven. SSN kan geen bewijs vinden van enige arbeid van [verzoekster] . [verzoekster] heeft geweigerd haar sleutel en de laptop terug te geven. Al het voorgaande kwalificeert als een dringende reden in de zin van artikel 7:678 lid 2 letter a, b, j en k van het Burgerlijk Wetboek (BW).

4.Het tegenverzoek en het verweer

4.1.
Omdat [verzoekster] door haar houding en gedrag aan SSN een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, maakt SSN op grond van artikel 7:677 lid 2 en 3 BW aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van het salaris over de periode 6 april 2023 tot 5 juni 2023 van totaal € 6.126,00 bruto. SSN stelt zich hierbij op het standpunt dat de einddatum van de arbeidsovereenkomst in de arbeidsovereenkomst is bepaald op 5 juni 2023.
4.2.
[verzoekster] voert verweer. Zij beroept zich primair op de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 onder a BW en verzoekt om SSN niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair verzoekt [verzoekster] het tegenverzoek af te wijzen dan wel de gefixeerde schadevergoeding vast te stellen op nihil, omdat er geen sprake is van een rechtsgeldig verleend ontslag op staande voet.

5.De beoordeling in het verzoek en in het tegenverzoek

5.1.
Gelet op de samenhang van beide verzoeken worden deze gezamenlijk behandeld.
Tijdigheid verzoeken
5.2.
[verzoekster] heeft haar verzoeken tijdig ingediend, omdat het verzoekschrift is ontvangen binnen twee maanden na 6 april 2023, de dag waarop de arbeidsovereenkomst door SSN is beëindigd (artikel 7:686a lid 4 sub a BW).
5.3.
Het verzoek van SSN tot toekenning van een gefixeerde schadevergoeding is op grond van voornoemd artikel niet tijdig gedaan. Het ontslag is op 6 april 2023 gegeven, terwijl het verzoek van SSN pas bij verweerschrift van 4 juli 2023 is ingediend. Dit is dus ruim na het verstrijken van de vervaltermijn van twee maanden. Het beroep van [verzoekster] slaagt. Het tegenverzoek van SSN zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
Is het ontslag op staande voet rechtsgeldig?
5.4.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, met onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. De mededelingseis in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW houdt in dat de mededeling van de dringende reden de werknemer in staat moet stellen zijn of haar standpunt met betrekking tot het ontslag op staande voet te bepalen.
Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever.
5.5.
In de ontslagbrief van 6 april 2023 (zie punt 2.3.) worden als redenen voor het ontslag genoemd het weigeren van werkopdrachten, het veelvuldig en zonder gegronde reden verlaten van de werkvloer en het voeren van telefonische privégesprekken en het in ernstige mate niet de bekwaamheden hebben om het werk te verrichten. Ook wordt ‘
Het weigeren van delen van bedrijfsgevoelige informatie en het afgeven van’ genoemd. Deze zin is niet compleet en onbegrijpelijk, zodat [verzoekster] terecht heeft aangevoerd dat het haar niet duidelijk is wat haar in dit opzicht wordt verweten. Deze reden zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.
5.6.
Ten aanzien van de overige ontslagredenen is de kantonrechter het met [verzoekster] eens dat SSN deze redenen op geen enkele manier heeft gesubstantieerd. SSN heeft zich de ontslagbrief beperkt tot algemene termen, zonder voorbeelden te geven en zonder in te gaan op concrete voorvallen. SSN heeft geen enkele toelichting gegeven wanneer deze gedragingen zich hebben voorgedaan, waaruit de gedragingen hebben bestaan en evenmin waarom deze zo ernstig zijn dat de arbeidsovereenkomst niet kon blijven voorbestaan. Daardoor voldoet de mededeling van de dringende reden(en) niet aan de voorwaarde dat de reden(en) voor de werknemer voldoende duidelijk moet(en) zijn. Het is voor [verzoekster] immers niet mogelijk zich tegen het ontslag te verweren, omdat de ontslagredenen zoals zij ook heeft gesteld voor haar ‘uit de lucht kwamen vallen’. Alhoewel het ontslag alleen al hierom niet rechtsgeldig is, wordt ten aanzien van de door SSN opgegeven reden(en) nog het volgende overwogen.
5.7.
SSN verwijt [verzoekster] ‘
Het in ernstige mate niet de bekwaamheden hebben om het werk te verrichten’. Volgens SSN heeft [verzoekster] gelogen over haar opleiding en werkervaring. SSN legt aan deze stelling ten grondslag dat [verzoekster] ondanks herhaaldelijke verzoeken van SSN steeds heeft geweigerd haar diploma’s en referenties te verstrekken. Ook heeft SSN gebeld met het bedrijf waarvoor [verzoekster] volgens haar cv laatstelijk werkzaam was, maar niemand zou haar daar kennen.
[verzoekster] betwist dat zij heeft gelogen over haar vooropleiding en ervaring en ook dat daarnaar herhaaldelijk is gevraagd door SSN. Zij heeft geduid aan welke universiteit zij heeft gestudeerd en welke opleiding zij heeft gevolgd. Daar heeft SSN niets tegenover gesteld. Zij had bijvoorbeeld een e-mail van de vorige werkgever kunnen overleggen of WhatsApp berichten waarin zij vraagt naar diploma’s. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft SSN haar stelling op dit punt dus onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd. Deze dringende reden is dus niet vast komen te staan.
5.8.
Verder voert SSN als dringende reden aan dat [verzoekster] in de maanden die zij voor SSN heeft gewerkt ‘niets zou hebben gedaan’, althans dat zij niets van de werkzaamheden van [verzoekster] kan terugvinden. Zij verwijst daarbij naar een schriftelijke verklaring van haar werknemers en de beveiligde werklaptop van [verzoekster] waartoe SSN geen toegang heeft. Ook deze dringende reden is niet vast komen te staan. Ter zitting heeft [verzoekster] de laptop ontgrendeld en verschillende voorbeelden gegeven van haar werkzaamheden en de daarbij behorende (Excel)bestanden op haar voormalig werklaptop geopend. Dat zij ‘niets’ zou hebben gedaan is dus niet vast komen te staan.
5.9.
Uit het voorgaande volgt dat, nu niet is voldaan aan de mededelingseis en de dringende redenen voor het ontslag op staande voet niet vast zijn komen te staan (nog daargelaten of de door SSN gestelde gedragingen als zij voldoende aannemelijk zouden zijn geworden als dringende redenen kwalificeren), het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven.
Duur arbeidsovereenkomst
5.10.
Partijen discussiëren over de einddatum van de arbeidsovereenkomst in het geval de arbeidsovereenkomst niet zou zijn geëindigd door het ontslag op staande voet. Volgens SSN is de in de arbeidsovereenkomst genoemde einddatum van 5 juni 2023 correct. Het was de bedoeling van SSN een arbeidsovereenkomst aan te gaan voor vijf maanden. De duur was namelijk gekoppeld aan de einddatum van de verblijfstitel van [verzoekster] . Dat wist [verzoekster] ook, omdat dit al bij het sollicitatiegesprek van [verzoekster] aan de orde is gekomen.
5.11.
[verzoekster] wijst er op dat in de arbeidsovereenkomst ‘
een bepaald[e] tijd van 6 maanden’ wordt genoemd en dat daarom in de arbeidsovereenkomst had moeten staan dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen op 5 juli 2023 in plaats van de genoemde 5 juni 2023. [verzoekster] is in ieder geval steeds van een duur van zes maanden uit gegaan. Dat de duur van de arbeidsovereenkomst aan haar verblijfstitel gekoppeld zou zijn, betwist zij. Dit is niet bij het sollicitatiegesprek genoemd. Ook merkt [verzoekster] op dat in de arbeidsovereenkomst geen ontbindende voorwaarde is opgenomen waaruit blijkt dat de looptijd van de arbeidsovereenkomst afhankelijk is van de verblijfstitel van [verzoekster] .
5.12.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vaststaat dat de arbeidsovereenkomst die door SSN is opgesteld een kennelijke fout bevat, omdat de bepaling over de duur van de arbeidsovereenkomst en de genoemde einddatum innerlijk tegenstrijdig zijn. Voor de vraag hoe deze bepaling moet worden uitgelegd, komt het aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan de bepaling mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenoemde Haviltex-maatstaf). Tevens kan bij twijfel over de betekenis van een beding, de voor de wederpartij gunstige uitleg een rol spelen (vgl. HR 18 oktober 2002, NJ 2003, 258). Deze uitlegnorm hangt samen met beginsel dat bepalingen in een overeenkomst duidelijk en begrijpelijk moeten zijn opgesteld.
5.13.
Voor wat betreft de bedoeling van partijen bij aanvang van het dienstverband staan de verklaringen van partijen tegenover elkaar. Hierdoor kan geen duidelijkheid worden verkregen over de uitleg van de bepaling. De kantonrechter zal het beding in het nadeel van SSN uitleggen, omdat SSN de arbeidsovereenkomst heeft opgesteld. Het was aan SSN als werkgever om, als het uitdrukkelijk de bedoeling was een arbeidsovereenkomst voor de duur van vijf maanden te sluiten, al dan niet gekoppeld aan de verblijfstitel van [verzoekster] , daarover een duidelijke bepaling in de overeenkomst op te nemen, of anderszins duidelijke afspraken te maken. [verzoekster] mocht in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs uit de formulering van de bepaling afleiden dat de arbeidsovereenkomst was aangegaan voor de duur van zes maanden, dat wil zeggen tot en met 5 juli 2023.
Gefixeerde schadevergoeding
5.14.
Omdat het ontslag onrechtmatig is gegeven dient SSN aan [verzoekster] een gefixeerde schadevergoeding te betalen. Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst bestaan die niet tussentijds opzegbaar was. De schadevergoeding bedraagt de hoogte van het loon over de resterende duur van het dienstverband, in het geval de arbeidsovereenkomst niet onrechtmatig was opgezegd, dus vanaf 6 april 2023 (de datum van de opzegging) tot en met 5 juli 2023 (artikel 7:677 lid 3 onder b BW). Het gevorderde salaris inclusief vakantietoeslag over deze periode van (3 x 1,08 x € 3.250,00 =) € 10.530,00 bruto wordt toegewezen. De gevorderde wettelijke rente wordt – gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW – toegewezen vanaf 6 april 2023..
Transitievergoeding
5.15.
Op grond van de wet (artikel 7:673 BW) geldt dat de transitievergoeding is verschuldigd bij een einde van het dienstverband op initiatief van de werkgever, tenzij sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Zoals uit het voorgaande blijkt is de arbeidsovereenkomst geëindigd door het ontslag door SSN en heeft [verzoekster] niet ernstig verwijtbaar gehandeld. SSN is dus de transitievergoeding aan [verzoekster] verschuldigd.
Het bedrag van € 291,41 bruto zal worden toegewezen. De hoogte van dit bedrag is niet door SSN betwist. De gevorderde wettelijke rente zal – gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid BW – worden toegewezen vanaf 6 mei 2023, een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Billijke vergoeding
5.16.
Doordat het ontslag onregelmatig is gegeven staat daarmee het ernstig verwijtbaar handelen van SSN vast. Dat betekent dat SSN in beginsel een billijke vergoeding moet betalen aan [verzoekster] . [verzoekster] heeft de billijke vergoeding begroot op € 15.000,-.
Over (de hoogte van) de billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. De billijke vergoeding moet – naar haar aard – in relatie staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het verder aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval (zie: HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR: 2017:1187 (
New Hairstyle)). Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De billijke vergoeding heeft echter geen specifiek punitief karakter en bij het begroten daarvan kan dus geen rol spelen welk bedrag voor de werkgever een ‘bestraffend’ effect heeft.
5.17.
De kantonrechter betrekt bij de beoordeling van de hoogte van de billijke vergoeding dat SSN [verzoekster] weliswaar op 6 april 2023 onterecht op staande voet heeft ontslagen, maar dat de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] bij SSN toch binnen afzienbare tijd zou zijn geëindigd, namelijk op 5 juli 2023. De ‘waarde van de arbeidsovereenkomst’ is aldus dat [verzoekster] over die periode van 6 april 2023 tot 6 juli 2023 geen loon heeft ontvangen. Voor die gevolgen wordt [verzoekster] echter gecompenseerd, omdat SSN aan haar de vergoeding wegens onregelmatige opzegging moet betalen. Ook de transitievergoeding moet alsnog betaald worden. Daarnaast is ter zitting duidelijk geworden dat [verzoekster] in ieder geval over de maand mei 2023 (zij het een lager) loon heeft ontvangen bij een nieuwe werkgever. Gelet op het voorgaande wordt de billijke vergoeding vastgesteld op nihil.
Achterstallig salaris
5.18.
Volgens [verzoekster] is het overeengekomen salaris van € 3.250,00 bruto per maand over de periode 1 januari 2023 tot en met 5 april 2023 niet of niet volledig betaald. [verzoekster] vordert de betaling van dit achterstallig loon. Ter zitting is de vordering geconcretiseerd. Over januari 2023 is een bedrag van € 156,27 bruto te weinig betaald, en over februari 2023 € 186,32 bruto. Het loon van maart 2023 is in zijn geheel niet betaald. Over april 2023 gaat het om een bedrag van € 541,66 bruto. Het totaalbedrag aan achterstallig loon is volgens [verzoekster]
€ 4.134,25.
5.19.
Uit de eerder genoemde verklaring van de medewerkers van SSN blijkt dat [verzoekster] niet met het openbaar vervoer naar haar werk wilde reizen, waardoor medewerkers van SSN haar ophaalden en naar huis brachten. De hiervoor gemaakte kosten werden volgens SSN met goedkeuring van [verzoekster] verrekend met haar salaris. Dit verklaart waarom er in januari en februari 2023 een lager bedrag dan de overeengekomen € 3.250,00 bruto is uitbetaald, aldus SSN. Het loon over maart 2023 is niet uitbetaald, omdat SSN het loon van [verzoekster] die maand had opgeschort. Dit zou mondeling met haar zijn besproken.
5.20.
De kantonrechter oordeelt als volgt. [verzoekster] heeft de door SSN gestelde afspraak over de verrekening van de reiskosten met haar salaris betwist. Door SSN is geen nadere onderbouwing van deze afspraak of de gemaakte kosten overgelegd, zodat deze afspraak onvoldoende is vast komen te staan. Het ingehouden salaris over de maanden januari en februari 2023 moet daarom door SSN worden betaald. De door [verzoekster] in dit verband gevorderde bedragen zijn niet betwist, daarom worden deze als gevorderd toegewezen. Door SSN is vervolgens aangevoerd dat zij het loon over maart 2023 mocht opschorten, omdat [verzoekster] zich niet wilde verantwoorden en geen diploma’s of referenties wilde verstrekken. Anders dan SSN meent is dit geen grond voor opschorting van loon, zodat SSN het salaris over maart 2023 onterecht heeft opgeschort. De vordering tot betaling van dit maandsalaris zal daarom worden toegewezen.
Omdat reeds is geoordeeld dat het ontslag op staande voet op 6 april 2023 onrechtmatig is gegeven, moet SSN ook het salaris over 1 april tot en met 5 april 2023 betalen. Ook deze vordering wordt als verzocht toegewezen.
5.21.
De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW zal worden toegewezen, omdat SSN te laat heeft betaald. Ook de wettelijke verhoging zal worden toegewezen.
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen vanaf de datum van opeisbaarheid. Ook de verzochte verstrekking van aangepaste salarisspecificaties zal worden toegewezen. Dit is immers een wettelijke verplichting waaraan SSN heeft te voldoen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan deze verplichting een dwangsom te koppelen. Zij gaat ervan uit dat SSN vrijwillig aan deze veroordeling zal voldoen.
Proceskosten
5.22.
De proceskosten komen in het verzoek en in het tegenverzoek voor rekening van SSN, omdat zij ongelijk krijgt. De kosten aan de zijde van [verzoekster] worden in het verzoek vastgesteld op € 693,- aan griffierecht en € 793,- aan salaris gemachtigde. Het salaris van de gemachtigde van [verzoekster] wordt in het tegenverzoek vastgesteld op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in het verzoek
6.1.
veroordeelt SSN tot betaling aan [verzoekster] van € 4.134,25 bruto aan loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, en te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van betaling;
6.2.
veroordeelt SSN tot verstrekking van aangepaste salarisspecificaties over de periode 5 januari 2023 tot 6 april 2023;
6.3.
veroordeelt SSN om aan [verzoekster] te betalen € 291,41 bruto aan transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 mei 2023 tot aan de dag van betaling:
6.4.
veroordeelt SSN om aan [verzoekster] te betalen € 10.530,00 bruto aan gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 april 2023 tot aan de dag van betaling;
6.5.
veroordeelt SSN tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoekster] tot en met vandaag vaststelt op € 1.486,00, te weten:
griffierecht € 693,00
salaris gemachtigde € 793,00;
in het tegenverzoek
6.6.
verklaart SSN niet-ontvankelijk in haar tegenverzoek;
6.7.
veroordeelt SSN tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoekster] tot en met vandaag vaststelt op nihil;
in het verzoek en in het tegenverzoek
6.8.
verklaart deze beschikking, voor wat betreft de veroordelingen tot betaling, uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op 2 augustus 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter