ECLI:NL:RBNHO:2023:7580

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
338484
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot zekerheidstelling in civiele procedure tussen Infinity Global Consulting Group Inc. en Best Buying Service B.V.

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Noord-Holland op 2 augustus 2023, betreft het een incident tot zekerheidstelling op basis van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eisende partij, Infinity Global Consulting Group Inc., gevestigd in de Verenigde Staten, heeft een vordering ingesteld tegen Best Buying Service B.V. (BBS), een Nederlandse vennootschap. Infinity vordert dat BBS wordt veroordeeld tot betaling van USD 500.000,-, vermeerderd met rente en kosten, wegens tekortkomingen in de nakoming van een overeenkomst over de verkoop van nitril handschoenen. BBS heeft in het incident gevorderd dat Infinity zekerheid stelt voor de proceskosten, omdat Infinity geen woonplaats in Nederland heeft. BBS stelt dat de uitzonderingsgronden van artikel 224 lid 2 Rv niet van toepassing zijn en dat Infinity verplicht is zekerheid te stellen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de incidentele vordering tot zekerheidstelling moet worden afgewezen. De rechtbank oordeelt dat, hoewel Infinity in de Verenigde Staten is gevestigd, artikel V van het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen Nederland en de VS een expliciet verbod op zekerheidstelling bevat. Dit betekent dat Infinity niet gehouden is om zekerheid te stellen voor de proceskosten. De rechtbank heeft BBS als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, begroot op € 598,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De zaak zal op 13 september 2023 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord aan de kant van BBS.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/338484 / HA ZA 23-212
Vonnis in incident van 2 augustus 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
INFINITY GLOBAL CONSULTING GROUP INC. [1] ,
die is gevestigd in North Miami Beach (Florida), de Verenigde Staten van Amerika (VS),
eisende partij in de hoofdzaak,
gedaagde partij in het incident,
hierna te noemen: Infinity,
advocaat: mr. F.E. van 't Hek te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEST BUYING SERVICE B.V.,
die is gevestigd in Haghorst (gemeente Hilvarenbeek) en kantoor houdt in Alkmaar,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: BBS,
advocaat: mr. J.J. van Deventer te Haarlem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 maart 2023 met bijlagen 1 t/m 5,
  • de incidentele conclusie tot zekerheidstelling ex artikel 224 Rechtsvordering (Rv),
  • de conclusie van antwoord in het incident met bijlagen 6 t/m 9.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De hoofdzaak

2.1.
Infinity vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, BBS veroordeelt tot betaling van een bedrag van USD 500.000,-, vermeerderd met de rente en kosten.
2.2.
Infinity legt hieraan – kort weergegeven – ten grondslag dat BBS is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende betalingsverplichting. Partijen hebben in juni 2020 een overeenkomst met elkaar gesloten in het kader van de verkoop en levering van nitril handschoenen. Infinity heeft op grond van die overeenkomst USD acht miljoen betaald aan BBS. Omdat al snel bleek dat BBS om uiteenlopende redenen niet aan de overeenkomst kon voldoen, heeft Infinity met een derde partij een soortgelijke overeenkomst gesloten. Om de derde partij te kunnen betalen, verzocht Infinity BBS om een aantal betalingen die Infinity in dat kader aan BBS had gedaan, rechtstreeks aan die derde partij te voldoen. Dat heeft BBS gedaan. Vervolgens bleek dat ook de derde partij de overeenkomst niet kon nakomen, waarna Infinity BBS heeft verzocht om het geld dat BBS aan de derde partij had overgemaakt, terug te vorderen. Volgens Infinity hebben partijen in dat kader afgesproken dat BBS de betalingen die zij van de derde partij terug zou krijgen, zou terug storten aan Infinity. BBS heeft vervolgens een deel van het geld dat zij van de derde partij terug had ontvangen, teruggestort aan Infinity. BBS heeft echter nog een deel van het geld onder zich. BBS heeft namelijk bevestigd dat zij een bedrag van USD 500.000,- terug heeft ontvangen van de derde partij, maar weigert dat bedrag terug te storten aan Infinity totdat Infinity haar finale kwijting verleent.
2.3.
BBS heeft in de hoofdzaak nog niet van antwoord geconcludeerd.

3.Het geschil in het incident ex artikel 224 Rv

3.1.
BBS vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Infinity veroordeelt om voor de (geschatte) proceskosten van € 15.358,50, zekerheid te stellen in de vorm van afgifte van een onherroepelijke bankgarantie conform NVB-model door een Nederlandse bank, binnen vier weken na dit vonnis, op straffe van niet-ontvankelijkheid van Infinity in de hoofdzaak en het geding in de hoofdzaak te schorsen tot het moment dat Infinity de verlangde zekerheid heeft gesteld, met veroordeling van Infinity in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met rente.
3.2.
BBS legt aan haar vordering ten grondslag dat Infinity geen woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in Nederland en dat de in artikel 224 lid 2 Rv opgenomen uitzonderingsgronden niet van toepassing zijn. Daarom is Infinity op grond van artikel 224 lid 1 Rv verplicht zekerheid te stellen voor de proceskosten. In het geval dat de uitzonderingsgronden van artikel 224 lid 2 Rv wel van toepassing zijn, is Infinity alsnog verplicht om zekerheid te stellen voor de proceskosten. Dit omdat op voorhand vaststaat dat Infinity niet aan een eventuele proceskostenveroordeling zal kunnen voldoen.
3.3.
Infinity voert verweer en concludeert (i) tot afwijzing van de vordering van BBS, (ii) althans tot bepaling van een lager bedrag, (iii) althans tot het bieden van de mogelijkheid om zekerheid te stellen in de vorm van betaling op de derdengeldenrekening van Stichting Derdengelden Venture Advocaten binnen acht weken, (iv) zonder schorsing van het geding in de hoofdzaak en (v) met veroordeling van BBS in de proceskosten.
Primair doet Infinity een beroep op de in het tweede lid onder a van artikel 224 Rv opgenomen uitzonderingsgrond. Volgens Infinity bestaat voor haar geen verplichting tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten, omdat dit voortvloeit uit een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de VS.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4. De beoordeling in het incident
Zekerheidstelling voor proceskosten
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering tot zekerheidstelling moet worden afgewezen. Zij licht hieronder toe waarom.
4.2.
Een vordering ex artikel 224 lid 1 Rv verplicht degene die zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland bij een Nederlandse rechter een vordering instelt, zoals in dit geval Infinity, om op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan zij veroordeeld zou kunnen worden, tenzij een van de in artikel 224 lid 2 Rv genoemde uitzonderingen van toepassing is.
4.3.
Niet in geschil is dat Infinity in de Verenigde Staten is gevestigd. Dit betekent dat zij op grond van artikel 224 lid 1 Rv in beginsel de gevorderde zekerheid dient te stellen. Die verplichting bestaat echter op grond van het tweede lid onder a van artikel 224 Rv niet, indien dit voortvloeit uit een verdrag of een EG-verordening.
4.4.
Infinity doet in dat verband een beroep op het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika [2] (hierna: het Verdrag). In dat Verdrag is - voor zover relevant - het volgende bepaald:
“(…)
Artikel V
1 Onderdanen en vennootschappen van de ene Partij zullen binnen het grondgebied van de andere Partij nationale behandeling genieten met betrekking tot het recht zich in elke aanleg te wenden tot de gewone rechter, administratieve scheidsgerechten en instanties, zowel ter verkrijging als ter verdediging van hun recht. Het is wel verstaan, dat vennootschappen van de ene Partij, welke niet werkzaam zijn binnen het grondgebied van de andere Partij, hetzelfde recht zullen hebben, zonder dat inschrijving of vestiging zal zijn vereist.
(…)
Protocol
Bij het ondertekenen van het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika hebben de ondergetekende Gevolmachtigden, behoorlijk gemachtigd door hun onderscheidene Regeringen, verder overeenstemming bereikt ten aanzien van de volgende bepalingen, welke zullen worden geacht een integrerend deel van genoemd Verdrag uit te maken:
(…)
5. Het recht bedoeld in artikel V, lid 1, omvat onder meer het recht op rechtskundige bijstand, op kosteloos procederen en op vrijstelling van het storten van een waarborgsom voor de kosten.
(…)”
4.5.
Artikel V lid 1 van het Verdrag kent waar het gaat om de toegang tot de rechter, met zoveel woorden een recht toe op gelijke behandeling door te bepalen dat onderdanen en vennootschappen van de ene verdragsluitende staat binnen het grondgebied van de andere verdragsluitende staat “nationale behandeling genieten met betrekking tot het recht zich in elke aanleg te wenden tot de gewone rechter”. Artikel 5 van het bij het Verdrag behorende Protocol bevestigt dat artikel V lid 1 van het Verdrag onder andere omvat het recht op “vrijstelling van het storten van een waarborgsom voor de kosten”. Er is dus uitdrukkelijk een verbod op zekerheidstelling opgenomen. Dit bevestigt de Hoge Raad nog eens in zijn arrest van 25 november 2022. [3]
4.6.
De stelling van BBS dat Infinity hoe dan ook verplicht is om zekerheid te stellen voor de proceskosten, zelfs als sprake is van één van de uitzonderingen genoemd in artikel 224 lid 2 Rv, volgt de rechtbank niet. BBS lijkt te suggereren dat de cautie-regeling van artikel 224 Rv een “algemene verhaalsregeling” inhoudt voor alle gevallen waarin verhaal van de proceskostenveroordeling hoogst onzeker is en dus niet enkel bedoeld is om te voorkomen dat verhaal op een buitenlandse eisende partij bemoeilijkt wordt. Deze ruimere interpretatie van artikel 224 Rv komt de rechtbank incorrect voor. Nog daargelaten de vraag of Infinity, zoals BBS stelt, geen verhaal zou kunnen bieden in geval van een eventuele proceskostenveroordeling, is het doel van de cautie-regeling, zo volgt uit de parlementaire geschiedenis, te voorkomen dat de gedaagde een eventuele proceskostenveroordeling niet zal kunnen executeren
ten gevolge van het ontbreken van een executiemogelijkheid in het land van de eiser. [4] Dat de cautie-regeling van artikel 224 Rv, zoals door BBS is gesteld, ruimer moet worden geïnterpreteerd, blijkt niet uit de wetsgeschiedenis.
4.7.
Dit betekent dat Infinity niet gehouden is tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten als door BBS gevorderd. De incidentele vordering van BBS zal dan ook worden afgewezen.
De proces- en nakosten
4.8.
BBS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de kant van Infinity worden begroot op € 598,00 aan salaris advocaat (1 punt × tarief II € 598,00). De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
4.9.
Infinity vordert daarnaast veroordeling van BBS in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten – en als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis – een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt BBS in de kosten van het incident, aan de kant van Infinity tot op heden begroot op € 598,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
13 september 2023voor conclusie van antwoord aan de kant van BBS,
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.

Voetnoten

1.Naar de rechtbank begrijpt is in de dagvaarding abusievelijk vermeld: LLC.
2.Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika, ʼs-Gravenhage, 27 maart 1956, Trb. 1956, 40.
4.Van Mierlo & Bart (red.),