ECLI:NL:RBNHO:2023:7449

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 mei 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
10365078 \ WM VERZ 23-135
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor doorrijden bij rood verkeerslicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood stond. De betrokkene had eerder beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 21 april 2023 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de gemachtigde van de betrokkene was niet verschenen.

De kantonrechter heeft de gedraging beoordeeld en vastgesteld dat de verbalisant had verklaard dat het verkeerslicht twee seconden op rood stond. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat er discrepanties waren in de verklaringen van de verbalisant en dat de hoorplicht was geschonden, omdat de betrokkene niet fysiek was gehoord door de officier van justitie. De kantonrechter oordeelde dat de schending van de hoorplicht niet gelijkgesteld kon worden met eerdere uitspraken van het Gerechtshof, omdat de betrokkene bijgestaan werd door een gemachtigde die schriftelijk toelichting had kunnen geven.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigde deze, maar verklaarde het beroep tegen de beschikking waarbij de boete was opgelegd ongegrond. Het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen, omdat de betrokkene niet in het gelijk werd gesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10365078 \ WM VERZ 23-135
CJIB-nummer : 249559191
Uitspraakdatum : 5 mei 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Zaakrecht (R. de Nekker).

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat.
2.2.
Het verweer tegen de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
Betrokkene is het niet eens met de opgelegde sanctie en met de beslissing van de officier van justitie. Gemachtigde van betrokkene voert namens betrokkene aan dat de verbalisant in eerste instantie heeft verklaard dat de afstand tien meter was en later verklaarde dat de roodtijd twee seconden was. Deze discrepantie is aanleiding om te twijfelen aan de waarneming van de verbalisant. Ook is er geen geeltijd vermeld. Hierdoor is er onvoldoende informatie om de gedraging te kunnen vaststellen. Tevens is de hoorplicht geschonden.
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. Tevens geeft zij aan dat er geen matiging van de boete hoeft plaats te vinden van 25%, omdat gemachtigde van betrokkene schriftelijk een toelichting heeft kunnen geven.
2.4.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot schending fysieke hoorplicht
De gemachtigde van betrokkene heeft gesteld dat de boete moet worden verlaagd met 25%, omdat betrokkene in het administratief beroep bij de officier van justitie niet is gehoord. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [1] In die uitspraak heeft het hof geoordeeld dat bij betrokkenen die zonder hulp van een (professioneel) gemachtigde in beroep gaan, de officier van justitie structureel het recht schendt om te worden gehoord. Het hof heeft daarom de boete met 25% verlaagd, mede omdat er geen concreet zicht bestaat op een oplossing daarvoor.
De gemachtigde van betrokkene heeft op zichzelf gelijk dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof.
2.5.
De beoordeling van het verweer dat de verklaring van de verbalisant tegenstrijdig is
Gemachtigde van betrokkene voert aan dat de verbalisant in eerste instantie heeft verklaard dat de afstand tien meter was en later in een aanvullend proces-verbaal heeft verklaard dat de roodtijd twee seconden was. Als uitgangspunt dient
niette worden genomen de afstand tot de stopstreep of het verkeerslicht op het moment dat dit rood licht begint uit te stralen, maar de afstand tot het verkeerslicht op het moment dat dit geel licht begint uit te stralen. Een bestuurder dient immers in beginsel al bij geel licht te stoppen. Het verweer van gemachtigde faalt.
2.6.
De beoordeling van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
De gedraging wordt enkel en alleen betwist. De verbalisant heeft verklaard dat het verkeerslicht twee seconden op rood stond. Hiermee staat naar het oordeel van de kantonrechter de gedraging voldoende vast. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die ertoe aanleiding geven aan de juistheid van de verklaring van de verbalisant te twijfelen. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd daarom ongegrond verklaard.
2.7.
Proceskosten
De kantonrechter zal het verzoek om een proceskostenvergoeding afwijzen, omdat betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.