ECLI:NL:RBNHO:2023:7430

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 mei 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
10365112 \ WM VERZ 23-140
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens parkeren bij blauwe streep zonder parkeerschijf

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen bij een blauwe streep zonder een duidelijk geplaatste parkeerschijf. De betrokkene had eerder beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene het beroep bij de kantonrechter ingesteld.

De zitting vond plaats op 21 april 2023, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van de betrokkene niet. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De betrokkene voerde aan dat de hoorplicht was geschonden, omdat hij niet fysiek was gehoord door de officier van justitie. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de hoorplicht was geschonden, dit niet leidde tot een verlaging van de boete, omdat de gemachtigde van de betrokkene wel telefonisch was gehoord.

Daarnaast werd er gediscussieerd over de bevoegdheid van de verbalisant en de bebording ter plaatse. De kantonrechter oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevoegdheid van de ambtenaar en dat de bebording correct was. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond, maar het beroep tegen de boete ongegrond. De kantonrechter wees ook het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10365112 \ WM VERZ 23-140
CJIB-nummer : 248490959
Uitspraakdatum : 5 mei 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl (N.G.A. Voorbach)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij blauwe streep terwijl niet voorzien van een duidelijk geplaatste parkeerschijf.
2.2.
De verweren tegen de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en gemachtigde van betrokkene heeft namens betrokkene aangevoerd dat er bij de opsporingsinstantie is verzocht om een akte van beëdiging en dat deze niet is verstrekt. Evenmin is aangegeven of de verbalisant beschikt over een akte van beëdiging. Daarnaast is gebleken dat de functionaris die de verbalisant heeft beëdiging daartoe geen mandaat heeft.
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
2.4.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot schending fysieke hoorplicht
De gemachtigde van betrokkene heeft gesteld dat de boete moet worden verlaagd met 25%, omdat betrokkene in het administratief beroep bij de officier van justitie niet is gehoord. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [1] In die uitspraak heeft het hof geoordeeld dat bij betrokkenen die zonder hulp van een (professioneel) gemachtigde in beroep gaan, de officier van justitie structureel het recht schendt om te worden gehoord. Het hof heeft daarom de boete met 25% verlaagd, mede omdat er geen concreet zicht bestaat op een oplossing daarvoor.
De gemachtigde van betrokkene heeft op zichzelf gelijk dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om telefonisch te worden gehoord en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof.
2.5.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot de akte van beëdiging
De kantonrechter stelt voorop dat het bestaan van de bevoegdheid van de betreffende ambtenaar het uitgangspunt is [2] . Dit is slechts anders indien hetgeen wordt aangevoerd gerede twijfel doet ontstaan over de bevoegdheid van de ambtenaar. Daarvan is in dit geval geen sprake. De enkele omstandigheid dat de gemachtigde de akte van beëdiging van de betreffende ambtenaar niet heeft kunnen achterhalen, doet een dergelijke twijfel niet ontstaan. Het verweer faalt.
2.6.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot het mandaat
De stelling van de gemachtigde dat de functionaris die de ambtenaar zou hebben beëdigd, zonder dat van zijn of haar bevoegdheid daartoe is gebleken is niet nader onderbouwd. De gemachtigde heeft de betreffende stukken niet overgelegd. Deze stelling geeft geen aanleiding te twijfelen aan de bevoegdheid van de functionaris om de verbalisant te beëdigen. Dit betekent dat de officier van justitie niet gehouden is deze bevoegdheid nader te adstrueren.
2.7.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot de bebording
Het uitgangspunt is dat de ambtenaar die ter plaatste aanwezig was voorafgaand aan de controle de bebording heeft gecontroleerd. De verbalisant heeft verklaard dat het voertuig van betrokkene geparkeerd stond in een parkeervak voorzien van blauwe belijning, in een blauwe zone, aangeduid met RVV-bord E10. De weggebruiker dient altijd oplettend te zijn op de aanwezige bebording. Dat betrokkene de borden niet heeft gezien komt dan ook voor zijn eigen rekening en risico.
2.8.
De beoordeling van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de aanvullende verklaring van de verbalisant ondersteund met foto’s – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
2.9.
Proceskosten
De kantonrechter zal het verzoek om een proceskostenvergoeding afwijzen. Gelet op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [3]
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.
2.vgl. het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2019, gepubliceerd op rechtspraak.nl en te vinden met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2019:10797.
3.Vgl. uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2020:3336.