ECLI:NL:RBNHO:2023:7426

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 mei 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
10350938 \ WM VERZ 23-117
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet volgen voorsorteerstrook op kruispunt

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene is opgelegd voor het niet volgen van de richting die de voorsorteerstrook op een kruispunt aangaf. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. De zitting vond plaats op 21 april 2023, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van de betrokkene niet. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

De kantonrechter heeft de gedraging vastgesteld en de verweren van de betrokkene beoordeeld. De gemachtigde voerde aan dat er sprake was van langzaam rijdend verkeer, waardoor het toegestaan zou zijn om een andere richting te volgen. Ook werd er getwijfeld aan de bevoegdheid van de verbalisant. De vertegenwoordiger van de officier van justitie handhaafde echter de beslissing en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter oordeelde dat de hoorplicht was geschonden, omdat de betrokkene niet fysiek was gehoord door de officier van justitie. Desondanks werd de boete niet verlaagd, omdat de gemachtigde telefonisch was gehoord. De kantonrechter concludeerde dat de gedraging terecht was vastgesteld en dat er geen reden was om de boete te matigen. Het beroep tegen de beschikking werd ongegrond verklaard, en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10350938 \ WM VERZ 23-117
CJIB-nummer : 247869230
Uitspraakdatum : 5 mei 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl (N.G.A. Voorbach)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook aangeeft.
2.2.
De verweren tegen de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en gemachtigde van betrokkene heeft namens betrokkene aangevoerd dat er sprake was van langzaam rijdend verkeer en dat het dan is toegestaan om een andere richting te volgen. Tevens voert gemachtigde aan dat onduidelijk is of de aspirant in tijdelijke of vaste dienst was en twijfelt aan de bevoegdheid van de verbalisant.
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. Tevens geeft zij aan dat er geen matiging van de boete hoeft plaats te vinden van 25%, omdat gemachtigde van betrokkene telefonisch is gehoord.
2.4.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot schending fysieke hoorplicht
De gemachtigde van betrokkene heeft gesteld dat de boete moet worden verlaagd met 25%, omdat betrokkene in het administratief beroep bij de officier van justitie niet is gehoord. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [1] In die uitspraak heeft het hof geoordeeld dat bij betrokkenen die zonder hulp van een (professioneel) gemachtigde in beroep gaan, de officier van justitie structureel het recht schendt om te worden gehoord. Het hof heeft daarom de boete met 25% verlaagd, mede omdat er geen concreet zicht bestaat op een oplossing daarvoor.
De gemachtigde van betrokkene heeft op zichzelf gelijk dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om telefonisch te worden gehoord en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof.
2.5.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot de bevoegdheid
De kantonrechter stelt voorop dat het bestaan van de bevoegdheid van de betreffende ambtenaar het uitgangspunt is [2] . Dit is slechts anders indien hetgeen wordt aangevoerd gerede twijfel doet ontstaan over de bevoegdheid van de ambtenaar. Daarvan is in dit geval geen sprake. De enkele omstandigheid dat de gemachtigde de akte van aanstelling van de betreffende ambtenaar niet heeft kunnen achterhalen of het oproepen van vragen omtrent de aanstelling van de aspirant, doet een dergelijke twijfel niet ontstaan. Het verweer faalt.
2.6.
De beoordeling van het verweer dat het bij langzaam verkeer is toegestaan om niet de richting te volgen die de voorsorteerstrook aangeeft
De kantonrechter zal het verweer van gemachtigde beoordelen in het licht van de vraag of sprake is van omstandigheden die het opleggen van een boete niet billijken dan wel matiging van de boete rechtvaardigen. Volgens een in 1991 opgestelde gedragscode (zie www.motorplatform.nl) mag een motorrijder langzaam tussen de file doorrijden. Deze gedragscode is een dringend advies en geen wettelijke regeling. De gedragscode is alleen bedoeld om toe te passen bij stilstaand of langzaam rijdend verkeer op de Nederlandse snelwegen. Nog daargelaten dat de in geding zijnde gedraging van de betrokkene niet plaatsvond op de snelweg en de betrokkene niet tussen een file reed, zodat de gedragscode niet van toepassing was, laat de gedragscode onverlet dat de bestuurder op de kruising de richting dient te volgen die de voorsorteerstrook aangeeft. Dit betekent dat de betrokkene de andere voertuigen moest volgen op de rijstrook voor rechtdoor gaand verkeer.
2.7.
Conclusie
Gelet op de stukken in het dossier, waaronder met name de verklaring van de verbalisant en op hetgeen namens de betrokkene naar voren is gebracht staat vast dat de gedraging is verricht. De boete is dus terecht opgelegd en er is naar het oordeel van de kantonrechter geen reden om de boete te matigen. Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd wordt daarom ongegrond verklaard.
2.8.
Proceskosten
De kantonrechter zal het verzoek om een proceskostenvergoeding afwijzen, omdat betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.
2.Vgl. het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2019, te vinden op rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2019:10797.