4.2.De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Eisers stellen zich op het standpunt dat er geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht. De informatie was reeds bij verweerder bekend of had dat moeten zijn. Eisers stellen dat op het aanvraagformulier voor de bijstand van 16 september 2014 alle informatie aanwezig was en dat toen de uitkering werd toegekend in 2016 alle informatie bekend was. In oktober 2014 hadden eisers al voldaan aan hun inlichtingenplicht. Dit is door een medewerker van verweerder ook vermeld in de rapportage van 22 oktober 2014. Eisers hebben 21 werkbriefjes overlegd aan verweerder voor het toekenningsbesluit van 8 juli 2016. Daarna hebben eisers geen mutatieformulier meer van de gemeente ontvangen, omdat verweerder van alles al op de hoogte was. Ook heeft verweerder eisers niet één maand voorafgaand aan het toekenningsbelsuit van 8 juli 2016 voorgelicht of gewezen op hun rechten en plichten. Daarin is verweerder tekort geschoten.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers geen opgaaf hebben gedaan van het bezit van een tweede woning, inkomsten uit de verhuur van die woning en het aantal bankrekeningen. Het feit dat na 2016 geen mutatie formulieren zijn toegezonden ontsloeg hen niet van de inlichtingenplicht. Daarbij wordt gewezen op het feit dat eisers inkomsten uit verhuur van de tweede woning hebben ontvangen en dit niet aan verweerder hebben gemeld. Ook in de werkbriefjes is vermeld waarover inlichtingen verstrekt moeten worden.
7. Het staat niet ter discussie dat artikel 17 van de Pw verlangt dat een uitkeringsaanvrager/gerechtigde onverwijld en uit eigen beweging alle benodigde inlichtingen verschaft. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van eisers dat zij alle benodigde informatie in oktober 2014 al hebben verstrekt en alle informatie in 2016 bekend was, niet. Aan eisers is verzocht om gegevens over hun woning, hypotheek en schulden aan te leveren. Het enkel opgeven van een totale schuld van € 583.750,00 en/of woonlasten van € 1.802,00 bij de aanvraag is geen melding maken van het bezit van een tweede woning. Eisers dienen duidelijke en volledige inlichtingen te verstrekken. De stelling van eisers dat zij niet geïnformeerd zijn over de inlichtingenplicht door verweerder, slaagt ook niet. Eisers zijn in de toekenningsbeschikking van 8 juli 2016 gewezen op de inlichtingenplicht. Daarin staat onder meer vermeld “u geeft wijzigingen in uw persoonlijke, financiële of gezinssituatie door”. Na hun aanvraag om een bijstandsuitkering zijn eisers uitgenodigd voor een voorlichtingsbijeenkomst over hun rechten en plichten en er is meerdere malen met hen gesproken door de klantmanager.
De verwijzing naar de WOZ-beschikkingen en de beslaglegging kan eisers evenmin baten. Naar het oordeel van de rechtbank ontslaat de omstandigheid dat een andere afdeling van de gemeente op de hoogte was van eisers beide woningen, eisers niet van de verplichting om deze woning en de inkomsten uit verhuur in het kader van de aan hen verleende bijstandsuitkering onverwijld uit eigen beweging aan verweerder te melden. Het is vaste rechtspraakdat de inlichtingenverplichting moet worden nagekomen ten aanzien van de afdeling van de gemeente die de Pw uitvoert. Melding bij een andere afdeling ontslaat de betrokkene niet van zijn verplichting om bij de juiste uitvoeringsafdeling de voor de bijstand relevante feiten en omstandigheden te melden.
8. De rechtbank stelt vast dat eisers erkennen dat zij huurinkomsten uit de tweede woning hebben genoten en dat niet is gebleken dat eisers op enig moment van die inkomsten melding hebben gemaakt bij verweerder. Dit geldt te meer nu is gebleken dat de hoogte van de huurinkomsten niet gelijk is geweest tijdens de periode van bijstandsverlening. Eisers hebben ter zitting vermeld dat de bedragen van de huurinkomsten gedurende de uitkeringsperiode hebben gewisseld. Uit de verklaringen van eisers – zoals opgenomen in de afzonderlijke processen verbaal van 30 november 2021 – volgt dat er gedurende de bijstandsperiode meerdere huurders zijn geweest en dat het huurbedrag niet over de periode gelijk is geweest. Dit wordt ook ondersteund door de in het dossier aanwezige verklaringen van huurders, waaruit ook volgt dat reeds in 2014 sprake was van huurinkomsten. Het feit dat de huurinkomsten wisselden, betekent dat sprake was van een wijziging van inkomen en dat hadden eisers op grond van de inlichtingenplicht moeten melden. Daarmee staat reeds vast dat eisers hun inlichtingenplicht hebben geschonden.
De rechtbank neemt nog in overweging dat eisers in de periode 2016 – 2020 negen aanvraagformulieren bijzondere bijstand hebben ingediend bij verweerder. In die formulieren is op de vraag of eisers inkomen hebben telkens ‘nee’ geantwoord, terwijl in de toelichting staat dat ook inkomen uit onderhuur, kamerverhuur of inkomsten uit bezittingen als inkomen wordt gezien. Ook wanneer specifiek en gericht gevraagd wordt naar inkomsten is hier door eisers geen melding van gemaakt.
Bankrekeningen en stortingen
9. Uit het onderzoek door de gemeente is ook naar voren gekomen dat geen melding is gemaakt van vijf bankrekeningen en twee creditcards. Bankrekeningen zijn gegevens die relevant zijn voor de voor het recht op bijstand. Er zijn bijschrijvingen en kasstortingen op rekeningen van eisers gedaan buiten de uitkering om, voor een totaalbedrag van
€ 183.084,65 op ABN AMRO rekeningen en een bedrag van € 26.436,00 op de ING rekeningen, waarover door eisers geen melding is gedaan.
10. Bijschrijvingen van derden en stortingen van contant geld op een bankrekening van een bijstandsontvanger en diens minderjarige inwonende kinderen worden in beginsel als voor de bijstand in aanmerking te nemen middelen in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Pw beschouwd. De bijschrijvingen en stortingen hadden bij de bijstandsverlenende instantie moeten worden gemeld, zodat die instantie kan beoordelen of deze als inkomsten in mindering op de bijstand moeten worden gebracht. Mede gelet op de omvang van de stortingen en bijschrijvingen in dit geval, hadden eisers naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs kunnen en moeten weten dat zij deze stortingen en bijschrijven moesten melden. Ook is verder niet aannemelijk gemaakt dat een deel van de bijschrijvingen op de rekeningen bestaan uit geldleningen die moeten worden terugbetaald.
11. De enkele stelling namens eisers ter zitting dat de hoogte van de bijschrijvingen en kasstortingen niet correct is, is niet nader onderbouwd. De rechtbank ziet geen aanleiding om de hoogte van de bedragen onjuist te achten. In het onderzoeksrapport is toegelicht waar het bedrag uit is opgebouwd en door eisers zijn geen nadere verklaringen over deze bedragen gegeven. Los daarvan staat niet ter discussie dat eisers geen melding van stortingen en enkele bankrekeningen hebben gedaan, waarmee de inlichtingenplicht is geschonden.
12. Op grond van het bovenstaande wordt geoordeeld dat eisers de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden, door het niet melden van de tweede woning, de huurinkomsten, de bankrekeningen en de bijschrijvingen en kasstortingen. Het gevolg van de schending van de inlichtingenverplichting is dat verweerder over de periode in geding niet heeft kunnen vaststellen dat eisers recht hadden op bijstand en aldus te veel bijstand aan eiseres heeft toegekend en betaald. Gelet hierop was verweerder gehouden op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw het recht op bijstand van eisers over de periode in geding te herzien, te beëindigen, in te trekken en op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pw de te veel aan eisers uitbetaalde bijstand terug te vorderen.
13. Eisers stellen zich subsidiair op het standpunt dat het terugvorderingsbedrag gematigd moet worden wegens de lange tijdsduur die verweerder nodig heeft gehad om de onderzoeken uit te voeren.
14. De rechtbank ziet geen aanleiding om tot matiging over te gaan wegens de lengte van het onderzoek. Hoewel het onderzoek gelet op de doorlooptijd lang heeft geduurd, is de lengte van het onderzoek te verklaren gelet op de uitvoerigheid van het onderzoek. Het onderzoek heeft onder meer bestaan uit meerdere vorderingen tot informatie bij de banken van eisers. Daarnaast is het onderzoek wegens de mogelijkheid van een fraudevordering hoger dan € 50.000,00 overgedragen aan sociaal rechercheurs voor een strafrechtelijk onderzoek, welk onderzoek is afgewacht. Na afronding van dat onderzoek is op dezelfde dag het primaire besluit afgegeven.