ECLI:NL:RBNHO:2023:7367

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
23/3279
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toewijzing van een verzoek om opvang binnen de Wmo 2015

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de opvang van verzoeker. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van HVO Querido om hem niet langer toe te laten tot de opvanglocatie [naam locatie 1] en hem in plaats daarvan een plek aan te bieden op opvanglocatie [naam locatie 2]. Verzoeker stelde dat deze beslissing onterecht was en dat hij in een ongunstige positie werd gebracht, vooral gezien zijn psychische kwetsbaarheid en eerdere ervaringen in een afkickkliniek.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het besluit van HVO-Querido om verzoeker over te plaatsen een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechter oordeelde dat de opvang op locatie [naam locatie 2] een passende bijdrage kan leveren aan de behoefte van verzoeker aan opvang en dat het noodzakelijk is om hem te ondersteunen in zijn zelfredzaamheid. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waarbij hij benadrukte dat de regie bij de gemeente ligt en dat de zorgaanbieder, HVO-Querido, voldoende gemotiveerd heeft dat de nieuwe opvanglocatie beter aansluit bij de problematiek van verzoeker.

De voorzieningenrechter heeft partijen aangeraden om in gesprek te gaan over de begeleiding van verzoeker en de mogelijkheid van een OGGz-indicatie, om zo verdere vooruitgang te boeken. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/3279

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 juni 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem

(gemachtigden: mr. S. Eljarroudi en mr. B.E. Robbe).

Inleiding

1. HVO Querido heeft verzoeker op 23 mei 2023 bericht dat hij vooralsnog voor onbepaalde tijd niet zal worden toegelaten tot de opvanglocatie [naam locatie 1] , maar dat hij terecht kan op opvanglocatie [naam locatie 2] .
1.1.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt en verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Bij uitspraken van 24 mei 2023 en 26 mei 2023 van de voorzieningenrechter zijn verzoeken om een ordemaatregel afgewezen.
1.3.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigden van verweerder en [naam 1] en [naam 2] van HVO-Querido.

Totstandkoming van het besluit

2. In het besluit van 23 mei 2023 staat dat verzoeker zich onvoldoende heeft gehouden aan de huisregels en/of andere voorwaarden die voor verblijf op de locatie [naam locatie 1] gelden. Het gedrag van verzoeker heeft een te grote invloed op de [naam locatie 1] en om die reden wordt verzoeker een andere plek aangeboden om de maatschappelijke opvang te ontvangen. Vermeld is verder dat de huidige trajectbegeleider bij verzoeker betrokken blijft en dat het traject kan worden voortgezet.

Standpunt verzoeker

3. Verzoeker verzoekt dat hij blijft opgevangen tot in ieder geval zes weken nadat is beslist op het bezwaar. Verzoeker stelt dat er geen sprake is van een overplaatsing, maar van een schorsing. De wettelijke bevoegdheid om te schorsen ontbreekt. Daarnaast is HVO Querido niet bevoegd om besluiten te nemen. Er is geen mandaat. Ook stelt verzoeker dat er geen goede reden is geweest om verzoeker te schorsen. De redenen die zijn genoemd vormen geen reden om iemand uit de opvang te schorsen en zijn niet onderbouwd met verslagen en er is ook geen waarschuwing aan vooraf gegaan. De aantijging ten aanzien van het gooien van stenen bestrijdt verzoeker en wordt dit niet ondersteund door de gemaakte camerabeelden. Door de schorsing wordt verzoeker bovendien in een bijzonder ongelukkige positie gebracht met mogelijk blijvende gevolgen. Hij stelt te lijden aan PTSS en bijzonder gevoelig te zijn voor omgevingsfactoren. Daarbij heeft hij in een afkickkliniek gezeten en bestaat er een grote kans op regressie als hij tussen drugsgebruikers en alcoholisten moet verblijven. [naam locatie 2] is daarom geen passende locatie voor verzoeker. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verzoeker verklaringen van arts [naam arts] overgelegd.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Besluit ex artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht
4. Voordat onderzocht kan worden of er aanleiding bestaat om een voorlopig voorziening te treffen, dient eerst de vraag worden beantwoord of het bericht van 21 mei 2021 van HVO-Querido een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze vraag wordt vooralsnog bevestigend beantwoord. Daarvoor is relevant dat met de mededeling dat verzoeker niet langer welkom is op de [naam locatie 1] , zijn recht op toegang tot de opvang op die locatie wordt beperkt. Vooralsnog acht de voorzieningenrechter daarmee aannemelijk dat dit bericht gericht is op rechtsgevolg. De voorzieningenrechter stelt vast dat het gaat om een besluit tot het overplaatsen van verzoeker binnen dezelfde zorgorganisatie. Dat is ook bevestigd door verweerder ter zitting. Van een schorsing van de opvang is derhalve geen sprake.
4.1.
In lijn met haar eerdere uitspraken gaat de voorzieningenrechter er vooralsnog van uit dat het besluit van HVO-Querido toegerekend kan worden aan verweerder. Zoals eerder door de rechtbank is geoordeeld is naar het oordeel van de voorzieningenrechter het niet wenselijk dat verweerder deze werkwijze blijft hanteren. Met het toerekenen van besluiten van HVO-Querido aan verweerder is weliswaar sprake van rechtsbescherming voor de groep die juridisch wordt bijgestaan en de weg naar verweerder weet te vinden, maar er is een grote groep cliënten zonder juridische ondersteuning die besluiten van een zorgaanbieder ontvangt. Voor deze groep ontbreekt de vereiste rechtsbescherming, nu ook geen bezwaarclausule is opgenomen in dergelijke besluiten. Deze problematiek kan bijvoorbeeld worden opgelost door een werkwijze waarbij een zorgaanbieder een voorgenomen besluit bij verweerder indient, waarna verweerder dit voornemen beoordeelt en zelf het besluit neemt. Ook kan een en ander worden opgelost door de zorgaanbieder een mandaat te verlenen.
Oordeel
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
6. Uit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) volgt dat het aan verweerder is om, uitgaande van de vastgestelde problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen en waar mogelijk rekening houdend met de redelijke wensen van de aanvrager, te besluiten op welke wijze wordt voorzien in een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie als bedoeld in artikel 2.3.5, vierde lid, van de Wmo 2015. [1] Anders gezegd, de regie ligt dus niet bij verzoeker, maar bij verweerder ook al moet met diens redelijke wensen wel rekening worden gehouden. De maatwerkvoorziening dient daarbij een passende bijdrage te leveren aan het voorzien in de behoefte van verzoeker aan opvang en aan het realiseren van een situatie waarin verzoeker in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
7. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van HVO-Querido gemotiveerd toegelicht dat de opvanglocatie op [naam locatie 2] bedoeld is voor mensen met een meer complexe problematiek en/of gedrag. Voor de opvanglocatie [naam locatie 1] geldt dit niet en is minder begeleiding nodig en aanwezig. HVO-Querido heeft aanleiding gezien om op basis van verschillende gedragingen van verzoeker – zoals het onder stevige invloed zijn van alcohol, agerend gedrag, niet volgen van instructies, conflicten met medebewoners/medewerkers – te beslissen dat de opvanglocatielocatie op [naam locatie 2] op dit moment beter aansluit bij de problematiek van verzoeker, omdat op die locatie meer toezicht en begeleiding geboden kan worden. Indien op de opvanglocatie van [naam locatie 2] in de loop der tijd blijkt dat verzoeker zich kan handhaven met minder toezicht en begeleiding is een overplaatsing naar de opvanglocatie op de [naam locatie 1] weer mogelijk.
8. Gelet hierop is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat de opvang op de locatie [naam locatie 2] thans een passende bijdrage kan leveren aan het voorzien in de behoefte van verzoeker aan opvang en aan het realiseren van een situatie waarin verzoeker in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
9. De voorzieningenrechter wil partijen ten slotte meegeven om op korte termijn met elkaar in gesprek te gaan, de begeleiding te hervatten en ook de vraag te bespreken of verzoeker nog in aanmerking komt voor een OGGz-indicatie, zodat er vooruitgang bij verzoeker kan plaatsvinden.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie in dit verband de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 februari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:349.