ECLI:NL:RBNHO:2023:7199

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
9935482
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van concurrentie- en relatiebedingen in arbeidsovereenkomst en verklaring voor recht inzake onrechtmatige concurrentie

In deze zaak vorderen de eisers, voormalige werknemers van Bestair Technics B.V., de vernietiging van het concurrentie- en relatiebeding in hun arbeidsovereenkomsten. De eisers hebben hun arbeidsovereenkomsten opgezegd en een nieuwe onderneming, Climate Masters B.V., opgericht. Bestair stelt dat de eisers onrechtmatig concurreren door gebruik te maken van vertrouwelijke informatie. De kantonrechter oordeelt dat de concurrentie- en relatiebedingen ongeldig zijn, omdat Bestair niet heeft aangetoond dat deze bedingen noodzakelijk zijn vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eisers toe en verklaart dat hun activiteiten bij Climate Masters geen onrechtmatige concurrentie vormen. De proceskosten worden toegewezen aan de eisers, omdat Bestair ongelijk krijgt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een deugdelijke motivering voor concurrentiebedingen in arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9935482 / CV EXPL 22-2846 (SJ/IL)
Uitspraakdatum: 26 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser 1]
wonende te [woonplaats 1] , [gemeente 1]
[eiser 2]
wonende te [woonplaats 2] , [gemeente 2]
[eiser 3]wonende te [woonplaats 3] , [gemeente 3]
eisers
gezamenlijk verder te noemen: [eisers]
afzonderlijk verder te noemen: [eisers]
gemachtigde: mr. S.T.J. Zuurbier
tegen
de besloten vennootschap
Bestair Technics B.V.
statutair gevestigd te Alkmaar, kantoorhoudende te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard
gedaagde
verder te noemen: Bestair
gemachtigde: mr. J.J. van der Goen

1.Het procesverloop

1.1.
[eisers] hebben bij dagvaarding van 7 juni 2022 een vordering tegen Bestair ingesteld. Bestair heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 4 juli 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. [eisers] zijn verschenen met hun gemachtigde. Bestair is verschenen bij [gedaagde] met mr. A.B. Bruinsma namens de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De gemachtigden hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting hebben [eisers] bij e-mail van 19 mei 2023 en Bestair bij brief van 28 juni 2023 nog stukken toegezonden.
1.4.
Tijdens de zitting hebben [eisers] hun eis gewijzigd. De kantonrechter heeft het bezwaar van Bestair tegen de eiswijziging verworpen.

2.De feiten

2.1.
[eisers] zijn op 1 februari 2021 in dienst getreden bij Bestair, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 1 september 2021. [eiser 3] is op 5 februari 2021 in dienst getreden bij Bestair, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 1 oktober 2021. [eisers] werkten bij Bestair als verkoper buitendienst en verkochten airconditioning apparaten.
2.2.
In de schriftelijke arbeidsovereenkomsten van [eisers] staan een concurrentiebeding, relatiebeding, geheimhoudingsbeding, ‘bescheidenbeding’, antiwervingsbeding en een beding over een verbod van nevenwerkzaamheden.
2.3.
In artikel 10 van de arbeidsovereenkomsten staat het volgende concurrentiebeding:
“1. Het is de werknemer verboden om binnen een periode van 12 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, in enigerlei vorm werkzaam te zijn bij een onderneming gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dat van de werkgever, hetzij tegen vergoeding hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard dan ook te hebben, binnen heel Nederland en of de aan haar gelieerde ondernemingen, tenzij de werknemer daartoe voorafgaande de schriftelijke toestemming van de werkgever heeft verkregen. (…)2. Onder gelijke, gelijksoortige of aanverwante onderneming wordt gestaan: dezelfde en/of andere soortgelijke diensten als core business voeren, w.o. airconditioning en installatie. De niet limitatieve voorbeelden hiervan zijn de ondernemingen: in verkoop en montage van airconditioning en warmtepompen.3. Werkgever heeft bij de voornoemde bedingen onder de leden 1 en 2 een zwaarwegend bedrijfsbelang. Dit belang bestaat er uit dat de werknemer in de uitoefening van zijn/haar functie kennis zal opdoen van een samenhangend geheel van financiële, organisatorische en (marketing)technische informatie die werkgever onderscheidt van haar concurrenten en in belangrijke mate haar marktpositie bepaalt. Werkgever heeft er ook groot belang bij dat deze kennis niet gebruikt wordt door haar concurrenten. Het concurrentiebeding zoals genoemd is derhalve noodzakelijk vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen als bedoeld in artikel 7:653 lid 2 BW.”
2.4.
In artikel 11 van de arbeidsovereenkomsten staat het volgende relatiebeding:
“1. Gedurende 12 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst is het de werknemer verboden zijn diensten aan te bieden aan of werkzaam te zijn voor of bij een klant of relatie van de werkgever, c.q. direct of indirect betrokken te zijn bij een onderneming, die aan klanten of relaties van de werkgever diensten verleent. De werknemer verbindt zich voorts in generlei opzicht te bevorderen, direct of indirect, dat een klant of relatie van de werkgever naar een met de werkgever concurrerende onderneming overgaat in de airconditioning en installatie branche.2. Onder klant of relatie wordt verstaan elke natuurlijke of rechtspersoon, alsmede zijn/haar werknemers, met wie de werkgever gedurende twee jaar voorafgaande aan het einde van de arbeidsovereenkomst één of meer contracten heeft afgesloten.3. Onder klant of relatie van de werkgever wordt in dit verband tevens verstaan de potentiële klant of relatie, met wie de werkgever gedurende twee jaar voorafgaande aan het einde van de arbeidsovereenkomst zakelijke contacten heeft onderhouden.4. Daarnaast is het de werknemer verboden te trachten, direct of indirect, personeel van de werkgever - of van een aan haar gelieerde onderneming - ertoe te bewegen in dienst te treden bij (een onderneming van) de werknemer dan wel bij een andere werkgever.5. Werkgever heeft bij de voornoemde bedingen onder de leden 1 tot en met 4 een zwaarwegend bedrijfsbelang. Dit belang bestaat er uit dat de werknemer in de uitoefening van zijn/haar functie kennis zal opdoen van een samenhangend geheel van financiële, organisatorische en (marketing)technische informatie die werkgever onderscheidt van haar concurrenten en in belangrijke mate haar marktpositie bepaalt. Werkgever heeft er ook groot belang bij dat deze kennis niet gebruikt wordt door haar concurrenten in deze de airconditioning en installatie branche. Het relatiebeding, gelijk aan het concurrentiebeding, zoals genoemd is derhalve noodzakelijk vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen als bedoeld in artikel 7:653 lid 2 8W.”
2.5.
[eisers] hebben hun arbeidsovereenkomsten op 23 juli 2021 opgezegd; [eisers] op 26 juli 2021. Zij hebben op die data een beëindigingsovereenkomst met Bestair gesloten. Daarin is overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst tussen de desbetreffende partijen wordt beëindigd met ingang van 31 juli 2021.
2.6.
Op 29 juli 2021 hebben [eisers] de besloten vennootschap Climate Masters B.V. (hierna: Climate Masters) ingeschreven in de registers van de Kamer van Koophandel.
2.7.
In een vonnis van 21 oktober 2021 heeft de kantonrechter van deze rechtbank in kort geding tussen partijen de vorderingen van Bestair om [eisers] te gebieden alle werkzaamheden voor Climate Masters te staken en het concurrentie-, relatie, geheimhoudings, bescheiden- en antiwervingsbeding en het nevenwerkzaamhedenverbod na te komen, afgewezen. [1]

3.De vordering

3.1.
[eisers] vorderen primair – na wijziging van eis, samengevat – dat de kantonrechter (I) het concurrentiebeding en (II) het relatiebeding tussen partijen met onmiddellijke ingang geheel vernietigt wegens het ontbreken van een afdoende motivering dan wel het ontbreken van zwaarwegende bedrijfsbelangen en (III) voor recht verklaart dat het drijven van de onderneming Climate Masters door [eisers] en de werkzaamheden door [eisers] bij Climate Masters, vanaf de oprichting van Climate Masters tot aan de datum van het vonnis, geen onrechtmatige werknemersconcurrentie vormen en ook anderszins niet onrechtmatig zijn jegens Bestair, met veroordeling van Bestair in de proces- en nakosten.
3.2.
[eisers] leggen aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat het concurrentie- en relatiebeding niet geldig zijn omdat de vereiste schriftelijke motivering in hun arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, waaruit blijkt dat deze bedingen noodzakelijk zijn vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen van Bestair, onvoldoende en niet specifiek genoeg is. Ook is niet in de motivering onderbouwd waarom Bestair met de informatie waarvan [eisers] kennis zouden nemen, onderscheidend is van haar concurrenten en heeft Bestair nagelaten toe te lichten op welke wijze zij schade zou kunnen lijden als deze informatie bij een concurrent terecht komt. Verder blijkt nergens in de motivering dat deze is toegespitst op de functie van [eisers] Daarnaast stellen [eisers] dat geen sprake is van onrechtmatige werknemers-concurrentie en dat Climate Masters ook niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens Bestair.

4.Het verweer

4.1.
Bestair betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat [eisers] geen belang meer hebben bij hun vorderingen over de geldigheid van het concurrentie- en relatiebeding en niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat deze bedingen hun werking hebben verloren als gevolg van het verstrijken van de termijn van 12 maanden na het einde van het dienstverband. Verder voert Bestair aan dat de door [eisers] gevorderde verklaring voor recht zeer ruim en vaag is geformuleerd, omdat niet blijkt wat onder ‘
de huidige werkzaamheden’ van [eisers] moet worden verstaan en op welk moment. Ook is het Bestair niet duidelijk wat wordt bedoeld met ‘
geen onrechtmatige werknemersconcurrentie opleveren’ en ‘
ook anderszins niet onrechtmatig zijn jegens Bestair’. Dit maakt dat Bestair zich onmogelijk kan verweren tegen deze vordering. Volgens Bestair hebben [eisers] juist wel (vooropgezet) onrechtmatig gehandeld en is sprake van concurrentie door Climate Masters.

5.De beoordeling

Het concurrentie- en relatiebeding is ongeldig
5.1.
De kantonrechter moet, gelet op de grondslag van de vordering, in de eerste plaats beoordelen of het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding geldig is. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn die bedingen niet geldig. Daarover wordt het volgende overwogen.
5.2.
Uit de wet, het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), volgt dat een beding tussen de werkgever en de werknemer, waarbij de werknemer wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, alleen dan in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan worden opgenomen, als uit de bij dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. [2]
5.3.
Het uitgangspunt van de wet is dus dat een concurrentie- en relatiebeding bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet geldig is, mede gelet op de toelichting bij de wet. Alleen bij uitzondering kan zo’n beding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden opgenomen, als daarbij een schriftelijke motivering wordt gegeven waaruit blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen van de werkgever. Aan die schriftelijke motivering moeten hoge eisen worden gesteld. Uit de motivering moet blijken om welke zwaarwegende bedrijfsbelangen het gaat en waarom die een concurrentiebeding vereisen, waarbij per geval een concrete afweging en een deugdelijke motivering nodig is. Die motivering moet gelijktijdig met het aangaan van het beding plaatsvinden en aan de werknemer kenbaar worden gemaakt.
5.4.
In de wet staat niet wat onder ‘zwaarwegende bedrijfsbelangen’ moet worden verstaan, maar uit de toelichting bij de wet blijkt dat het onder meer kan gaan om hele specifieke kennis of bedrijfsinformatie die de werknemer verkrijgt, waarbij de werkgever onevenredig wordt benadeeld als de werknemer overstapt naar een concurrent. Het is aan de werkgever om te stellen en zo nodig te bewijzen dat het in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd opgenomen concurrentie- en relatiebeding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen, als zij een beroep op de uitzondering doet.
5.5.
In deze procedure voert Bestair aan dat ze het door [eisers] gestelde ten aanzien van de geldigheid van het concurrentie- en relatiebeding betwist. Daarmee doet ze een beroep op de hiervoor genoemde uitzondering. Bestair heeft echter geen zwaarwegende bedrijfsbelangen gesteld. Dat Bestair mede uit proceseconomische overwegingen ervan heeft afgezien om bij antwoord inhoudelijk te reageren op het door [eisers] gestelde, zoals zij op de zitting heeft betoogd, komt voor haar risico. De kantonrechter heeft geen reden om Bestair daartoe alsnog in de gelegenheid te stellen. Uit het kort geding vonnis blijkt dat Bestair in die procedure wel zwaarwegende bedrijfsbelangen heeft gesteld en toegelicht, maar de kantonrechter is het met de kort geding rechter eens dat die toelichting tekortschiet.
5.6.
De conclusie is dat concurrentie- en relatiebeding niet geldig zijn en kunnen worden vernietigd.
5.7.
Anders dan Bestair is de kantonrechter van oordeel dat [eisers] een belang bij hun vordering hebben. Dat de concurrentie- en relatiebedingen inmiddels (door het verstrijken van de tijd) geen werking meer hebben, laat eventuele aanspraken van Bestair op eventueel daarvoor verbeurde boetes of vergoeding van eventueel daarvoor geleden schade tegenover [eisers] onverlet. [eisers] hebben op de zitting gesteld waaruit hun belangen concreet bestaan. Een van die belangen is volgens [eisers] dat Bestair tot op heden heeft nagelaten te bevestigen dat er geen beroep meer gedaan zal worden op de boetes waarop zij eerder in dit verband wel aanspraak maakte. Bestair heeft deze stellingen van [eisers] niet weersproken en ook ter zitting naar aanleiding van het betoog van de gemachtigde van [eisers] geen afstand van eventuele aanspraken op boetes gedaan. Integendeel.
5.8.
De kantonrechter zal de primaire vorderingen onder I en II daarom toewijzen. De (meer) subsidiaire vorderingen behoeven geen bespreking.
Geen onrechtmatige werknemersconcurrentie of ander onrechtmatig handelen
5.9.
De kantonrechter moet vervolgens, gelet op vordering onder III en de grondslag daarvan, beoordelen of het drijven van de onderneming Climate Masters door [eisers] en de werkzaamheden door [eisers] bij Climate Masters, vanaf de oprichting van Climate Masters tot aan de datum van het vonnis, geen onrechtmatige werknemersconcurrentie vormen en ook anderszins niet onrechtmatig zijn jegens Bestair.
5.10.
Het verweer van Bestair dat deze vordering te onbepaald en onduidelijk is om zich ertegen te kunnen verweren, faalt. [eisers] hebben de vordering met de eiswijziging nader bepaald zowel wat hun handelingen als de tijdsduur betreft. Daarbij hebben ze verwezen naar hun stellingen en motivering in de dagvaarding. Daarmee is de vordering voldoende bepaald en duidelijk. Niet valt in te zien waarom Bestair zich hiertegen niet (voldoende) kan verweren. Zij maakt [eisers] immers zelf het verwijt dat zij (via Climate Masters) haar op onrechtmatige wijze beconcurreren.
5.11.
Het uitgangspunt is dat het een werknemer die niet is gebonden aan een concurrentiebeding, op zichzelf vrijstaat om na afloop van de arbeidsovereenkomst te concurreren met zijn voormalige werkgever, ook als die daarvan nadeel ondervindt. Bijkomende omstandigheden kunnen ertoe leiden dat handelingen van de voormalig werknemer als onrechtmatige concurrentie moeten worden aangemerkt. Van onrechtmatige concurrentie is sprake als de voormalig werknemer i) het duurzaam bedrijfsdebiet van zijn voormalig werkgever ii) stelselmatig en substantieel afbreekt en iii) daarbij gebruikmaakt van kennis en gegevens die hij bij diezelfde werkgever vertrouwelijk heeft verkregen. [3]
5.12.
[eisers] vorderen een (negatieve) verklaring voor recht. De stelplicht en bewijslast met betrekking tot de stelling die aan de gevorderde verklaring voor recht ten grondslag ligt, rusten op degene die de verklaring vordert [4] , dus op [eisers] . [eisers] stellen onder meer dat zij geen debiet van Bestair hebben afgebroken, omdat ze in een andere branche opereren en geen klanten, personeel of leveranciers van Bestair hebben benaderd of afhandig gemaakt. Volgens [eisers] zijn bijzondere (bijkomende) omstandigheden niet aan de orde en handelen zij ook anderszins niet onrechtmatig tegenover Bestair.
5.13.
Bestair voert bij antwoord aan dat zij van oordeel blijft dat door [eisers] onrechtmatig is gehandeld door met gebruikmaking van bij Bestair opgedane kennis en ervaring een nieuwe onderneming op te zetten, daarmee de bedrijfsvoering van Bestair op essentiële onderdelen te kopiëren, deze onderneming op zeer korte afstand van de vestiging van Bestair te drijven en zich met de activiteiten van deze onderneming te richten op dezelfde afzetmarkt als Bestair, onder gebruikmaking van een bedrijfsnaam, bedrijfsconcept en overige presentatie die grote gelijkenis tonen met die van Bestair. Volgens Bestair blijkt uit alle feiten en omstandigheden dat sprake is van een vooropgezet onrechtmatig handelen en dat de door [eisers] opgerichte vennootschap deze onrechtmatigheid faciliteert, in stand houdt en hiervan profiteert. Bestair voert verder aan dat Climate Masters en Bestair vergelijkbaar zijn, omdat zowel infraroodpanelen als airco’s worden gebruikt om te verwarmen. Ook betwist Bestair dat het bedrijfsconcept van Climate Masters zodanig van Bestair zou verschillen dat geen sprake zou zijn van concurrentie, omdat beide bedrijven zich richten op verkoop aan particulieren, via een advies op maat aan huis (in het bedrijfsvoertuig van de verkoper). Bestair beroept zich verder op het feit dat [eisers] bij Bestair het gezicht naar klanten hebben gevormd.
5.14.
De kantonrechter oordeelt dat Bestair hiermee onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat geen sprake is van onrechtmatige (werknemers)concurrentie. Bestair voert namelijk niet aan en onderbouwt ook niet welke kennis en ervaring en/of welke vertrouwelijke informatie van Bestair [eisers] hebben gebruikt en waaruit de door haar kennelijk bedoelde stelselmatige en substantiële afbreuk van het duurzame bedrijfsdebiet blijkt en bestaat. Dat had zij gezien de hiervoor vermelde maatstaf wel moeten doen.
5.15.
Daarbij komt dat de stelling van [eisers] dat met het verkopen van infraroodverwarming geen sprake is van concurrentie, wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [naam 1] van [bedrijf] (de fabrikant van infraroodsystemen). Deze getuige heeft verklaard: “
Bestair is meer gericht op airco’s terwijl wij in de energiezuinige verwarmingshoek zitten. Het gaat dus om wezenlijk andere producten.” Het oprichten van Climate Masters door [eisers] is op zichzelf geen ongeoorloofde concurrentie of onrechtmatig jegens Bestair. In deze omstandigheden is het aan Bestair om haar standpunt dat sprake is van een vooropgezet onrechtmatig handelen door een concurrerende nieuwe onderneming te starten, concreet te maken, maar dat heeft ze niet gedaan. Bestair beroept zich namelijk alleen maar op alle feiten en omstandigheden zonder deze concreet te benoemen en/of te onderbouwen.
5.16.
Op de zitting heeft Bestair verwezen naar de getuigenverklaringen van [eisers] en aangevoerd dat zij de rechtbank en Bestair een rad voor ogen hebben gedraaid, omdat zij onder ede hebben verklaard infraroodverwarmingen en geen airco’s verkopen terwijl zij na de getuigenverhoren wel airco’s zijn gaan verkopen. De kantonrechter volgt Bestair hierin niet. Zelfs als ervan uitgegaan wordt dat [eisers] de airco’s al zijn gaan verkopen rond september 2021, wat niet vaststaat, valt niet in te zien waarom dat onrechtmatig is tegenover Bestair. Zij waren immers niet gebonden aan een concurrentiebeding, waarbij wordt opgemerkt dat ook de looptijd van het ongeldige concurrentiebeding in september 2022 inmiddels ruim was verstreken, zodat het hen op zichzelf vrijstaat om – via de verkoop van airco’s – te concurreren met Bestair. Ook hierbij geldt dat Bestair onvoldoende heeft betwist dat geen sprake is van bijkomende omstandigheden, zoals hiervoor in 5.11 bedoeld.
5.17.
Dit leidt de kantonrechter tot de tussenconclusie dat [eisers] met het drijven van de onderneming Climate Masters en hun werkzaamheden bij Climate Masters, vanaf de oprichting van Climate Masters tot aan de datum van dit vonnis, geen onrechtmatige werknemersconcurrentie of ander onrechtmatig handelen jegens Bestair plegen.
5.18.
Bestair betoogt dat de gevorderde (negatieve) verklaring voor recht niet kan worden toegewezen omdat het niet gaat om de kwalificatie van een rechtsverhouding maar om een oordeel over een (verbintenis uit) onrechtmatige daad. De kantonrechter is het hiermee niet eens. Om een verklaring voor recht te kunnen toewijzen, moet deze voldoen aan het bepaalde in de artikelen 3:302 en 3:303 BW. Het is algemeen aanvaard dat de rechter een verklaring voor recht kan geven dat een bepaalde gedraging van een eiser jegens een gedaagde niet onrechtmatig is. Wel is steeds vereist dat de eiser belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht. [5] De vordering van [eisers] voldoet hieraan. De gevorderde verklaring voor recht heeft betrekking op (het niet-bestaan van) de rechtsverhouding tussen [eisers] en Bestair. Ook is de gewijzigde vordering voldoende concreet, zoals hiervoor in 5.10 al is besproken. Daarnaast is het door [eisers] genoemde belang om een einde te maken aan de dreiging van boetes wegens schending van een beding uit de arbeidsovereenkomst en gerechtelijke procedures op basis van onrechtmatige concurrentie, een voldoende belang voor de gevorderde verklaring voor recht.
5.19.
De conclusie is dat de kantonrechter de primair gevorderde verklaring voor recht (III) zal toewijzen zoals hiervoor in 5.17 bedoeld. De subsidiaire vordering behoeft geen bespreking.
Tot slot
5.20.
De proceskosten komen voor rekening van Bestair, omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter zal de gevorderde nakosten (die worden begroot op € 132,00 en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis) niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden. Volgens vaste rechtspraak [6] levert een kostenveroordeling namelijk ook voor de nakosten een executoriale titel op.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
vernietigt het concurrentiebeding in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst tussen [eisers] en Bestair met onmiddellijke ingang wegens het ontbreken van een afdoende motivering bij dit beding c.q. het ontbreken van zwaarwegende bedrijfsbelangen ex artikel 7:653 lid 2 BW jo. 7:653 lid 3 sub a BW;
6.2.
vernietigt het relatiebeding in artikel 11 van de arbeidsovereenkomst tussen [eisers] en Bestair met onmiddellijke ingang wegens het ontbreken van een afdoende motivering bij dit beding c.q. het ontbreken van zwaarwegende bedrijfsbelangen ex artikel 7:653 lid 2 BW jo. 7:653 lid 3 sub a BW;
6.3.
verklaart voor recht dat [eisers] met het drijven van de onderneming Climate Masters en hun werkzaamheden bij Climate Masters, vanaf de oprichting van Climate Masters tot aan de datum van dit vonnis, geen onrechtmatige werknemersconcurrentie of ander onrechtmatig handelen jegens Bestair plegen;
6.4.
veroordeelt Bestair tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eisers] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 125,03
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 793,00;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

2.Artikel 7:653 lid 2 BW.
3.HR 9 december 1955, ECLI:NL:HR:1955:47 (Boogaard/Vesta).
4.HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
5.Vgl. HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
6.Zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.