ECLI:NL:RBNHO:2023:7043

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
C/15/337042 / FA RK 23-835
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en ontkenning vaderschap in geregistreerd partnerschap na overlijden

In deze zaak verzoekt de moeder, als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen, om de ontkenning van het vaderschap van de overleden man en de vernietiging van zijn erkenning van de kinderen. Het geregistreerd partnerschap tussen de moeder en de man werd in 2014 ontbonden door zijn overlijden. De moeder stelt dat de biologische vader van de kinderen een andere man is, en dat deze hen wil erkennen. De rechtbank behandelt de verzoeken en stelt vast dat de moeder niet bevoegd is om deze verzoeken in te dienen, omdat in zaken van afstamming een bijzondere curator moet optreden. De rechtbank wijst op de wetswijziging van 1 april 2014, die de juridische status van geregistreerde partnerschappen wijzigde, en concludeert dat de erkenning van de kinderen door de man alleen kan worden vernietigd. De bijzondere curator is bereid het verzoek tot vernietiging van de erkenning over te nemen, maar eerst is DNA-onderzoek nodig om de biologische afstamming vast te stellen. De rechtbank houdt de zaak aan tot 24 oktober 2023 om de moeder de gelegenheid te geven het DNA-onderzoek te laten uitvoeren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
ontkenning vaderschap/vernietiging erkenning
zaak-/rekestnr.: C/15/337042 / FA RK 23-835
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 24 juli 2023
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] ,
- [de minderjarige 2] ,
advocaat: mr. J.W.J. Hijnen, kantoorhoudende te Beverwijk,
--tegen--
[man],
overleden op [datum] te [plaats] .
De minderjarige kinderen [de minderjarige 1] [de minderjarige 2] worden vertegenwoordigd door [bijzondere curator] , bijzondere curator.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 30 januari 2023;
- de beschikking van 12 april 2014, waarbij [bijzondere curator] te Haarlem is benoemd tot bijzondere curator;
- het verslag van de bijzondere curator van 9 mei 2023.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 juli 2023 in aanwezigheid de moeder bijgestaan door mr. J.W.J. Hijnen, en [bijzondere curator] , bijzondere curator. Tevens was als informant aanwezig [broer man] .
1.3.
De minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben daarvan geen gebruik gemaakt.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
De moeder en [man] zijn op [datum] te [plaats] een geregistreerd partnerschap aangegaan. Dit partnerschap is op [datum] ontbonden ten gevolge van het overlijden van [man] .
2.2.
Uit het geregistreerd partnerschap van de moeder en [man] zijn geboren de minderjarige kinderen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
[man] heeft [de minderjarige 1] op [datum] met toestemming van de moeder erkend, waarbij [de minderjarige 1] de geslachtsnaam [geslachtsnaam] heeft gekregen. Op de erkenning is het Nederlands recht toegepast.
[man] heeft [de minderjarige 2] op [datum] met toestemming van de moeder erkend, waarbij [de minderjarige 2] de geslachtsnaam [geslachtsnaam] heef gekregen. Op de erkenning is Nederlands recht toegepast.
2.3.
Uit een eerder huwelijk van de moeder met [broer man] (hierna te noemen: [broer man] ) zijn geboren de kinderen [kind 1] ( [jaar] ), [kind 2] ( [jaar] ), [kind 3] ( [jaar] ) en [kind 4] ( [jaar] ). Dit huwelijk is op [datum] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
2.4.
De moeder is Brits burger; [man] had tijdens zijn leven de Marokkaanse nationaliteit; [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn beiden Brits burger en zij hebben tevens de Marokkaanse nationaliteit.

3.Verzoek

3.1.
Het verzoek van de moeder in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] strekt tot gegrondverklaring van de ontkenning van het door het aangegane geregistreerde partnerschap ontstane vaderschap van [man] en tevens tot vernietiging van de erkenning van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] door [man] , met benoeming van een bijzondere curator om de beide minderjarige kinderen te vertegenwoordigen.
3.2.
De moeder heeft daartoe namens [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] gesteld dat niet [man] , maar diens broer [broer man] - de vroegere echtgenoot van de moeder - hun biologische vader is.
3.3.
De moeder heeft toegelicht dat [man] de zorg voor haar kinderen op zich heeft genomen, omdat zijn broer [broer man] het destijds liet afweten. De moeder en [man] zijn vervolgens een geregistreerd partnerschap aangegaan. Tijdens dit geregistreerd partnerschap zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] geboren, welke kinderen vervolgens door [man] zijn erkend. [man] is de juridische vader van beide kinderen, maar hun biologische vader is [broer man] . Nu [man] is overleden wil de moeder dat de juridische werkelijkheid in overeenstemming wordt gebracht met de biologische werkelijkheid. Volgens haar willen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] dat ook. Er moet weer sprake zijn van één gezin, samen met de andere kinderen die immers ook van [broer man] zijn. Volgens de moeder wil [broer man] [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] alsnog erkennen. Aangezien voor de moeder geen grond is om de vernietiging van de erkenning te vragen en zij in ieder geval te laat is om ontkenning van het vaderschap te verzoeken, doet zij het verzoek in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de kinderen namen hen. Subsidiair verzoekt de moeder de bijzondere curator om deze verzoeken over te nemen.
De moeder stelt namens de kinderen dat zowel op de ontkenning vaderschap als op de vernietiging erkenning Nederlands recht van toepassing is.
De moeder heeft een referteverklaring van [broer man] overgelegd, waarin hij verklaart dat hij achter de verzoeken staat, dat hij de biologische vader van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is en dat hij de kinderen wil erkennen en tot slot, dat hij op grond van de wettelijke bepalingen niet zelf een verzoek tot ontkenning vaderschap en/of vernietiging kan indienen.

4.Het standpunt van de bijzondere curator

De bijzondere curator wijst op de wetswijziging van 1 april 2014, vanaf welk moment niet alleen de met de moeder gehuwde man, maar ook de man die met de moeder een geregistreerd partnerschap is aangegaan van rechtswege als vader van dat kind wordt aangemerkt. Voor die tijd was erkenning van het kind door de mannelijke geregistreerde vader nodig om het juridische vaderschap te vestigen. Volgens de bijzondere curator is [man] dus pas juridische vader van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] geworden, nadat hij hen heeft erkend. Ontkenning van het vaderschap is dus volgens haar niet aan de orde. Zij verzoekt de rechtbank hierover te beslissen.
Volgens de bijzondere curator had op de erkenning Marokkaans recht toegepast moeten worden, maar nu er Nederlands recht is toegepast, zal dat ook op de vernietiging moeten worden toegepast, gelet op artikel 10:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De bijzondere curator meent dat de moeder het verzoek tot ontkenning vaderschap dan wel vernietiging erkenning namens de kinderen kan doen, in haar hoedanigheid van hun wettelijk vertegenwoordiger. Indien de rechtbank van oordeel is dat de moeder dit niet kan doen, is de bijzondere curator bereid het verzoek tot vernietiging van de erkenning over te nemen en het verzoek namens de kinderen te doen. De bijzondere curator acht daartoe eerst DNA-onderzoek nodig, waarbij zij voorstelt de kosten daarvan door de Staat te laten dragen. Volgens de moeder willen zowel de kinderen als [broer man] meewerken aan een DNA-onderzoek.
Volgens de bijzondere curator gaan [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ervan uit dat [broer man] hun biologische vader is. Zij noem(d)en [man] “oom”. Indien onomstotelijk vast komt te staan dat [broer man] inderdaad de biologische vader van beide kinderen is, acht de bijzondere curator het in het belang van de kinderen dat het juridische vaderschap in overeenstemming kan worden gebracht met de biologische werkelijkheid.

5.Beoordeling

Verzoek van de moeder in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen
5.1.
De rechtbank stelt vast dat de moeder het verzoek tot ontkenning vaderschap niet op grond van artikel 1:200, eerste lid, onder a BW namens haarzelf doet, maar dat zij het verzoek op grond van artikel 1:207, eerste lid, onder b, BW namens [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] doet. Hetzelfde is het geval ten aanzien van het verzoek van de moeder tot vernietiging van de erkenning. Zij doet dat verzoek op grond van artikel 1:205, eerste lid, onder a, BW namens de kinderen en niet op grond van artikel 205, eerste lid onder c. BW namens haarzelf.
De rechtbank overweegt als volgt.
De moeder is belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Artikel 1:245, vierde lid, BW bepaalt dat het gezag betrekking heeft op de persoon van de minderjarige, het bewind over zijn vermogen en zijn vertegenwoordiging in burgerlijke handelingen, zowel in als buiten rechte. Op grond van dit artikel kan de moeder in beginsel namens de minderjarigen optreden in juridische procedures. De moeder is naar het oordeel van de rechtbank echter niet bevoegd om namens [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] een verzoek tot ontkenning van het vaderschap dan wel een verzoek tot vernietiging van de erkenning met betrekking tot minderjarigen in te dienen.
De wetgever heeft ter bescherming van het minderjarige kind in artikel 1:212 BW bepaald dat in zaken van afstamming het minderjarige kind, optredende als verzoeker of belanghebbende, wordt vertegenwoordigd door een bijzondere curator, daartoe benoemd door de rechtbank die over de zaak beslist. In deze zaken kunnen de belangen van het minderjarige kind immers strijdig zijn met de belangen van zijn wettelijk vertegenwoordigers. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit artikel 1:212 BW dat een minderjarig kind in afstammingszaken slechts mag worden vertegenwoordigd door een bijzondere curator, met uitsluiting van andere wettelijk vertegenwoordiger(s). Dit betekent dat alleen de bijzondere curator voor de minderjarige een verzoek inzake afstammingskwesties kan indienen. De bijzondere curator dient zelfstandig te toetsen of het indienen van een verzoek in een afstammingskwestie in het belang van de minderjarige is. Het voorgaande leidt ertoe dat de moeder in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in het verzoek tot ontkenning van het vaderschap en het verzoek tot vernietiging van de erkenning niet ontvankelijk is.
Dit betekent dat alleen de bijzondere curator voor Bilar en [de minderjarige 2] een verzoek inzake afstammingskwesties kan indienen. De bijzondere curator dient zelfstandig te toetsen of het indienen van een verzoek in een afstammingskwestie in het belang van de minderjarigen is.
Advies en verzoek van de bijzondere curator
5.2.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap - evenals de bijzondere curator - dat dit verzoek niet op de wet is gegrond. Op 1 januari 1998 trad in werking de Wet van 5 juli 1997,
Stb.1997, 324, tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met opneming daarin van bepalingen voor het geregistreerd partnerschap. Het geregistreerd partnerschap was bedoeld als een gelijkwaardig alternatief voor het huwelijk. De afstamming van binnen het geregistreerd partnerschap geboren kinderen was echter niet geregeld. Immers artikel 1:199 BW luidde samengevat als volgt: vader van een kind is de man die op het tijdstip van de geboorte van het kind met de vrouw uit wie het kind is geboren, is gehuwd (a), binnen 306 dagen voor de geboorte van het kind is overleden (b), die het kind heeft erkend (c), wiens vaderschap gerechtelijk is vastgesteld (d), en die het kind heeft geadopteerd (e). Voor het ontstaan van een familierechtelijke band tussen het tijdens het geregistreerd partnerschap uit de moeder geboren kind en de geregistreerd partner was dus een afzonderlijke erkenning nodig.
Volgens het destijds geldende artikel 1:200 BW kon het in artikel 1:199 BW onder a en b bedoelde vaderschap worden ontkend, op de grond dat de man niet de biologische vader van het kind is.
Op 1 april 2014 is de Wet tot Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering inwerking getreden, mede in verband met de evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap (Kamerstukken II 2012/13,33 526, nr. 1-3). Vanaf dat moment heeft het geregistreerd partnerschap voor wat betreft de afstamming van kinderen die in die relatie zijn geboren dezelfde gevolgen als het huwelijk, overigens ook voor wat betreft het gezag. Door deze wetswijziging wordt de man die op het tijdstip van de geboorte van het kind met de moeder door een geregistreerd partnerschap is verbonden, evenals de man die op het tijdstip van de geboorte met de moeder is gehuwd, van rechtswege vader van het kind. Immers artikel 1:199 BW luidt sindsdien (voor zover hier van belang onder a): de vader van een kind is de man die op het tijdstip van de geboorte van het kind met de vrouw uit wie het kind is geboren, is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn geboren in [jaar] respectievelijk [jaar] . Bij hun geboorte was [man] als geregistreerd partner van de moeder dus niet van rechtswege hun juridisch vader. Dat is hij telkens pas geworden ter gelegenheid van de erkenning van het betreffende kind. Nu het vaderschap van [man] telkens is ontstaan door erkenning, is de rechtbank van oordeel dat het vaderschap alleen door vernietiging van die erkenning teniet kan worden gedaan.
5.3.
De bijzondere curator concludeert in haar verslag van 9 mei 2023 dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] er belang bij hebben dat de juridische werkelijkheid in overeenstemming kan worden gebracht met de gestelde biologische werkelijkheid. De bijzondere curator is daarom bereid het verzoek tot vernietiging van de erkenning van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] door [man] namens de kinderen over te nemen. Zij acht daartoe eerst DNA-onderzoek nodig, zodat wordt vastgesteld dat [broer man] de biologische vader van de beide kinderen is. Immers daarmee komt tevens vast te staan dat [man] niet hun biologische vader is, hetgeen een voorwaarde is voor de vernietiging van de erkenning. Indien de rechtbank vervolgens overgaat tot vernietiging van de erkenning van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] door [man] , komt de weg vrij voor [broer man] om de beide kinderen te erkennen.
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de zaak aanhouden tot na te noemen pro forma datum om de moeder in de gelegenheid te stellen door middels van
rechtsgeldigDNA-onderzoek (bijvoorbeeld bij Verilabs Laboratorium voor Verwantschapsonderzoek, gevestigd in Gouda) nader te onderbouwen dat [broer man] de biologische vader van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is, waarmee komt vast te staan dat [man] niet de biologische vader van die kinderen is. De rechtbank gaat ervan uit dat [broer man] en de kinderen daaraan zullen meewerken. De rechtbank gaat ervan uit dat de bijzondere curator haar verzoek tot vernietiging van de erkenning van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] door [man] daadwerkelijk overneemt en handhaaft indien de uitslag van het DNA-onderzoek daartoe aanleiding geeft.
5.5.
De rechtbank wijst erop dat het verzoek van de bijzondere curator namens de kinderen, indien gehandhaafd, vervolgens door de rechtbank beoordeeld zal worden, in beginsel zonder nadere zitting.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
verklaart de moeder niet ontvankelijk in haar verzoeken;
6.2.
houdt de zaak aan tot 24 oktober 2023 pro forma;
6.3.
stelt de moeder in de gelegenheid nader te onderbouwen dat [man] niet de biologische vader van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is of kan zijn, één en ander zoals hiervoor overwogen onder 5.4;
6.4.
wijst erop dat de rechtbank vervolgens nader zal beslissen.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Struijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.