In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren voor een in- en/of uitrit. De betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 4 april 2023 was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, terwijl de vertegenwoordiger van de officier van justitie wel aanwezig was en het standpunt handhaafde.
De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de verklaringen van de verbalisant en de overgelegde foto’s. De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, was het parkeren voor een in- en/of uitrit. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de betrokkene niet voor de uitrit had geparkeerd, maar op de inrit, en verwees naar een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter ondersteuning van zijn standpunt. De kantonrechter oordeelde echter dat de gedraging wel degelijk was verricht, aangezien het voertuig gedeeltelijk op de weg en gedeeltelijk op het trottoir stond, waardoor de uitrit geblokkeerd werd.
De kantonrechter verwierp de argumenten van de gemachtigde en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen, omdat het beroep ongegrond was verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.