ECLI:NL:RBNHO:2023:6980

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
10325361 \ WM VERZ 23-121
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor parkeren voor in- en/of uitrit

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren voor een in- en/of uitrit. De betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 4 april 2023 was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, terwijl de vertegenwoordiger van de officier van justitie wel aanwezig was en het standpunt handhaafde.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de verklaringen van de verbalisant en de overgelegde foto’s. De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, was het parkeren voor een in- en/of uitrit. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de betrokkene niet voor de uitrit had geparkeerd, maar op de inrit, en verwees naar een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter ondersteuning van zijn standpunt. De kantonrechter oordeelde echter dat de gedraging wel degelijk was verricht, aangezien het voertuig gedeeltelijk op de weg en gedeeltelijk op het trottoir stond, waardoor de uitrit geblokkeerd werd.

De kantonrechter verwierp de argumenten van de gemachtigde en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen, omdat het beroep ongegrond was verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10325361 \ WM VERZ 23-121
CJIB-nummer : 245814423
Uitspraakdatum : 11 april 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. Rissema, Bezwaartegenverkeersboetes.nl te Dordrecht.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren voor een in- en/of uitrit.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
De gemachtigde van betrokkene stelt dat betrokkene niet heeft geparkeerd voor een in- of uitrit omdat betrokkene in het geheel niet voor een uitmonding stond, maar voor de bestemming van die uitmonding. Gemachtigde stelt, met verwijzing naar een Arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] , dat betrokkene niet voor, maar op de inrit stond zodat de gedraging niet kan worden vastgesteld en de beschikking voor vernietiging in aanmerking komt.
2.4.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“(…) Dit voertuig stond geparkeerd voor een in- uitrit. De in- uitrit is duidelijk kenbaar gemaakt door middel van een duidelijk zichtbare vermelding op de deur van het pand waarvoor het voertuig stond geparkeerd. Daarnaast heeft de garagedeur een opvallende blauwe kleur en is er sprake van een verhoogde trottoirband. Er is een pardontijd in acht genomen van ongeveer 10 minuten…”.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de aanvullende verklaring van de verbalisant en de foto’s van de gedraging – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Gelet op de door de verbalisant overgelegde foto’s staat het voertuig gedeeltelijk op de weg en gedeeltelijk op het trottoir. Het voertuig staat dus gedeeltelijk op en gedeeltelijk voor de uitrit van de garage. De uitrit wordt geblokkeerd. De boete is dus terecht opgelegd.
2.6.
Het arrest waarnaar de gemachtigde verwijst is naar het oordeel van de kantonrechter niet van toepassing op onderhavige zaak. In dat arrest is sprake van een zeer ruime inrit van een bedrijventerrein. Het betreffende voertuig blokkeerde deze in- of uitrit niet, zodat er sprake is van een geheel andere situatie dan in de onderhavige. De verwijzing van gemachtigde naar dit arrest treft dan ook geen doel.
2.7.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
2.8.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 maart 2019, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2019:1648.