In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd voor het niet dragen van een goedgekeurde helm tijdens het besturen van een bromfiets. De zaak is behandeld op 4 april 2023, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van betrokkene niet. De officier van justitie had het beroep van betrokkene eerder ongegrond verklaard, maar op de zitting werd erkend dat de hoorplicht was geschonden. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging, en dat de enkele ontkenning van betrokkene niet voldoende was om aan de juistheid van de verklaring te twijfelen. De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond, maar het beroep tegen de boete zelf ongegrond, omdat de boete terecht was opgelegd. De kantonrechter wees ook het verzoek om proceskostenvergoeding af, aangezien betrokkene inhoudelijk ongelijk kreeg. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.