ECLI:NL:RBNHO:2023:6977

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
10325364 \ WM VERZ 23-122
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen boete voor het niet dragen van een helm op een bromfiets

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd voor het niet dragen van een goedgekeurde helm tijdens het besturen van een bromfiets. De zaak is behandeld op 4 april 2023, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van betrokkene niet. De officier van justitie had het beroep van betrokkene eerder ongegrond verklaard, maar op de zitting werd erkend dat de hoorplicht was geschonden. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging, en dat de enkele ontkenning van betrokkene niet voldoende was om aan de juistheid van de verklaring te twijfelen. De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond, maar het beroep tegen de boete zelf ongegrond, omdat de boete terecht was opgelegd. De kantonrechter wees ook het verzoek om proceskostenvergoeding af, aangezien betrokkene inhoudelijk ongelijk kreeg. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10325364 \ WM VERZ 23-122
CJIB-nummer : 249222745
Uitspraakdatum : 25 april 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. B. de Jong, Adviesbureau Skandara te Gouda.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting verzocht de beslissing van de officier van justitie te vernietigen in verband met de geschonden hoorplicht. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft daarnaast een niet gepubliceerde uitspraak overgelegd en heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet twijfelt aan de waarneming en de verklaring van de verbalisant en dat de boete in stand moet worden gelaten.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

De boete
2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: bestuurder of passagier bromfiets draagt geen goedgekeurde, goedpassende/deugdelijk bevestigde helm.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
De gemachtigde van betrokkene stelt dat betrokkene ontkent een bromfiets te hebben bestuurd zonder een helm te dragen. Betrokkene heeft de verweten gedraging reeds bij de staandehouding ontkend, zodat er sprake is van een consistente verklaring. Daarmee is gerede twijfel ontstaan of de verweten gedraging door betrokkene is verricht, aldus de gemachtigde.
2.4.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is onder andere het volgende vermeld:
“…Ik had de bestuurder als betrokkene zien rijden. Ik besloot samen met mijn collega de bestuurder van de genoemde bromfiets staande te houden. Ik kon namelijk zien dat de bestuurder helemaal geen helm droeg…”.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring van de verbalisant dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangevoerd die ertoe aanleiding geven te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Een enkele ontkenning is niet voldoende. De boete is dus terecht opgelegd.
Hoorplicht
2.6.
De gemachtigde van betrokkene heeft tevens gesteld dat de hoorplicht door de officier van justitie is geschonden. De gemachtigde van betrokkene stelt dat betrokkene daarom dient te worden gecompenseerd. Subsidiair verzoekt de gemachtigde, in aansluiting op de huidige jurisprudentie, om het boetebedrag te matigen met 25%.
2.7.
Op de zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie erkend dat de hoorplicht is geschonden. De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelt, onder verwijzing naar de aangehechte uitspraak, tevens dat de geschonden hoorplicht voldoende is gecompenseerd omdat gelegenheid is geboden om de beroepsgronden schriftelijk aan te vullen. Daarom is er geen grond om de boete te matigen.
2.8.
De kantonrechter volgt het standpunt van de vertegenwoordiger van officier van justitie dat de hoorplicht is geschonden en verklaart in zoverre het beroep gegrond en zal de beslissing van de officier van justitie vernietigen.
2.9.
De kantonrechter ziet, met verwijzing naar de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] , in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof.
Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd wordt daarom ongegrond verklaard.
Proceskostenvergoeding
2.10.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie wordt weliswaar gegrond verklaard, maar betrokkene krijgt inhoudelijk ongelijk. De boete is immers terecht opgelegd en de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt ook niet vernietigd of gewijzigd [2] .
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2022:9934.
2.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2020:3336.