ECLI:NL:RBNHO:2023:6974

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
339154 / KG ZA 23-210
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen mede-eigenaren over inrichting en gebruik van een erf met betrekking tot een schutting en camera's

In deze zaak, die op 14 juni 2023 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee mede-eigenaren van een perceel. De eiser, die 40% van het perceel bezit, heeft een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, die 60% van het perceel bezit en een Bed and Breakfast exploiteert. De eiser vordert onder andere de verwijdering van een door de gedaagde geplaatste schutting en camera's, die volgens haar een inbreuk maken op haar privacy en woongenot. De gedaagde stelt dat de schutting is geplaatst voor de privacy van zijn B&B-gasten en dat de camera's noodzakelijk zijn voor de beveiliging van zijn eigendommen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de schutting mag blijven staan, omdat deze duidelijkheid biedt over het gebruik van het perceel en de belangen van beide partijen respecteert. De rechter concludeert dat er geen onrechtmatige inbreuk op de privacy van de eiser is, aangezien de camera's functioneel zijn gericht op de eigendommen van de gedaagde. Wel moet de gedaagde de stand van één van de camera's aanpassen, zodat deze minder gericht is op het deel van het perceel dat door de eiser wordt gebruikt.

Daarnaast wordt de gedaagde veroordeeld om geen voertuigen of goederen te plaatsen op het terras dat door de eiser wordt gebruikt. De vorderingen van de eiser worden grotendeels afgewezen, maar de rechter compenseert de proceskosten tussen partijen, gezien de familierechtelijke relatie. Dit vonnis biedt een voorlopige oplossing voor het geschil, waarbij in een eventuele bodemprocedure definitief kan worden bepaald wie welk deel van het perceel mag gebruiken.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/339154 / KG ZA 23-210
Vonnis in kort geding van 14 juni 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. C. van der Mark te Geldermalsen,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonen te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde 2] (in mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. L.T. van Eyck van Heslinga te Alkmaar.
De zaak in het kort
Partijen zijn mede-eigenaar van een perceel. Zij hebben een geschil over de inrichting en het gebruik daarvan en over eventuele uitkoop. Zolang van uitkoop nog geen sprake is en partijen geen onderlinge afspraken hebben gemaakt over het gebruik, moeten zij elkaars rechten en belangen respecteren. De geplaatste schutting hoeft niet te worden verwijderd, omdat deze duidelijkheid geeft ten aanzien van het gebruik.
De camera’s mogen blijven hangen, omdat daarmee geen onrechtmatige inbreuk wordt gepleegd op de persoonlijke levenssfeer. De stand van één van de camera’s moet wel worden aangepast. Ook moet het terras worden vrijgehouden van voertuigen en goederen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 mei 2023 met 11 producties,
- de producties 1 t/m 6 van de zijde van [gedaagde 2] ,
- de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 24 mei 2023,
- de pleitaantekeningen van [eiser] ,
- de pleitnotities van [gedaagde 2] .

2.De uitgangspunten

2.1.
[eiser] is de [familie] van [gedaagde 2] .
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van het onroerend goed aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het perceel). Het aandeel van [eiser] is 40%, het aandeel van [gedaagde 2] (gezamenlijk) bedraagt 60%.
2.3.
[gedaagde 2] heeft een Bed and Breakfast (hierna: B&B) op het perceel gevestigd die door hem wordt geëxploiteerd.
2.4.
Op 10 maart 2023 heeft [gedaagde 2] [eiser] gemaild dat zij verder willen gaan met hun verbouw- en bouwplannen en dat zij onder andere voornemens zijn om een schutting te gaan plaatsen tussen de B&B en de aangrenzende tuin voor de privacy van de gasten en ook die van partijen.
2.5.
[gedaagde 2] is op 11 maart 2023 begonnen met de aangekondigde werkzaamheden. De advocaat van [eiser] heeft [gedaagde 2] gesommeerd om de uitvoering van de werkzaamheden te staken. [gedaagde 2] heeft hier geen gehoor aan gegeven en een schutting geplaatst.
2.6.
[gedaagde 2] heeft in 2022 camera’s opgehangen aan de schuur en heeft destijds ook voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd voor een camerabewakingssysteem voor [eiser] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om de schutting en de camera’s te verwijderen en de camera’s dusdanig in te stellen dat deze geen geluid meer registreren, althans geen beeld- en geluidsopnames meer kunnen maken in het gebied als bedoeld in productie 9 bij de dagvaarding, alsmede geen voertuigen en goederen in dat gebied te (doen) plaatsen, totdat in de bodemprocedure is beslist, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en onder veroordeling van [gedaagde 2] in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Partijen dienen zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van de redelijkheid en billijkheid, maar [gedaagde 2] heeft de schutting zodanig geplaatst dat het vrije uitzicht van [eiser] volledig wordt gefrustreerd. Er is nog geen sprake van een verdeling van het perceel, zodat er geen enkele rechtvaardiging is om zo’n lange schutting te plaatsen die het uitzicht van [eiser] belemmert. Er is ook geen enkele noodzaak om de schutting te plaatsen.
Voor zover het de bedoeling is om de bezoekers van de B&B privacy te verschaffen, zou een kleine schutting in het verlengde van de B&B volstaan. Door het plaatsen van de voertuigen en goederen in het directe zicht van [eiser] wordt zij ook ernstig in haar woongenot gehinderd. Dit terwijl er genoeg alternatieve plekken op het perceel aanwezig zijn. Bovendien wordt [eiser] door de aanwezigheid van de camera’s ook in haar privacy aangetast. [gedaagde 2] heeft geen enkel (gerechtvaardigd) belang bij de geplaatste schutting en de camera’s.
De belangen van [eiser] dienen zwaarder te wegen dan de beweerdelijke belangen van
[gedaagde 2] . Voor zover er sprake zou zijn van een veiligheidsbelang, dienen de camera’s gericht te zijn op de ingang van het deel van het perceel dat [gedaagde 2] zelf bewoont en zonder dat daarbij geluidsopnames worden gemaakt.
3.3.
[gedaagde 2] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .
3.4.
[gedaagde 2] voert het volgende aan. De geplaatste schutting dient niet als afsluiting, maar uitsluitend voor de privacy de B&B gasten. Zo weten de gasten van de B&B welk deel van het perceel zij tot hun beschikking hebben. De schutting heeft een groot open gedeelte, zodat het zicht tussendoor voldoende open blijft en er zonder enig probleem langs de schutting kan worden gelopen, wat [eiser] ook nog regelmatig doet.
Het hebben van camera’s is algemeen gebruikelijk in een buitengebied. Het risico van diefstal en betreding door onbevoegden is relatief groot vanwege de beperkte sociale controle. [gedaagde 2] heeft voor een flink bedrag aan werkmateriaal liggen en wil dat beschermen.
De caravan staat ieder jaar een paar dagen op het terras, voor de openslaande deuren van [eiser] . Dit was vroeger nooit een probleem en [gedaagde 2] doet dit slechts enkele dagen per jaar om de caravan schoon te maken voorafgaand aan de vakantieperiode.
Laden en lossen van bijvoorbeeld bouwmaterialen gaat aanzienlijk sneller wanneer
[gedaagde 2] zijn auto of bestelbus dichtbij het perceel kan parkeren. Ook dit parkeren is van korte duur. B&B bezoekers krijgen instructie om hun voertuig(en) op de daartoe aangewezen plekken te parkeren, buiten het gedeelte dat [eiser] in gebruik heeft.
[gedaagde 2] probeert zoveel mogelijk rekening te houden met de belangen van [eiser] en handelt daarbij in overeenstemming met de maatstaven van de redelijkheid en billijkheid. De vorderingen van [eiser] moeten daarom worden afgewezen, aldus
[gedaagde 2] .
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. [eiser] is mede-eigenaar van het perceel en haar vorderingen strekken ertoe een daad van eigenrichting ongedaan te maken. Hieruit volgt dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen.
4.2.
Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
De schutting
4.3.
Partijen verkeren op dit moment nog in een onverdeeldheid ten aanzien van het perceel en zij zijn nog steeds samen mede-eigenaar daarvan. Dat betekent dat zij beiden het perceel mogen gebruiken met respectering van elkaars rechten en belangen.
Uit de stukken en ter zitting is naar voren gekomen dat partijen wel in gesprek zijn of waren om uit de onverdeeldheid te komen.
Zo zijn [gedaagde 2] bereid om [eiser] uit te kopen maar kunnen partijen het niet eens worden over de waarde van het perceel en daaruit voortvloeiend een uitkoopsom.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen ook al geruime tijd een geschil hebben over het (gezamenlijk) gebruik en de inrichting van het erf. Over het gebruik van het erf hebben zij geen onderlinge afspraken gemaakt of kunnen maken. [gedaagde 2] heeft, anders dan ten tijde van de vorige kort geding procedure, aanpassingen aangebracht door een schutting te plaatsen. Het is partijen niet gelukt om in onderling overleg tot een oplossing te komen en te overleggen over de positie van de schutting.
Ook een mediatontraject heeft partijen niet tot elkaar kunnen brengen. Desondanks bestaat er over en weer behoefte aan rust en hebben partijen er belang bij dat voor de gebruikers van de B&B duidelijk is welk deel van het perceel zij mogen gebruiken.
4.5.
Met het plaatsen van de schutting heeft [gedaagde 2] de gewenste duidelijkheid, zowel voor partijen als voor de gasten van de B&B, gecreëerd. Uit de overgelegde stukken en de houding van partijen jegens elkaar ter zitting is genoegzaam gebleken dat overleg tussen partijen op dit punt niet mogelijk was. Uit de houding en reactie van [eiser] heeft [gedaagde 2] mogen begrijpen dat [eiser] niet met zijn voorstellen akkoord zou gaan, gezien de eerdere ervaringen. Het feit dat [eiser] ter zitting stelt dat zij wel akkoord zou zijn gegaan met het plaatsen van één schuttingdeel in het verlengde van het deel dat al bij de B&B was geplaatst, is thans dan ook een gepasseerd station. De voorzieningenrechter acht het dus begrijpelijk dat [gedaagde 2] een stap heeft gezet. Het kan best zo zijn dat als redelijk overleg mogelijk was de schutting op een andere plek, meer in de richting van de B&B zou zijn gezet. Dat zou echter maar een paar meter schelen, is de inschatting van de voorzieningenrechter. Dat gegeven acht de voorzieningenrechter onvoldoende om nu van [gedaagde 2] te verlangen om de schutting te af te breken en te verplaatsen. De huidige plek van de schutting is daarnaast ook niet onlogisch. Uit de getoonde foto’s blijkt dat de schutting in het verlengde ligt van het toegangspad van het erf. De voorzieningenrechter vindt dat [gedaagde 2] met het plaatsen van de schutting op voldoende wijze rekening heeft gehouden met de gerechtvaardigde belangen van [eiser] . Hoewel het uitzicht naar het noordoosten enigszins wordt belemmerd door de schutting kan niet worden gezegd dat de schutting haar vrije uitzicht volledig wegneemt.
4.6.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de huidige oplossing voor dit moment redelijk is. In een bodemprocedure kan vervolgens definitief worden bepaald wie welk deel van het perceel mag gebruiken als partijen mede-eigenaar blijven van het perceel. Tot die tijd mag de schutting blijven staan.
De camera’s
4.7.
[gedaagde 2] heeft het belang bij het behoud van de camera’s nader toegelicht. Het betreft het beschermen van zijn eigendommen en hij filmt (een deel van) zijn eigen perceel. Het is de vraag of hij daarmee onrechtmatig inbreuk maakt op het recht van [eiser] op bescherming van haar privacy. In beginsel is er bij een inbreuk op een recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer sprake van een onrechtmatige daad. Er kan echter sprake zijn van een rechtvaardigingsgrond waardoor die inbreuk niet onrechtmatig is.
Of er een rechtvaardigingsgrond is, moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Daarbij moeten de ernst van de inbreuk en de belangen bij de inbreuk makende handelingen tegen elkaar worden afgewogen. [1]
4.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde 2] een gerechtvaardigd belang heeft bij het gebruik van de camera’s. Aangezien de camera’s ook (de leefomgeving van) [eiser] filmen, wordt daarmee een inbreuk gemaakt op de privacy van [eiser] .
Dit is echter inherent aan het feit dat partijen op dit moment nog steeds gezamenlijk eigenaar zijn van het perceel. Bij het gebruik maken van camera’s maken partijen per definitie inbreuk op elkaars privacy. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang om dit te voorkomen minder zwaar weegt dan het belang van [gedaagde 2] om zijn eigendommen te beveiligen. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] door de camera’s is niet onrechtmatig. Uit de getoonde screenshots van wat de camera’s zien blijkt niet van onevenredige inbreuk op de privacy van [eiser] . De camera’s zijn functioneel gericht op de te beschermen eigendommen. Dit betekent dat de camera’s niet verwijderd hoeven te worden. Wel mag van [gedaagde 2] worden verwacht dat hij de stand van de camera’s zodanig aanpast, dat deze zoveel mogelijk worden afgedraaid van het gedeelte van het perceel dat [eiser] in gebruik heeft, zoals daar ter zitting mee is ingestemd. Dit betreft specifiek de camera, waarvan een screenshot is overgelegd als vierde foto bij productie 6 van de zijde van [gedaagde 2] (met zijaanzicht van de bus).
Deze camera moet zodanig gedraaid worden dat deze meer op de parkeerplaats is gericht en zoveel mogelijk wordt afgewend van het toegangspad dat [eiser] gebruikt om haar woongedeelte te betreden.
De voertuigen en overige goederen
4.9.
In het gedeelte van de boerderij dat door [eiser] wordt bewoond, zijn de verbouwingswerkzaamheden klaar. In het gedeelte waar [gedaagde 1] woont, moeten nog werkzaamheden plaatsvinden. Een onvermijdelijk gevolg daarvan is dat er bouwmaterialen zullen worden aangevoerd en dat [gedaagde 2] of door hem ingeschakelde derden zullen moeten laden en lossen op een gedeelte van het perceel waar [eiser] zicht op heeft. Ook dit is een direct gevolg van het feit dat partijen gezamenlijk eigenaar zijn van het perceel. Partijen zullen, meer dan bij een gemiddelde burenrelatie, overlast van elkaar moeten dulden. Zij hebben gelijke rechten tot het gebruik van het perceel, zolang zij hierover geen andere afspraken hebben gemaakt of een rechter op dit punt heeft beslist.
4.10.
[eiser] heeft aangevoerd er belang bij te hebben dat er geen voertuigen en materialen worden geplaatst op het terras waar haar openslaande deuren aan liggen. Uit de getoonde foto’s blijkt dat dit terras visueel tot de woning van [eiser] behoort.
De voorzieningenrechter acht het dan ook redelijk dat [gedaagde 2] dat respecteert en daar geen materialen neerlegt of een caravan neerzet, ook al is dat maar voor een paar dagen. Ter zitting heeft [gedaagde 2] aangegeven dat te begrijpen. Voor de duidelijkheid tussen partijen zal de voorzieningenrechter dat deel van de vordering van [eiser] dan ook toewijzen.
4.11.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van [eiser] grotendeels zullen worden afgewezen. Alleen wordt toegewezen de vordering voor zover deze ziet op het niet plaatsen van voertuigen en goederen in het op productie 9 aangegeven gebied.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de proceskosten worden gecompenseerd, vanwege de familierechtelijke relatie van partijen.
Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde 2] geen voertuigen of goederen (te doen) plaatsen op het in productie 9 aangewezen gebied (het terras);
5.2.
wijst de vorderingen van [eiser] voor het overige af,
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Blokland, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.
LK/JB