Op 24 maart 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland het verzoek tot wraking van de rechter, mr. J.M. Janse van Mantgem, afgewezen. Verzoeker had op 8 maart 2023, een dag na de zitting in de hoofdzaak, schriftelijk verzocht om wraking van de rechter. Dit verzoek was gebaseerd op de vrees voor partijdigheid van de rechter, omdat deze volgens verzoeker geen onderzoek had verricht naar de door hem betwiste feiten omtrent het bestaan van het coronavirus en de varianten daarvan. Verzoeker stelde dat de bewijslast voor het bestaan van het virus bij de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ligt en dat de rechter in de zitting geen vragen had gesteld aan de minister over deze onderwerpen.
De rechter heeft op 13 maart 2023 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en stelde dat het aan de rechter is om te bepalen welke vragen relevant zijn en dat zij niet partijdig is. De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat verzoeker in feite opkomt tegen een procesbeslissing van de rechter en dat de aangevoerde gronden niet daadwerkelijk betrekking hebben op de onpartijdigheid van de rechter, maar op de inhoud van de hoofdzaak. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de gronden voor wraking kennelijk ongegrond zijn, zoals bedoeld in het Wrakingsprotocol.
De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De wrakingskamer heeft bevolen dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.