ECLI:NL:RBNHO:2023:678

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
9575015
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuurder voor brand in meterkast en schadevergoeding huurder

In deze zaak heeft Zospeum B.V. een vordering ingesteld tegen Stanza Groep B.V. wegens schade die is ontstaan door een brand in de meterkast van een gehuurde loods. De brand vond plaats op 15 maart 2021, en Zospeum stelt dat de verhuurder, Stanza, aansprakelijk is voor de schade omdat deze een ondeugdelijke elektrische installatie heeft aangelegd. Zospeum vordert een schadevergoeding van € 18.686,86, bestaande uit schade door stilstand van de productie en schade aan machines. Stanza betwist de vordering en stelt dat de brand niet het gevolg is van een gebrek waarvoor zij verantwoordelijk is, maar door een door Zospeum zelf aangebrachte uitbreiding van de meterkast. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de brand is veroorzaakt door een losgeraakte nul-draad, maar dat dit niet kan worden toegerekend aan Stanza. De rechter oordeelt dat er geen sprake is van een gebrek dat Stanza kende of behoorde te kennen bij het aangaan van de huurovereenkomst. De vordering van Zospeum wordt afgewezen, en Zospeum wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Daarnaast wordt Zospeum veroordeeld tot betaling van € 4.764,44 aan Stanza voor schadevergoeding in verband met onrechtmatig handelen door het niet verstrekken van informatie over de brand.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9575015 \ CV EXPL 21-5996 (rvk)
Uitspraakdatum: 1 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Zospeum B.V.
gevestigd te Den Haag
eiseres
verder te noemen: Zospeum
gemachtigde: mr. T.F.W. Bijloo
tegen
de besloten vennootschap
Stanza Groep B.V.
gevestigd te Heerhugowaard
gedaagde
verder te noemen: Stanza
gemachtigde: mr. T. Mulder

1.Het procesverloop

1.1.
Zospeum heeft bij dagvaarding van 24 november 2021 een vordering tegen Stanza ingesteld. Stanza heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 15 september 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Namens Zospeum is verschenen dhr. [naam 1] , vergezeld door de gemachtigde. Namens Stanza is verschenen dhr. [naam 2] , vergezeld door dhr. [naam 3] , schade-expert en dhr. [naam 4] , ASR-verzekeringen. Ook de gemachtigde van Stanza was aanwezig. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Zospeum heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben Zospeum en Stanza bij brieven van 13 april, 2 september en 5 september 2022 nog stukken toegezonden. Op de zitting heeft Zospeum haar eis verminderd.

2.De feiten

2.1.
Zospeum huurt van Stanza sinds een gedeelte in een loods (bedrijfspand) aan de Newtonstraat 29A te Heerhugowaard (hierna: de loods). Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing (de algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW), hierna te noemen: de algemene bepalingen).
2.2.
Zospeum houdt zich bezig met de ontwikkeling van nieuwe bouwmaterialen. Zij gebruikt daarvoor onder meer machines die opgesteld staan in de loods.
2.3.
Op verzoek van Zospeum is vóór het ingaan van de huur in 2018 door Stanza een 32A-krachtgroep in de meterkast van de loods bijgeplaatst.
2.4.
Zospeum heeft zelf, na het ingaan van de huur, een uitbreiding aan de meterkast gemaakt.
2.5.
Op 15 maart 2021 is er brand uitgebroken in de meterkast in de loods.
2.6.
Zospeum heeft na het blussen van de brand dezelfde dag een elektricien ingeschakeld die in de meterkast een noodvoorziening heeft aangebracht om de loods weer van elektriciteit te voorzien. De elektricien heeft ook een schriftelijke verklaring afgegeven waarin staat dat volgens hem de oorzaak van de brand gezocht moet worden in het ‘wegsmelten van de bedrading van de nul waardoor de zwevende nul is ontstaan’.
2.7.
Drie dagen later is de elektricien nogmaals ter plaatse gekomen en heeft hij de noodvoorziening vervangen door een permanente oplossing.
2.8.
Zospeum heeft Stanza op 18 maart 2021 op de hoogte gebracht van de brand in de meterkast. Stanza heeft vervolgens op 31 maart 2021 de loods bezocht om de situatie te bekijken. Tijdens dat bezoek heeft Stanza verzocht om de meterkast mee te mogen nemen voor onderzoek, maar Zospeum heeft afgifte geweigerd.
2.9.
Op 12 april 2021 heeft een door Stanza ingeschakelde expert, EMN, de meterkast onderzocht. Deze expert trekt in zijn rapport van 7 mei 2021 de conclusie dat ‘het monteren van de twee verschillende kernen niet de oorzaak van de brand is geweest’ en ook dat ‘de elektrische installatie bij de wederpartij aanzienlijk is uitgebreid en aangepast’. Ook is in het rapport te lezen dat de meterkast was uitgebreid met vier ‘drie-fasen installatieautomaten’ en één ‘één-fase aardlekautomaat’. Hoewel volgens deze expert de oorzaak van de brand niet eenduidig valt vast te stellen, acht hij het waarschijnlijk dat door de uitbreiding meer machines konden worden aangesloten en dat daardoor het afgenomen vermogen groter was dan waarvoor de verdeelinrichting oorspronkelijk geschikt was. Het is aannemelijk dat de brand is ontstaan door oververhitting.
2.10.
Stanza heeft een tweede schade-expert ingeschakeld, Clensch, die op 14 oktober 2021 een rapport heeft uitgebracht. Onder het kopje ‘conclusie’ is in rapport het volgende te lezen:
‘Het schadebeeld komt overeen met hetgeen is te verwachten indien de afgaande Nul-aansluiting in de hoofdschakelaar niet goed vastgezeten heeft. Na het ingaan van de huur op 1 maart 2018 is er door Zospeum een extra aansluiting in de verdeelinrichting gemaakt. Daarbij is, onder meer, de afgaande bedrading van de hoofdschakelaar losgenomen. De Nul-verbinding op de hoofdschakelaar is dus na en niet bij, het aanbrengen van de 32A krachtgroep niet afdoende vastgezet geworden.
De elektriciteitsaansluiting is klaarblijkelijk zodanig verzwaard dat de bestaande meetinrichting onvoldoende capaciteit had (80A) en er een meter met een vermogen van 100A moest worden aangebracht. Voor de bestaande verdeelinrichting, inclusief de in 2018 bijgeplaatste 32A krachtgroep, was het vermogen van de bestaande meter ruim voldoende. Dit impliceert dat de verdeelinrichting werd overbelast.
Voor het vervangen van de verdeelinrichting zouden alleen de ingaande en afgaande bedrading losgenomen hoeven worden. Het verwijderen van inwendige bedrading heeft in het kader van een vervanging van de verdeelinrichting geen enkel nut. Door het verwijderen van de bekabeling werd verdoezeld dat er na het ingaan van de huur op 1 maart 2018 een extra aansluiting in de verdeelinrichting is gemaakt.’
2.11.
Vervolgens is de meterkast nogmaals onderzocht, dit keer in opdracht van Zospeum, door [bedrijfsnaam] Elektrotechniek. Deze expert bevestigt in zijn rapport dat de oorzaak van de brand een ‘zwevende nul’ is. Echter die zwevende nul is volgens deze expert veroorzaakt door het uitbreiden van de krachtgroep Hager C16A en dat kan alleen op twee tijdstippen gebeurd zijn: op het moment van het bijplaatsen van de Hager C16A groep of op het moment van het bijplaatsen van de 32A krachtgroep. In het rapport is dit als volgt verwoord:

De oorzaak van de schade die is ontstaan is voor alle partijen duidelijk, dit is namelijk een zwevende nul die is ontstaan doordat er een ondeugdelijke verbinding is gemaakt met twee nul aders met verschillende samenstellingen onder het contact aan de bovenzijde van de hoofdschakelaar.
Dit is ook onze conclusie.
De vraagstelling is nu wie en wanneer dit is uitgevoerd.
De dubbele bedrading op het Nul contact aan de bovenzijde van de hoofdschakelaar is 1 soepele ader naar de Nul rail aangelegd en 1 ader met vaste kern is naar de onderzijde van de krachtautomaat aangelegd die op de DIN rail geplaats is naast de 1 fase automaten merk en type Hager CI6A.
Dit is te herleiden aan de blauwe ader met vaste kern en de foto’s.
Deze krachtautomaat was volgens de foto’s en verklaringen aanwezig bij het opnieuw verhuren van het pand.
De uitbreiding van de krachtautomaat merk en type Gewis B32A is en was aangesloten op de rails onderin de groepenkast.
De rails onderin de kast zijn 2x4 aansluitingen en 2x5 aansluitingen.
De uitbreiding van een tweede groepenkast is de aansluiting niet meer te herleiden, er was alleen bij de 2x5 aansluitingen nog een plek vrij.
Het is zeer onwaarschijnlijk dat de krachtautomaat Hager C16A op de rails onderin de groepenkast aangesloten is geweest en als deze ooit op de rails aangesloten is geweest dan is dit gewijzigd met het bijplaatsen van de 32A krachtautomaat want op die plek was alleen ruimte om bedrading heen te leiden met vaste kern naar de rails.
Onze conclusie is dan ook dat de uitbreiding van de krachtgroep Hager C16A niet goed en deugdelijk uitgevoerd is geweest, dit kan op twee tijdstippen gebeurt zijn op moment van het bijplaatsen van de Hager C16A krachtgroep of op het moment van het bijplaatsen van de 32A krachtgroep waarbij de interne bedrading dan is gewijzigd van de Hager C16A krachtgroep.’

3.De vordering

3.1.
Zospeum vordert, na vermindering van eis, dat de kantonrechter Stanza veroordeelt tot betaling van € 18.686,86.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Stanza op grond van de huurovereenkomst en de wet gehouden is te zorgen voor een deugdelijke elektrische installatie in het gehuurde. Stanza heeft echter een verkeerde aansluiting in de meterkast aangelegd en dat levert een gebrek op. Stanza is gehouden de schade die Zospeum als gevolg van dat gebrek heeft geleden, te vergoeden. Deze schade kan begroot worden op € 16.499,06 en bestaat uit schade door niet kunnen produceren van € 10.417,14 en de schade aan machines en materiaal van Zospeum van € 6.081,92.
3.3.
Zospeum heeft ook recht op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.187,80 omdat zij genoodzaakt was haar vordering uit te besteden en buitengerechtelijke incassowerkzaamheden te laten verrichten.

4.Het verweer en de voorwaardelijke tegenvordering

4.1.
Stanza betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat Zospeum het vermeende gebrek – in strijd met artikel 7:222 BW en artikel 9.2. van de algemene bepalingen- te laat aan Stanza ter kennis heeft gebracht, waarmee het recht op vergoeding van schade is komen te vervallen. Verder voert Stanza aan dat zij niet aansprakelijk is voor de schade omdat de brand niet is veroorzaakt door een gebrek waarvoor zij verantwoordelijk is, maar door een door Zospeum zelf aangebrachte uitbreiding van de meterkast. Het gebrek is Stanza dus niet toe te rekenen.
4.2.
Subsidiair voert Stanza aan dat er geen beperking van het huurgenot is geweest en als dit standpunt niet gevolgd wordt, dan voert Stanza (nog meer subsidiair) aan dat er niet is voldaan aan de vereisten uit artikel 7:208 Burgerlijk Wetboek (BW) om tot een schadevergoeding te komen.
4.3.
Er is verder geen causaal verband tussen het gestelde gebrek en de gestelde geleden schade. Ook daarom is de vordering niet toewijsbaar.
4.4.
Tot slot voert Stanza aan dat zij op grond van artikel 10.3 van de algemene bepalingen niet aansprakelijk is voor schade als gevolg van gebreken.
4.5.
Stanza Groep B.V. vordert bij wijze van voorwaardelijke tegenvordering – voor het geval dat de vorderingen van Zospeum afgewezen worden - dat de kantonrechter Zospeum veroordeelt tot betaling van € 9.284,44. Zij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Zospeum onrechtmatig heeft gehandeld door Stanza geen of onvoldoende informatie te verstrekken en geen medewerking te verlenen aan onderzoek naar de oorzaak van de brand. Subsidiair is de grondslag dat Zospeum in strijd heeft gehandeld met de in artikel 7:222 BW neergelegde verplichting om schade onverwijld te melden. Zospeum heeft ook niet voldaan aan de verplichtingen uit de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden.
4.6.
De schade kan begroot worden op een bedrag van € 9.284,44. Dit bedrag bestaat uit de kosten van de ingeschakelde deskundigen van € 6.887,26 en de kosten van de advocaat en de financieel adviseur van € 2.397,18.

5.Het verweer tegen de tegenvordering

5.1.
Zospeum betwist de tegenvordering en stelt dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld, maar wel degelijk informatie heeft gedeeld. De rapporten zijn niet nodeloos opgesteld.

6.De beoordeling

de vordering
6.1.
Beoordeeld moet worden of Stanza aansprakelijk is voor de gevolgen van de brand in de meterkast. Wil er sprake zijn van een verplichting tot schadevergoeding dan dient op grond van de wet in ieder geval sprake te zijn van een gebrek aan het gehuurde en dit gebrek moet of aan Stanza toe te rekenen zijn, indien het is ontstaan na het ingaan van de huurovereenkomst of het moet bij het aangaan van de huurovereenkomst aanwezig zijn geweest waarbij Stanza het gebrek kende of behoorde te kennen.
6.2.
In dit geval zijn op de huurovereenkomst ook algemene bepalingen van toepassing die de aansprakelijkheid van de verhuurder beperken of uitsluiten. In artikel 10.3 en 10.4 van de algemene bepalingen is opgenomen – voor zover van belang - dat de verhuurder niet aansprakelijk is voor schade als gevolg van een gebrek, tenzij sprake is van: 1) een ernstige tekortkoming van de verhuurder, 2) indien de verhuurder het gebrek kende of had behoren te kennen 3) indien de verhuurder het gebrek behoorde te kennen en de huurder daar ook niet na onderzoek van op de hoogte had kunnen of behoren te zijn en 4) indien het gehuurde op de ingangsdatum niet geschikt is voor het beoogde gebruik als gevolg van aan de verhuurder toe te rekenen omstandigheden.
6.3.
Gelet op het voorgaande is van belang dat partijen het er op de zitting over eens zijn geworden dat de oververhitting/brand veroorzaakt is door het losraken of loszitten van een van de afgaande nul-draden naar de hoofdschakelaar. Over de vraag hoe het komt dat deze draad los is geraakt verschillen partijen van mening. Volgens Zospeum moet dat gebeurd zijn bij het monteren van de Hager 16A krachtgroep of bij het aanbrengen van de 32A krachtgroep; in beide gevallen is dat voor het ingaan van de huurovereenkomst gebeurd en dus is Stanza aansprakelijk. Stanza heeft dat gemotiveerd betwist. Volgens haar is de draad losgeraakt door het maken van een extra aansluiting in de meterkast door Zospeum zelf na het aangaan van de huur.
6.4.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Stanza heeft onbetwist gesteld dat Zospeum gedurende drie jaar na het ingaan van de huurovereenkomst ongehinderd van de elektriciteits-installatie gebruik heeft kunnen maken. Hieruit leidt de kantonrechter af dat het contact bij het aangaan van de huurovereenkomst niet los zat. Er was dus geen sprake van een gebrek dat Stanza kende of behoorde te kennen. Een gebrek als bedoeld in artikel 4 van de Algemene Bepalingen zou eerst dan aan de orde zijn indien niet alleen zou komen vast te staan dat de voormelde verbinding reeds bij het aangaan van de huurovereenkomst los zat, maar ook dat dit in strijd is met de normen zoals neergelegd in NEN 1010. Dit is door Zospeum, op wie de stelplicht en zo nodig de bewijslast rust, niet aannemelijk gemaakt. Weliswaar heeft de deskundige van Clench, de heer [naam 3] , ter zitting verklaard dat de gestelde aansluiting waarbij aders van verschillende dikte met elkaar verbonden waren niet fraai is, maar ook dat dit niet in strijd is met voormelde norm NEN 1010 en dus geoorloofd.
6.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Stanza niet aansprakelijk is voor de door Zospeum geleden schade. De vordering zal dus worden afgewezen.
6.6.
De proceskosten komen voor rekening van Zospeum, omdat zij ongelijk krijgt. Stanza heeft ook verzocht dat Zospeum veroordeeld wordt de nakosten te betalen. Volgens vaste rechtspraak [1] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten – die worden begroot op € 124,00 en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis – een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
de tegenvordering
6.7.
Beoordeeld moet worden of Zospeum gehouden is de kosten van de door Stanza ingeschakelde advocaat (€ 1.125,91 inclusief btw) de financieel adviseur (€ 1.271,27 inclusief btw) en de kosten van de deskundigen (€ 6.887,26) te betalen. Stanza legt aan die vordering ten grondslag dat Zospeum onrechtmatig tegenover Stanza heeft gehandeld door geen of onvoldoende informatie te verstrekken of medewerking te verlenen aan het achterhalen van de oorzaak van de brand. Het gaat daarbij om het niet aan Stanza afgeven van de meterkast, het niet verstrekken van foto’s en andere informatie. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt. Weliswaar kon van Zospeum zonder nadere afspraken of garanties dat niet met bewijsmateriaal gemanipuleerd zou worden, niet verwacht worden dat zij tijdens het eerste bezoek van Stanza de meterkast aan Stanza meegaf, echter Zospeum heeft ook naderhand geen medewerking verleend aan Stanza om de oorzaak van de brand te achterhalen. Zij heeft geen foto’s gemaakt van de situatie direct na de brand, zij heeft de brand pas drie dagen later gemeld bij Stanza, zij heeft de meterkast later ook niet ter beschikking gesteld van de ingeschakelde deskundigen van Stanza en het is onvoldoende duidelijk of de overgelegde foto’s wel de oorspronkelijke situatie laten zien. Dit terwijl Stanza er belang bij had om onderzoek te doen naar de meterkast. Dat maakt dat Zospeum onrechtmatig heeft gehandeld en dat Zospeum de schade die Stanza als gevolg daarvan heeft geleden dient te vergoeden. Deze schade zal begroot worden op de kosten van de tweede door Stanza ingeschakelde deskundige, Clench, van € 4.764,44. De kantonrechter acht het voldoende aannemelijk dat Stanza ook indien wel voldoende informatie beschikbaar was gesteld, evenzogoed behoefte had gehad aan voorlichting door een door haar zelf ingeschakelde deskundige. De kosten van de eerste deskundige, EMN, van € 2.122,82 komen dan ook wegens het ontbreken van oorzakelijk verband met het handelen van Zospeum niet voor vergoeding in aanmerking.
6.8.
Stanza heeft onvoldoende toegelicht waarom het noodzakelijk is geweest een financieel adviseur in te schakelen. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
6.9.
Waar het gaat om de kosten van de advocaat is de kantonrechter van oordeel dat deze geacht worden te zijn begrepen in een eventueel toe te kennen salaris gemachtigde en er dus geen plaats is voor een aparte vergoeding.
6.10.
De gevorderde wettelijke rente over het toegewezen bedrag is niet betwist en zal worden toegewezen.
6.11.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

7.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
7.1.
wijst de vordering af;
7.2.
veroordeelt Zospeum tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Stanza worden vastgesteld op een bedrag van € 996,00 aan salaris van de gemachtigde van Stanza.
7.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
de tegenvordering
7.4.
veroordeelt Zospeum tot betaling aan Stanza van € 4.764,44 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 februari 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
7.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
7.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.