ECLI:NL:RBNHO:2023:6726

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
C/15/332926 / HA ZA 22-628
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van verzekeringstussenpersoon bij zorgplicht en mededelingsplicht in arbeidsongeschiktheidsverzekering

In deze vrijwaringsprocedure staat de vraag centraal of de verzekeringstussenpersoon, [tussenpersoon], haar zorgplicht heeft geschonden ten opzichte van de eiser, [eiser]. De eiser is door zijn verzekeraar, Goudse Schadeverzekeringen N.V., aangesproken wegens verzwijging in een acceptatieformulier bij een arbeidsongeschiktheidsverzekering. De rechtbank heeft op 26 april 2023 geoordeeld dat [tussenpersoon] niet tekort is geschoten in haar zorgplicht. De eiser had in 2016 een arbeidsongeschiktheidsverzekering aangevraagd en daarbij een gezondheidsverklaring ingevuld. Goudse heeft later de verzekering beëindigd, omdat eiser zijn mededelingsplicht zou hebben geschonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat [tussenpersoon] voldoende heeft onderbouwd dat het ongebruikelijk is dat een assurantietussenpersoon een gezondheidsverklaring invult, en dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het correct invullen van de verklaring. De rechtbank heeft de vordering van eiser afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/332926 / HA ZA 22-628
Vonnis van 26 april 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de vrijwaringszaak,
advocaat: mr. M.A. Hardy te Hoorn Nh.
tegen
de besloten vennootschap
[tussenpersoon]gevestigd te [woonplaats],
gedaagde in de vrijwaringszaak
advocaat: mr. J.E. Renken
Partijen zullen hierna [eiser] en [tussenpersoon] worden genoemd.
De zaak in het kort
Deze procedure gaat over de vraag of [tussenpersoon] tegenover [eiser] haar zorgplicht als verzekeringstussenpersoon heeft geschonden. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. De vordering van [eiser] wordt afgewezen.

1.1. De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het incident van 21 september 2022, waarin [eiser] in de gelegenheid is gesteld om [tussenpersoon] in vrijwaring op te roepen;
- de dagvaarding van 10 oktober 2022, met producties (waaronder de stukken in de hoofdzaak);
- conclusie van antwoord van 28 december 2022, met producties
- de akte van 28 februari 2023 van [eiser], overlegging productie 4
- de akte van 28 februari 2023 van [eiser], overlegging productie 5.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 februari 2023, gelijktijdig met de mondelinge behandeling in de hoofdzaak tussen Goudse Schadeverzekeringen N.V. (hierna: Goudse) als eisende partij en [eiser] als gedaagde partij. [1]
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De advocaten van [eiser] en [tussenpersoon] hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen en hebben die overgelegd.
1.3.
Partijen hebben na afloop van de mondelinge behandeling verzocht om de zaak nog twee weken aan te houden om hen in de gelegenheid te stellen alsnog een schikking te beproeven. Dat verzoek is toegewezen.
Op de rol van 15 maart 2023 hebben partijen de rechtbank gevraagd om vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
[tussenpersoon] is een financieel adviesbureau voor hypotheken, verzekeringen en pensioenen.
2.2.
Op 4 maart 2016 heeft [eiser] aan [tussenpersoon] opdracht verstrekt tot het adviseren en bemiddelen bij de totstandkoming van een arbeidsongeschiktheidsverzekering en tot het beheer en de nazorg daarvan. Op de overeenkomsten zijn de algemene voorwaarden van [tussenpersoon] van toepassing.
2.3.
[eiser] heeft op 7 maart 2016 een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering gedaan bij Goudse. Goudse heeft in verband daarmee aan [eiser] verzocht om een gezondheidsverklaring in te vullen.
Goudse ontving op 11 april 2016 de gezondheidsverklaring over [eiser]. Omdat op deze verklaring enkele vragen over roken en de actuele belastbaarheid niet waren beantwoord, heeft Goudse de gezondheidsverklaring op 12 april 2016 aan [eiser] terug gestuurd.
Goudse heeft – na een herinnering aan [eiser] op 10 mei 2016 – op 12 mei 2016 een aangepaste gezondheidsverklaring ontvangen. Op de gezondheidsverklaring zijn de ontbrekende antwoorden alsnog gegeven. Verder is de verklaring niet veranderd.
Goudse heeft de aanvraag van [eiser] vervolgens geaccepteerd.
Met ingang van 18 mei 2016 is [eiser] bij Goudse verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid.
2.4.
[eiser] heeft zich per 22 oktober 2018 arbeidsongeschikt gemeld. Vanaf 22 november 2018 heeft [eiser] een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid.
2.5.
Per 1 april 2020 heeft Goudse de uitkering beëindigd, omdat [eiser] door een arbeidsdeskundige die door Goudse was ingeschakeld, minder dan 25% arbeidsongeschikt werd beoordeeld. [eiser] heeft tegen de beslissing om de uitkering te beëindigen bezwaar gemaakt.
2.6.
Goudse heeft na het bezwaar medische informatie opgevraagd over [eiser].
2.7.
Op 4 mei 2020 heeft Goudse aan [eiser] bericht dat uit de ontvangen medische gegevens zou blijken dat [eiser] mogelijk klachten heeft gehad die bij het aangaan van de verzekering niet aan Goudse zijn gemeld. Goudse heeft een aanvullende gezondheidsverklaring aan [eiser] gestuurd.
2.8.
De aanvullende gezondheidsverklaring is op 8 mei 2020 ingevuld en aan Goudse terug gestuurd.
2.9.
Goudse heeft vervolgens wederom een aanvullende gezondheidsverklaring aan [eiser] gestuurd, omdat uit de ontvangen informatie zou blijken dat er vóór de ingangsdatum van de verzekering ook nog andere klachten aan de orde waren.
2.10.
Deze aanvullende gezondheidsverklaring is op 4 augustus 2020 aan Goudse terug gestuurd.
2.11.
Per brief van 17 september 2020 heeft Goudse aan [eiser] bericht dat hij bij aanvang van de verzekering zijn mededelingsplicht heeft geschonden. Goudse heeft daarbij verwezen naar eerdere klachten aan de elleboog en de rugklachten. Goudse heeft medegedeeld dat haar medisch adviseur heeft bericht dat hij zou hebben geadviseerd om de verzekering niet aan te gaan, als hij bekend was geweest met de lage rugklachten. Goudse heeft de verzekering met onmiddellijke ingang opgezegd en de ontvangen uitkering terug gevorderd.
2.12.
In een brief van 14 oktober 2020 heeft [eiser] aan Goudse onder meer het volgende geschreven:
“In 2016 ben ik (…) een aanvraag traject voor een AOV begonnen. (…) Ik heb toen formulieren voor de aanvraag ontvangen. Daar zat ook een gezondheidsverklaring bij. Ik had deze toen ingevuld en omdat ik op dat moment geen klachten had heb ik hierop ingevuld dat ik niks had. Ik twijfelde hier echter wel over of dit juist was. Ik heb daarom nog een keer een afspraak gemaakt met een adviseur van mijn verzekeringsagent. Hij gaf aan dat ik ook over het verleden de klachten in de gezondheidsverklaring moest invullen. Dit heb ik toen gedaan. Ik heb een nieuwe gezondheidsverklaring ingevuld met bijlagen. Naar mijn beste weten heb toen deze, later ingevulde, gezondheidsverklaring naar Goudse verzonden. De enige verklaring die ik heb voor het feit dat de onjuiste verklaring in het dossier van Goudse zit is dat ik toch per ongeluk de verkeerde heb ingezonden of dat ik ze per ongeluk allebei heb ingestuurd. (…)”
2.13.
In een e-mail van 2 november 2020 heeft [T], van [tussenpersoon] aan Goudse onder meer het volgende bericht:
“Vervolgens is er een bemiddelingstraject gestart en is er een aanvraagformulier ingevuld en is de heer [eiser] gevraagd om de gezondheidsverklaring in te vullen. Aangezien wij als adviseur geen medische gegevens mogen verwerken heeft de heer [eiser] in eerste instantie zelf de gezondheidsverklaring ingevuld.
Omdat de heer [eiser] zelf geen kennis heeft van deze materie en twijfelde of dit op de juiste wijze was uitgevoerd, heeft hij contact gezocht met ons kantoor en heeft met mij een afspraak gemaakt om dit te bespreken. Ik heb uitgebreid met verzekerde gesproken. Over hoe een gezondheidsverklaring ingevuld moet worden. Ik heb toen een nieuwe gezondheidsverklaring geprint en deze is toen ingevuld. In deze verklaring waren een aantal klachten juist ingevuld inclusief bijlagen. Deze nieuwe verklaring moest ingezonden worden.
Ik kan geen verklaring geven voor het feit dat bij Goudse het verkeerde formulier in het archief staat. Ik vermoed dat per abuis toch de verkeerde variant ingezonden is. (…)”
2.14.
Goudse heeft haar standpunt niet gewijzigd.
2.15.
In de hoofdzaak tussen Goudse en [eiser] heeft Goudse onder meer gevorderd dat [eiser] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de uitkering, tot betaling van premie in verband met premievrijstelling en tot betaling van kosten.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank [tussenpersoon] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zo veel mogelijk gelijktijdig met het vonnis in de hoofdzaak, veroordeelt om aan [eiser] al datgene te betalen waartoe [eiser] als gedaagde in de hoofdzaak tegen Goudse mocht worden veroordeeld, met inbegrip van de proceskosten.
3.2.
[eiser] stelt hiertoe, kort samengevat, het volgende. [tussenpersoon] is haar zorgplicht die uit de tussen [eiser] en [tussenpersoon] gesloten overeenkomsten voortvloeit, op drie onderdelen niet nagekomen.
3.3.
[tussenpersoon] voert verweer. Zij betwist dat haar zorgplicht zo ver strekt als [eiser] heeft bepleit en dat zij is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen zal de rechtbank hierna bij de beoordeling verder ingaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] baseert zijn vordering op de grondslag dat [tussenpersoon] is tekortgeschoten in haar zorgplicht tegenover [eiser]. Partijen zijn het erover eens dat de rechtbank de vraag of de zorgplicht is geschonden, moet toetsen aan de norm van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon.
De door [eiser] gestelde schending van de zorgplicht bestaat uit drie onderdelen, die de rechtbank hierna achtereenvolgens zal beoordelen.
1.
Onvoldoende begeleiding bij het invullen en opsturen van deeerstegezondheidsverklaring
4.2.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat het op de weg van [tussenpersoon] had gelegen om hem bij het invullen van de eerste gezondheidsverklaring te begeleiden en zo nodig kritische vragen te stellen. Als [tussenpersoon] deze zorgverplichting zou zijn nagekomen, dan zou de juiste informatie bij Goudse zijn terechtgekomen. In dat geval zou het schenden van de mededelingsplicht bij het aangaan van de verzekering niet aan de orde zijn geweest.
4.3.
Dit standpunt van [eiser] verwerpt de rechtbank.
[tussenpersoon] heeft voldoende onderbouwd dat het ongebruikelijk is dat een assurantietussenpersoon een gezondheidsverklaring invult, ook al omdat hierop medische gegevens van de verzekerde dienen te worden ingevuld.
[tussenpersoon] heeft geciteerd uit het toelichtingsmodel bij de gezondheidsverklaring voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering van het Verbond van Verzekeraars. Hierin wordt vermeld:
“Vul de gezondheidsverklaring in. Laat deze niet invullen door uw tussenpersoon, verzekeringsadviseur of iemand anders!”
Uit de stukken van het dossier blijkt dat Goudse deze verklaring ook rechtstreeks aan [eiser] heeft verzonden zodat hij deze zelf kon invullen.
Overleg op kantoor [tussenpersoon]
4.4.
Partijen gaan er beide van uit dat er op enig moment tussen de ontvangst van de eerste gezondheidsverklaring (11 april 2016) en de acceptatie door Goudse (18 mei 2016) op kantoor van [tussenpersoon] een overleg heeft plaatsgevonden. Tijdens dat overleg heeft [T] samen met [eiser] een gezondheidsverklaring ingevuld. Bij de beoordeling van de volgende twee grondslagen van de vordering zal de rechtbank hier ook van uitgaan.
2.
Onjuiste afhandeling van het invullen en opsturen van degewijzigdegezondheidsverklaring en medische informatie
4.5.
[eiser] stelt dat tijdens het overleg met [T] bij [tussenpersoon] niet alleen de gezondheidsverklaring is ingevuld, maar ook de medische informatie als bijlage is toegevoegd. Volgens [eiser] was de afspraak dat [tussenpersoon] deze stukken zou opsturen naar Goudse.
4.6.
[tussenpersoon] heeft deze afspraak gemotiveerd betwist door te verwijzen naar de eerdere schriftelijke verklaring van [eiser] in zijn brief van 14 oktober 2020 aan Goudse (zie hiervoor, onder 2.12). Ook in de brief van 16 juli 2021 van de toenmalige advocaat van [eiser] is als verklaring van [eiser] vermeld dat [eiser] de samen met [T] ingevulde verklaring zelf zou hebben toegezonden aan Goudse.
4.7.
Tegenover de gemotiveerde betwisting van [tussenpersoon] heeft [eiser] vervolgens onvoldoende ingebracht. Weliswaar heeft [eiser] onderbouwd dat de tekst van het bericht van 14 oktober 2020 aan Goudse is tot stand gekomen na tekstuele suggesties van [tussenpersoon], maar uiteindelijk is het zijn eigen brief. Daar komt bij dat [T] ter zitting heeft toegelicht, dat op de bijlagen bij de gezondheidsverklaring nog medische gegevens moesten worden ingevuld, waarover [tussenpersoon] geen beschikking had. Die zou [eiser] nog via de huisarts moeten achterhalen. De stukken konden dus na het overleg nog niet worden opgestuurd aan Goudse. Dat is niet weersproken. Dat is afgesproken dat [tussenpersoon] de gezondheidsverklaring zou opsturen staat om deze redenen niet vast.
Aan deze stelling van [eiser] wordt daarom verder voorbijgegaan.
3.
[tussenpersoon] heeft niet gecontroleerd of het acceptatieproces bij Goudse juist was verlopen
4.8.
[tussenpersoon] ontving op 18 mei 2016 een e-mail van Goudse, waarin de arbeidsongeschiktheidsverzekering verzekeringstechnisch en medisch akkoord werd bevonden. Gelet op de inhoud van de eerder gezamenlijk ingevulde gezondheidsverklaring met medische voorgeschiedenis had de ongeclausuleerde acceptatie voor de adviseurs van [tussenpersoon] reden moeten zijn om na te gaan hoe dat mogelijk was. [eiser] mocht ervan uit gaan dat [tussenpersoon] zou controleren of de verzekering op de juiste wijze tot stand was gekomen. [tussenpersoon] heeft haar zorgplicht op dit punt geschonden. Dit alles aldus [eiser].
4.9.
[T] heeft in een telefonische reactie van 5 november 2020 aan Goudse verklaard dat hij door de veelheid van “zo’n 500” lopende AOV-polissen geen verplichting had om de binnenkomende polis van [eiser] te controleren en bovendien dat hij niet de behandelaar van deze polis was.
De rechtbank verwerpt beide standpunten.
[tussenpersoon] was de opdrachtnemer van [eiser]. [tussenpersoon] heeft als kantoor ten opzichte van [eiser] een zorgplicht en kan zich er niet achter verschuilen dat een andere dan de vaste behandelaar de zaken heeft afgewerkt.
Ook het feit dat er kennelijk veel AOV-polissen in beheer zijn bij [tussenpersoon] ontslaat haar niet van haar zorgplicht; [tussenpersoon] zal toch ook voor elk van die polissen een vergoeding ontvangen (in ieder geval voor die van [eiser], zo blijkt uit het dossier).
4.10.
[tussenpersoon] heeft de polis en de voorwaarden gecontroleerd, toen zij deze van Goudse heeft ontvangen. [tussenpersoon] stelt dat zij het verzekerd bedrag, de eigen risicotermijn, eindleeftijd, indexatie, toepasselijke voorwaarden, verzekerde hoedanigheid en ingangsdatum heeft gecontroleerd. De vraag is of [tussenpersoon] in de specifieke omstandigheden van dit geval meer had moeten doen.
De rechtbank is van oordeel dat dat niet zo is.
[tussenpersoon] stelt en heeft onderbouwd dat zij niet op de hoogte was van de historische medische situatie van [eiser]. Ook als wordt uitgegaan van het overleg, zoals onder 4.4 weergegeven, kan van [tussenpersoon] niet worden verwacht dat zij als assurantietussenpersoon zelf een acceptatiebeoordeling en risicoselectie maakt en vervolgens controleert of een verzekeraar dezelfde beoordeling maakt. Daartoe zou [tussenpersoon] feitelijk in elke zaak zelf een medisch adviseur moeten inschakelen. Dat kan niet van een assurantietussenpersoon worden verwacht.
[eiser] stelt dat [tussenpersoon] op zijn minst met Goudse zou moeten hebben gebeld met de vraag of de polis wel goed tot stand was gekomen. In de situatie dat [tussenpersoon] er net als [eiser] van uit ging dat Goudse over de juiste informatie beschikte, heeft [eiser] in dit geschil niet duidelijk gemaakt wat [tussenpersoon] dan in dat geval precies aan Goudse zou moeten hebben vragen.
Conclusie, overige verweren
4.11.
De conclusie is daarom dat [tussenpersoon] haar zorgplicht voor [eiser] niet heeft geschonden. Gelet op dit oordeel kunnen de overige verweren van [tussenpersoon] onbesproken blijven.
Proceskosten
4.12.
[eiser] krijgt ongelijk en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [tussenpersoon] worden begroot op:
- griffierecht 2.837,00
- salaris advocaat
2.366,00(2,0 punt × tarief € 1.183,-)
Totaal € 5.203,00.
4.13.
[tussenpersoon] vordert daarnaast veroordeling van [eiser] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [tussenpersoon] tot op heden begroot op € 5.203,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2023;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, mr. J.S. Reid en mr. M. Nieuwenhuijs en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.

Voetnoten

1.zaaknummer 328069 / HA ZA 22-306