6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie of maatregel die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
De verdachte heeft brand gesticht in zijn slaapkamer in de GGZ-instelling waar hij verbleef. Zijn kamer was (tijdelijk) op slot gedaan, omdat de verdachte een time-out had gekregen na het kapotmaken van een stoel.
Brandstichting is zeer gevaarlijk, omdat het tot oncontroleerbare en snel uit de hand lopende situaties kan leiden. Brandstichting in een GGZ- instelling leidt bovendien tot gevoelens van angst en onveiligheid bij bewoners en zorgpersoneel en kan hulpverleners dwingen tot het nemen van (grote) risico’s om personen en goederen in veiligheid te brengen. De brand met forse rookontwikkeling en de daarom noodzakelijke ontruiming moeten voor de aanwezigen, vooral ook de in de instelling wonende kwetsbare bewoners angstaanjagend zijn geweest. Dankzij snel ingrijpen zijn de gevolgen niet ernstiger geweest. Dergelijke feiten zijn ook zeer verontrustend voor de samenleving in het algemeen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte, een Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank zal bij de straftoemeting tevens rekening houden met de bevindingen en adviezen uit de hiervoor genoemde Pro Justitie rapportages, zoals toegelicht ter terechtzitting. Ook heeft de rechtbank betrokken de door de officier van justitie ingewonnen informatie van de verantwoordelijk Geneesheer Directeur over de uitvoering van de Zorgmachtiging van de verdachte en de schriftelijke beantwoording van vragen van de officier van justitie daarover door psycholoog [naam 5] van 7 juni 2023. Verder heeft [naam 6] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland een reclasseringsadvies van 4 mei 2023 uitgebracht.
Zoals hiervoor onder 5 overwogen, acht de rechtbank de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Uit de rapportages van de deskundigen blijkt dat verdachte leidt aan een schizo-affectieve stoornis (bipolaire type) en een autismespectrumstoornis. Uit de rapportages en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte een uitgebreid verleden heeft binnen de geestelijke gezondheidszorg. In 2004 werd hij voor het eerst opgenomen na een manisch-psychotische ontregeling. De jaren na 2004 werden gekleurd door veelvuldige opnames, veelal geluxeerd door het eigenhandig staken van de medicatie. Tijdens verscheidene opnames, zowel vrijwillig als gedwongen, is getracht de geestelijke gezondheid van de verdachte, mede door middel van medicatie, te stabiliseren. Veelal volgde kort daarna opnieuw een periode van een manisch-psychotische ontregeling gevolgd door een opname. Het chronische en invasieve karakter van zijn psychiatrische problematiek, maakt dat de verdachte moeilijk te behandelen is. Hij heeft zijn ziekte nooit geaccepteerd. Volgens beide deskundigen was ook ten tijde van de brandstichting sprake van een manisch-psychotische ontregeling.
Veiligheid van anderen
Uit de adviezen blijkt dat de verdachte gedurende dergelijke ontregelingen meerdere malen is gekomen tot incidenten waarbij sprake was van verbaal en fysiek agressief gedrag met name naar zorgpersoneel. De verdachte toont geen inzicht in de eigen problematiek, niet ten aanzien van de stoornis, niet ten aanzien van de risico’s op gewelddadig gedrag en niet ten aanzien van de noodzaak van behandeling. De psychiater concludeert dat de kans op toekomstig agerend gedrag met enige vorm van schade aan een ander hoog is. De psycholoog meldt dat in zijn algemeenheid manisch-psychotische ontregelingen gepaard gaan met (verbaal) agressief gedrag en dat daar ook in het geval van de verdachte aanwijzingen voor zijn. Tijdens de zitting heeft de psycholoog toegelicht dat de kans op agerend gedrag van de verdachte in de toekomst hoog is, maar heeft hij benadrukt dat de kans op herhaling van gevaarlijk gedrag als brandstichting klein tot matig is omdat de verdachte niet eerder veroordeeld is voor geweldsdelicten. De rechtbank stelt vast dat de onderhavige brandstichting is gepleegd naar aanleiding van een voor de verdachte niet uitzonderlijke situatie en dat deze, afgezien van de ernst, past binnen het geschetste beeld van structureel agerend gedrag met verbale en fysieke agressie richting met name hulpverleners. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de deskundigen bij hun onderzoek beschikten over een grote hoeveelheid aan relevante informatie over de verdachte, betrekking hebbend op een lange periode (vanaf 2004). Anders dan waar de psycholoog vanuit gaat, is een strafrechtelijke veroordeling geen voorwaarde om beschreven agressief gedrag mee te mogen wegen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande en met de psychiater van oordeel dat de kans op het plegen van enig delict, waarbij de veiligheid van anderen, te weten zorgpersoneel in het geding is, hoog is.
Zorg-/behandelingskader
De verdachte is gelet op zijn stoornissen aangewezen op een behandeling en begeleiding, welke bestaat uit medicatie, psycho-educatie en praktische ondersteuning en begeleiding. De psychiater acht een gestructureerde (klinische) setting met extern aangebracht risicomanagement noodzakelijk, aangezien de verdachte zich onvoldoende conformeert aan (medicamenteuze) adviezen. De verdachte toont geen ziekte-inzicht en/of probleembesef. Een behandeling als (bijzondere) voorwaarde bij een voorwaardelijke straf of een tbs met voorwaarden is daarom geen reële optie. De psychiater verwacht dat het opnieuw bewandelen van de weg binnen de reguliere geestelijke gezondheidszorg, al dan niet binnen een zorgmachtiging, geen zin heeft, omdat het verleden heeft aangetoond dat een duurzame verbetering op deze manier niet kan worden bewerkstelligd. De psychiater concludeert dat de mogelijkheid van tbs met dwangverpleging resteert. De psycholoog concludeert dat de reeds afgegeven zorgmachtiging volstaat als waarborg voor de maatschappelijke veiligheid.
De rechtbank kan zich verenigen met bovenstaande conclusies van de psychiater en maakt deze tot de hare. Naar het oordeel van de rechtbank biedt een zorgmachtiging onvoldoende waarborgen dat de verdachte een passende behandeling zal krijgen waarbij de veiligheid van anderen voldoende wordt gewaarborgd. Ook het onderhavige feit heeft de verdachte gepleegd terwijl aan hem een zorgmachtiging was verleend. Het – niet forensisch – kader van de zorgmachtiging is onvoldoende gebleken om het benodigde beveiligingsniveau en risicomanagement te realiseren en gelet op voornoemde bevindingen is er geen aanleiding te verwachten dat dit in de toekomst anders zal zijn. Dat de wet nog mogelijk onbenutte opties biedt, zoals door de raadsman aangevoerd, maakt dit niet anders. De behandeling op grond van de tbs-maatregel met dwangverpleging is langduriger dan een zorgmachtiging en biedt door het forensisch kader meer mogelijkheden voor begeleiding naar een stabiele terugkeer in de maatschappij.
Op te leggen straf en maatregel
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de maatregel van tbs is voldaan. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en het door de verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Verder is gebleken dat een groot gevaar voor herhaling van agerend gedrag met verbale en fysieke agressie bestaat en de veiligheid van anderen deze maatregel eist. Om het recidivegevaar van de verdachte terug te dringen is een langdurige en intensieve klinische behandeling, met strakke regie van een forensisch deskundig behandelteam, dat ook aanwezig blijft in de fase van resocialisatie, noodzakelijk. Ter bescherming van de veiligheid van anderen is het naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk om de verdachte de maatregel tbs met dwangverpleging op te leggen.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten
brandstichting met levensgevaar voor een ander,kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven kan gaan.
Daarnaast acht de rechtbank, gezien de ernst van het feit, ook de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden. Ten tijde van het uitspreken van dit vonnis heeft de verdachte bijna zes maanden in voorlopige hechtenis doorgebracht. De ernst van het feit rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Nu het feit verminderd aan de verdachte wordt toegerekend en gelet op de maatregel van terbeschikkingstelling en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, acht de rechtbank echter een gevangenisstraf van langer dan zes maanden niet geboden.