6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een periode van ongeveer één maand schuldig gemaakt aan vijf (winkel)overvallen, waarbij hij telkens het slachtoffer met een mes heeft bedreigd. Ook heeft de verdachte in (of rondom) diezelfde periode vijf winkeldiefstallen gepleegd. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de verduistering van aanhangwagens. De verdachte heeft zich bij het plegen van al deze feiten enkel laten leiden door geldzucht om zijn (drugs)verslaving te bekostigen.
Door zijn handelen heeft de verdachte de bij de overvallen de slachtoffers veel angst aangejaagd. De ervaring leert dat slachtoffers van gewapende overvallen vaak langdurig psychische klachten ondervinden. Ook wakkeren dergelijke ernstige feiten in de maatschappij voorkomende gevoelens van angst en onveiligheid aan. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de overvallen als ‘een schrikmomentje’ voor de slachtoffers ziet en dat hij er vanuit ging dat de betrokken medewerkers hiervoor wel een training zouden hebben gehad. De verdachte bagatelliseert hiermee de ernst van de door hem gepleegde feiten, neemt geen volledige verantwoordelijkheid en lijkt niet in te zien wat zijn handelen teweeg brengt bij de slachtoffers. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Met het plegen van de winkeldiefstallen en de verduisteringen heeft de verdachte er bovendien blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen en heeft hij de aangevers schade en overlast bezorgd.
De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 31 maart 2023, en op voorlichtingsrapporten van de psychiater, de psycholoog en de reclassering die over de verdachte zijn opgesteld.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van de verdachte blijkt dat de verdachte al eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk (tot vrijheidsbenemende straffen) is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Advies psychiater
Het Pro Justitia-rapport, gedateerd 22 november 2022, opgesteld door [psychiater], psychiater, en de aanvulling daarop van 18 april 2023, houden voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven het volgende in.
De verdachte heeft een ernstige stoornis in cocaïnegebruik en cannabisgebruik. Deze stoornissen hebben een chronisch karakter, waren manifest aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. Vanwege de ernst van de cocaïneverslaving (met forse craving en oordeel- en kritiekstoornissen) en de disfunctionele interacties samenhangend met de psychische kwetsbaarheid van de verdachte (met rigiditeit en bij vlagen achterdocht in denken) adviseert de psychiater om de ten laste gelegde feiten in enigszins verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De psychiater schat het recidiverisico, indien de verdachte niet adequaat wordt behandeld en bij onveranderde omstandigheden, in als hoog. De verdachte heeft ernstige verslavingsproblemen, er zijn aanwijzingen voor (milde) psychiatrische problemen en de verdachte is dakloos en heeft geen middelen van bestaan. Gelet op de ernst en de duur van de verslavingsproblematiek en de bijkomende onderliggende psychische kwetsbaarheden en ontwikkelingsachterstand van de verdachte, is een intensief forensisch klinisch behandeltraject geïndiceerd om het recidiverisico te verlagen. De behandeling zou primair gericht dienen te zijn op de verslavingsproblemen met daarnaast de mogelijkheid voor psychiatrische diagnostiek. Een behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel of in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling wordt als niet toereikend voor de geadviseerde behandeling ingeschat. In zijn eerste rapport had de psychiater niet geadviseerd om TBS met voorwaarden op te leggen, omdat er een reëel risico bestaat dat de TBS in de toekomst moet worden omgezet naar TBS met dwangverpleging. De kans op een terugval is namelijk groot bij ernstige verslavingsproblematiek en de verdachte houdt zich niet altijd aan afspraken. De verdachte heeft bij het plegen van de feiten geen ernstig fysiek geweld gebruikt. De psychiater achtte daarom een ISD-maatregel, waarbij de behandeling primair is gericht op de behandeling van de verslavingsproblematiek van de verdachte, het meest passend. Na het uitbrengen van het eerste rapport heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De psychiater heeft daarna nogmaals een rapport uitgebracht, waarin hij zijn advies heeft gewijzigd. De psychiater overwoog dat er meer duidelijk is geworden over de ernst van de feiten en de psychische condities van de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten. De gepleegde overvallen hebben een sterk risicovol en impulsief karakter. De psychiater acht het mogelijk dat de persoonlijkheidskenmerken van de verdachte mede zijn gedragingen hebben bepaald. Een intensiever en mogelijk langduriger behandeltraject is aangewezen om het recidiverisico te verminderen. Daarnaast heeft de verdachte zelf meegedeeld dat hij geen vertrouwen heeft in een ISD-maatregel, omdat hij de behandelduur daarvan als ontoereikend inschat. Om een adequaat behandeltraject te realiseren, adviseert de psychiater, gelet op al het voorgaande, aan de verdachte TBS met voorwaarden op te leggen.
De psychiater heeft zijn advies ter terechtzitting gehandhaafd.
Advies psycholoog
Het Pro Justitia-rapport, gedateerd 27 oktober 2022, opgesteld door [psycholoog], psycholoog, en de aanvulling daarop van 11 april 2023, houden voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven het volgende in.
De verdachte heeft een ernstige verslaving aan (crack)cocaïne. Deze verslaving lijkt recentelijk de plaats te hebben ingenomen van verslaving aan andere middelen. Onderliggende problematiek, los van kwetsbaarheid in brede zin, is onvoldoende duidelijk geworden naar aanleiding van het onderzoek. Mogelijke persoonlijkheidsproblematiek, stemmingsproblematiek en/of ADHD kan niet worden uitgesloten.
Ten tijde van het tenlastegelegde werd het gedrag van de verdachte in sterke mate gestuurd door de verslaving aan (crack)cocaïne. De stoornis heeft de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. De psycholoog adviseert tot enigszins verminderde toerekenbaarheid van de ten laste gelegde feiten aan de verdachte. Bij het wegvallen van strakke externe kaders ontstaat een situatie waarin het gedrag van de verdachte in sterke mate wordt gestuurd door de verslavingsproblematiek. De psycholoog acht het recidiverisico in die situatie in als hoog. Het recidiverisico lijkt te kunnen worden beperkt door effectieve behandeling van de verslavingsproblematiek en eventuele onderliggende problematiek. Mede op basis van een analyse van tot op heden ingezette interventies, acht de psycholoog een ISD-traject het meest passend. De psycholoog heeft hierbij gelet op de mogelijkheden tot behandeling, toezicht en gefaseerde opbouw van vrijheden en verantwoordelijkheden. Vergelijkbare trajecten kunnen echter ook worden vormgegeven vanuit andere kaders. Een risico van het ISD-traject is dat slechts in beperkte mate sprake is van een stok achter de deur en het verloop van het traject is in sterke mate afhankelijk van de motivatie van de verdachte. TBS met voorwaarden zou meer zekerheid bieden ten aanzien van het behandelverloop, maar de psycholoog is van oordeel dat niet zonder meer kan worden gesteld dat een TBS-kader als noodzakelijk moet worden beoordeeld in het kader van risicomanagement. Een analyse van het behandelverloop tot op heden en de door de verdachte ten tijde van huidig onderzoek geuite behandelmotivatie bieden aanknopingspunten voor behandeling in een milder kader, zoals een ISD-traject.
De psycholoog heeft ter terechtzitting zijn advies gehandhaafd en daaraan - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. Een ISD-maatregel zou aan de krappe kant kunnen zijn voor de behandeling van de verdachte. Daar zijn risico’s aan verbonden. Er is echter niet met volle zekerheid te zeggen dat dit als gevolg moet hebben dat de oplegging van TBS absoluut noodzakelijk is om het recidiverisico in te perken. De verdachte wil zelf dat TBS met voorwaarden wordt opgelegd. De inschatting van de psycholoog is dat de verdachte niet volledig overziet hoe verstrekkend deze maatregel zal zijn en dat er gelet hierop mogelijk op termijn een omzetting zal plaatsvinden naar TBS met dwangverpleging. Het is echter ook van belang dat wordt geluisterd naar wat de verdachte als meest kansrijke optie ziet. Het TBS-traject ziet er ook goed uit en de psycholoog heeft ter zitting aangegeven zich niet principieel te verzetten tegen het opleggen van een TBS-maatregel.
Advies reclassering
Het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 12 mei 2023, van [reclasseringswerker], als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor te Heerhugowaard houdt voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven het volgende in.
De reclassering adviseert positief over het opleggen van TBS met voorwaarden. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn zorgwekkend te noemen. Op dit moment ziet de reclassering enkel risicofactoren en geen beschermende factoren. Er is sprake van ernstige problematiek. De verdachte heeft geenszins maatschappelijke stabiliteit en hij heeft een forse cocaïneverslaving. De verdachte is kwetsbaar voor psychotische ontregeling bij middelengebruik. De tot op heden aan verdachte aangeboden hulp, al dan niet in een gedwongen kader, heeft niet tot verandering geleid. Eerdere reclasseringstrajecten zijn gestagneerd of kwamen niet goed van de grond, omdat de verdachte zijn afspraken niet goed nakwam. Gelet op de houding van de verdachte en de complexiteit van zijn problematiek, ziet de reclassering alleen binnen een strak juridisch kader mogelijkheden om het recidiverisico te beperken.
Gelet op de hoge risico’s, de ernst van de ten laste gelegde feiten en de kwetsbare aspecten in de persoonlijkheid van de verdachte, is een strikt en langdurig kader, zoals TBS met voorwaarden, geïndiceerd. Binnen een andere afdoening dan TBS, is de kans groot dat de verdachte onbehandeld weer op straat terechtkomt. De reclassering adviseert een aantal bijzondere voorwaarden, waaronder opname in Forensische Verslavings Kliniek (hierna: FVK) Fivoor of een soortgelijke instelling. Er is in het kader van een TBS met voorwaarden een plek voor de verdachte beschikbaar bij FVK Fivoor in Rotterdam. De verdachte wil zelf graag starten met een klinische opname en is bereid om aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te voldoen.
[reclasseringswerker] heeft namens de reclassering het reclasseringsadvies ter terechtzitting gehandhaafd en daaraan het volgende toegevoegd. Binnen de TBS met voorwaarden wordt er streng op toegezien dat de verdachte geen middelen gebruikt. Als de verdachte een terugval heeft, bestaan er, afhankelijk van de ernst van de overtreding, interventiemogelijkheden (zoals een time-out) om de terugval te beperken. Een terugval in middelengebruik betekent dus niet meteen dat de TBS met voorwaarden direct zal worden omgezet in TBS met dwangverpleging. Het is belangrijk dat de verdachte in gesprek zal blijven met de reclassering.
Op te leggen maatregelen voor de feiten (m.u.v. het feit in zaak D)
De rechtbank onderschrijft de hiervoor weergegeven conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare. De psychiater en psycholoog komen tot een eensluidend advies met betrekking tot het bestaan van een psychische stoornis bij de verdachte en het (in enigszins verminderde mate) toerekenen van de feiten aan de verdachte. De adviezen komen de rechtbank gedegen voor. Daarom zal de rechtbank de feiten in (enigszins) verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
De psychiater en psycholoog schatten beiden het recidiverisico in als hoog indien de verdachte niet adequaat wordt behandeld voor zijn verslavingsproblematiek en eventuele onderliggende problematiek. De psychiater adviseert TBS met voorwaarden aan de verdachte op te leggen, zodat de verdachte in dat kader adequaat kan worden behandeld. De psycholoog is van oordeel dat niet kan worden gesteld dat TBS (met voorwaarden) zonder meer noodzakelijk is om het recidiverisico in te perken en dat mogelijk een ‘milder kader’, zoals een ISD-traject, ook volstaat. De psycholoog heeft hierbij wel de kanttekening geplaatst dat een ISD-traject mogelijk te kort zal zijn voor de behandeling van de verdachte. De verdachte zelf denkt dat de behandelduur van een ISD-traject ontoereikend is en wil graag behandeling in het kader van TBS met voorwaarden. De verdachte heeft daarbij wel verklaard dat hij bang is voor omzetting van TBS met voorwaarden in TBS met dwangverpleging bij een eventuele terugval in middelengebruik. De reclassering heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat er voldoende interventiemogelijkheden bestaan om een eventuele terugval te beperken en omzetting van de TBS te voorkomen, mits de verdachte in gesprek zal blijven met de reclassering. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat de verdachte dit zal blijven doen. De rechtbank zal, gelet op al het voorgaande, aan de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten (met uitzondering van het feit in zaak D) TBS opleggen, in de vorm van TBS met voorwaarden. Dit om te bewerkstelligen dat een adequaat behandeltraject kan worden gerealiseerd.
De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden stellen. Bij de verdachte is sprake van een hoog recidiverisico indien de verdachte niet wordt behandeld. TBS met voorwaarden biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende waarborgen voor het indammen van het gevaar voor herhaling tot een aanvaardbaar niveau. Uit voornoemd rapport van de reclassering komt naar voren dat de verdachte bereid is om medewerking te verlenen aan het plan van aanpak zoals genoemd in het rapport. Ook heeft de verdachte ter terechtzitting van 27 juni 2023 verklaard dat hij de noodzaak tot behandeling inziet en bereid is zich te houden aan de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van TBS is voldaan, nu bij de verdachte tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, de door de verdachte begane feiten (waarvoor de rechtbank TBS oplegt) misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist. Ook is voldaan aan de vereisten voor het opleggen van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht. De rechtbank ziet hiertoe aanleiding.
De rechtbank kan, op vordering van het Openbaar Ministerie, bevelen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd indien de voorwaarden niet worden nageleefd. De in zaak A bewezen verklaarde feiten zijn misdrijven die gericht zijn tegen dan wel gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat een termijn van een eventuele maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Gelet op de noodzaak van behandeling en het gevaar voor recidive zal de rechtbank bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Op te leggen straf (alle feiten)
De rechtbank is, gelet op de ernst van de feiten, van oordeel dat naast TBS met voorwaarden ook een straf aan de verdachte moet worden opgelegd. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van één jaar met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden, zoals ook is gevorderd door de officier van justitie.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.