Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.Feiten
‘Hi [eiser], ik heb net [betrokkene] betaald om jou loonstrook te doen. Ik hoop dat je blij bent, ik ben zeker blij. Gr k’.
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
of(b) de werknemer op grond van artikel 7:628 lid 5 of lid 7 BW geen recht heeft op het naar tijdruimte vastgestelde loon, indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht. In dit geval is de arbeidsomvang van [eiser] niet als één aantal uren per tijdseenheid vastgelegd zoals bedoeld in artikel 7:628a lid 9 onder a BW. De arbeidsovereenkomst is zelfs helemaal niet vastgelegd. [gedaagde] heeft weliswaar gesteld dat [eiser] op vaste dagen en tijden werkte, maar [eiser] heeft dat gemotiveerd weersproken. Uit de door [eiser] overgelegde productie 23, waarin het aantal gewerkte uren per maand over de jaren 2020 tot en met 2022 staat, blijkt ook dat [eiser]’s arbeidsomvang vrijwel iedere maand wisselde. [gedaagde] heeft voorts ter zitting erkend dat hij [eiser] af en toe vroeg even naar de praktijk te gaan om iets te regelen.
steedsals de arbeidsovereenkomst 12 maanden heeft geduurd’ een ‘aanbod voor een vaste arbeidsomvang die ten minste gelijk is aan de gemiddelde omvang van de arbeid in die voorafgaande periode van 12 maanden’ moet worden gedaan. Het aantal over november 2022 en december 2022 uit te betalen uren per maand zal daarom worden bepaald aan de hand van het gewerkte aantal uren over de periode van januari 2021 tot en met december 2021 zoals vermeld in het door [eiser] (als productie 23) overgelegde overzicht, waarvan de juistheid door [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd is weersproken. Dat aantal uren bedraagt 698, dus gemiddeld (698 gedeeld door 12 maanden = ) 58,1 per maand. Het aantal uren over januari 2023 tot en met maart 2023 zal worden bepaald op basis van het gemiddelde aantal uren over 2022, dus gemiddeld (559 gedeeld door 10 maanden = ) 55,9 per maand.