2.12.In de periode van 15 juni 2022 tot en met 30 september 2022 heeft onderzoeksbureau Bezemer & Schubad in opdracht van HAS een nader onderzoek uitgevoerd, in het kader waarvan zij met verschillende medewerkers van HAS en met [gedaagde] heeft gesproken. In het daarvan opgemaakte rapport van 2 november 2022 luiden de conclusie en de aanbevelingen als volgt:
‘(...)12. Conclusie / Slotopmerking
Op grond van het door Bezemer & Schubad uitgevoerde onderzoek ter zake of de heer [gedaagde] ongewenst gedrag heeft getoond kan puntsgewijs het volgende worden geconcludeerd:
1. Mevrouw [betrokkene 2] , de stagiaire verklaart, dat mevrouw [betrokkene 1] haar heeft gezegd dat zij een keer in de werkkast was en dat haar leidinggevende, de heer [gedaagde] , erbij kwam en de deur op slot deed en dat er toen iets heel ergs was gebeurd. Mevrouw [betrokkene 2] denkt dat medewerker toen verkracht is door haar leidinggevende. Dit is echter een eigen invulling geweest op basis van het woord “ergs”.
2. Mevrouw [betrokkene 2] , verklaart dat zij in een e-mail bericht van mevrouw [betrokkene 1] had gelezen, waarvan zij eerst dacht dat die afkomstig was van de vertrouwenspersoon en later hoorde dat die afkomstig was van de onderzoekers van het cultuuronderzoek, dat er 8 à 10 medewerkers last hebben van seksueel grensoverschrijdend gedrag en hier melding van gemaakt hebben. Mevrouw [betrokkene 2] heeft hiervan melding gemaakt bij de vertrouwenspersoon. Dit berust echter op een misverstand. In het e-mail bericht dat mevrouw [betrokkene 1] aan de stagiaire heeft laten zien, staat dat mevrouw wordt uitgenodigd voor een vervolggesprek door de cultuuronderzoekers. In dit e-mail bericht wordt benoemd dat er meerdere meldingen waren van seksueel grensoverschrijdend gedrag. In deze brief staat dat de datum 8 maart geschreven. Mevrouw heeft verklaard dat zij nu is gaan twijfelen en klaarblijkelijk in het e-mailbericht iets anders heeft gelezen. Ze heeft het aantal melders en de datum 8 maart waarschijnlijk aan elkaar gekoppeld en heeft er 8 melders van gemaakt.
3. Mevrouw [betrokkene 1] verklaart dat zij voor corona een incident heeft gehad met haar leidinggevende, de heer [gedaagde] . En dat sindsdien de heer [gedaagde] meer op haar let en haar aanspreekt op het afwijken van werk- en pauzetijden en haar werk afkeurt. Zij zegt dat de oorzaak hiervan is dat de heer [gedaagde] zich voelt afgewezen. Ook de heer [gedaagde] verklaart dat hij sinds twee jaar veel discussies heeft met mevrouw [betrokkene 1] over het afwijken van de werk- en pauzetijden, dit is ook te zien in het e-mailverkeer dat start op 14 maart 2020. Echter is het de onderzoekscommissie niet helder geworden waarom dit twee jaar geleden, net voor corona, is gestart. Voor 14 maart 2020 hadden zij klaarblijkelijk een goede verstandhouding.
4. Zowel mevrouw [betrokkene 1] als mevrouw X verklaren hetzelfde; dat zij zijn aangeraakt in de werkkast bij hun borsten door de heer [gedaagde] . Ze werden geroepen door de heer [gedaagde] en zeiden beide dat ze de werkkast ingegaan zijn omdat ze dachten dat ze hem moesten helpen. De heer [gedaagde] zegt dat dit niet waar is en dat mevrouw [betrokkene 1] dit verzint omdat zij veelvuldig wordt aangesproken op haar gedrag door hem en dat mevrouw X dit zegt omdat ze in het team van mevrouw [betrokkene 1] zit. Echter mevrouw X en mevrouw [betrokkene 1] hebben beide aangegeven niet op de hoogte te zijn van de inhoud van het incident van de ander en hebben beide aangegeven geen contact met elkaar te hebben. Zowel niet privé als collegiaal.
5. Meerdere medewerkers hebben verklaard dat ze gehoord hebben dat de heer [gedaagde] stil van achteren komt aanlopen op de werkplek en dan de medewerkster bij hun billen of zij vastpakt. Echter wordt er tevens verklaard dat ze gehoord hebben dat deze medewerksters niet durven te praten omdat ze bang zijn voor hun baan. Niemand verklaart het gezien te hebben.
6. Mevrouw [betrokkene 3] verklaart dat zij bij aanvang van haar werk bij Hago, door de heer [gedaagde] is vastgepakt bij haar billen door de heer [gedaagde] die ineens plotseling achter haar stond tijdens het handenwassen. De heer [gedaagde] zegt dat dit niet waar is en dat mevrouw [betrokkene 3] in team [betrokkene 1] zit en beperkt is.
7. Alle gesproken medewerkers geven aan dat de heer [gedaagde] strak op de werktijden let en medewerkers aanspreekt wanneer zij zich niet aan de werk- en pauzetijden houden. Sommige geven aan dat hij hier onderscheid in maakt en voelen zich achtergesteld maar de overige medewerkers geven aan dat zij zien dat hij iedereen gelijk behandelt en iedereen aanspreekt.
8. De heer [gedaagde] ontkent alle beschuldigingen en aanrakingen bij borsten en billen. Hij zegt dat hij dit niet gedaan heeft en zegt dat mevrouw [betrokkene 1] haar verhaal heeft verzonnen omdat zij zich niet houdt aan de werk- en pauzetijden en hij haar streng daarop aanspreekt. Hij zegt dat mevrouw Rampal, mevrouw X en mevrouw [betrokkene 3] in team [betrokkene 1] zitten en dat zij daarom ook dit verhaal verzinnen. Hij heeft geen idee wie mevrouw x zou kunnen zijn. En hij zegt mevrouw [betrokkene 4] nooit te spreken en haar niet mee uit te hebben gevraagd. Echter heeft de onderzoekscommissie geen enkele aanleiding gevonden voor een samenzwering van deze groep collega's.
9. De heer [gedaagde] heeft getuigen doorgegeven. Deze getuigen hebben allemaal verklaard dat de heer [gedaagde] een goede teamleider is en dat ze nooit wat van hem hebben gezien of gehoord hebben betreffende “seksueel” grensoverschrijdend gedrag. Echter geven zij ook allemaal aan dat ze niet weten wat er gebeurd is want ze waren er niet bij.
10. De heer [betrokkene 5] verklaart dat hij mevrouw [betrokkene 3] en de heer [betrokkene 6] heeft aangesproken waarom zij melding hebben gedaan. Hij zegt dat zowel mevrouw [betrokkene 3] als de heer [betrokkene 6] tegen hem gezegd heeft spijt ervan te hebben en dat zij zich terug zullen trekken. De heer [betrokkene 5] zegt dat hij de namen van de melders vernomen heeft via via maar niet weet wat zij gemeld hebben. De heer [betrokkene 5] had via formele routes niet op de hoogte kunnen zijn dat mevrouw [betrokkene 3] en de heer [betrokkene 6] gesproken hebben. Het aanspreken van melders op een dergelijke manier en ze verzoeken, als hoger leidinggevende, om de melding terug te trekken is intimidatie.
11. De onderzoekscommissie heeft, naast de eigen verklaringen van personen die aangegeven hebben last te hebben gehad van ongewenste fysieke aanrakingen van de heer [gedaagde] , geen harde en objectiveerbare feiten of omstandigheden boven tafel gekregen of het ongewenste gedrag wel of niet heeft plaatsgevonden. Het feit blijft dat er meerdere collega's onafhankelijk van elkaar hun verhaal hebben verteld betreffende het door hen ervaren grensoverschrijdend gedrag van de zijde van de heer [gedaagde] .
De onderzoekscommissie heeft geen aanleiding gevonden dat deze groep medewerkers zouden samenzweren tegen de heer [gedaagde] . De getuigen die gehoord zijn verklaren dat zij zich niet kunnen voorstellen dat de heer [gedaagde] grensoverschrijdend gedrag vertoont echter verklaren zij ook dat zij niet weten wat er gebeurd is.
Dit alles betekent dat de onderzoeksvraag “heeft er vanuit voornoemde mannelijke medewerker ongewenst gedrag plaatsgevonden?” niet eenduidig kan worden beantwoord. De onderzoekers hebben geen reden (gevonden) om te twijfelen aan de door meldsters geschetste ervaringen. Echter, het min of meer “optellen” van deze ervaringen en hieruit de conclusie trekken dat het vermeend ongewenst gedrag ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden zou geen recht doen aan de verklaringen van de heer [gedaagde] (dit gedrag heeft nooit plaatsgevonden) en de positieve verklaringen van gehoorde getuigen over zijn optreden in algemene zin. De getuigen verklaren echter ook, zodra het om het vermeend ongewenste gedrag van de heer [gedaagde] gaat, niet te weten wat er gebeurd is.
Feit blijft dat het blijft ‘gonzen’ omtrent dit vermeend ongewenste gedrag. En dat dit gonzen evenzeer schadelijk is en blijft voor meldsters, gehoorde derden als voor de heer [gedaagde] . De situatie, qua beleving van de sociale veiligheid op het werk, lijkt voor alle betrokkenen ernstig aangetast.