ECLI:NL:RBNHO:2023:6264

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
10146413 CV EXPL 22-6077
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: 10146413 / CV EXPL 6077
uitspraakdatum: 12 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter in het incident in de zaak van:

1.[eiser 1],

wonende te [plaats 1],
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats 2],
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
gemachtigde mr. K.R. Stephan,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHOUTEN OLIE B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
gemachtigde mr. B.A. Wille.
Partijen zullen hierna [eiser 1] c.s. en Schouten genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • het tussenvonnis van 28 december 2022
  • de aanvullende producties 8, 9 en 10 van de zijde van [eiser 1] c.s.
  • de incidentele conclusie ex artikel 223 Rv van de zijde van [eiser 1] c.s.
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Schouten huurt van [eiser 1] c.s. een tankstation te [plaats 1]. [eiser 1] c.s. hebben de huurovereenkomst per aangetekende brief van 23 mei 2022 opgezegd tegen 1 juni 2023. Schouten heeft niet in de opzegging berust. In de hoofdzaak vorderen [eiser 1] c.s. – kort gezegd – vast te stellen dat de huurovereenkomst 1 juni 2023 is geëindigd, met veroordeling van Schouten het gehuurde te ontruimen.
2.2.
In het incident vorderen [eiser 1] c.s. – kort gezegd – Schouten op verbeurte van een dwangsom te veroordelen aan [eiser 1] c.s. de onderhouds- en kwaliteitscertificaten en/of keuringsdocumenten dan wel het herstelrapport van pomp 1 en 2 te verstrekken. Het gaat om documenten die na een keuring op 15 augustus 2022 van twee benzinepompen zouden zijn opgemaakt. [eiser 1] c.s. stellen dat zij belang hebben bij het verkrijgen van de documenten omdat zij als verhuurder erop moeten toezien dat het tankstation goed en veilig functioneert. [eiser 1] c.s. vrezen voor problemen met haar verzekeraar als na een calamiteit blijkt dat twee benzinepompen niet zijn goedgekeurd.
2.3.
Schouten voert als verweer aan dat de vordering geen voorlopige voorziening inhoudt in de zin van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), maar een vordering op grond van artikel 843a Rv tot afgifte van stukken. Volgens Schouten voldoet de vordering niet aan de eisen van artikel 843a Rv. Het gaat om stukken met een publiekrechtelijk karakter.[eiser 1] c.s. kunnen de beschikking daarover krijgen via een WOO-verzoek. Schouten houdt het erop dat [eiser 1] c.s. hun in de hoofdzaak ingenomen stelling dat Schouten zich niet als een goed huurder gedraagt, met de stukken van enige onderbouwing trachten te voorzien.
2.4.
De kantonrechter stelt voorop dat hoewel [eiser 1] c.s. hun vordering baseren op artikel 223 Rv zij zich daarbij baseert op een onjuiste rechtsregel. Artikel 223 Rv ziet op toewijzing van een vordering tot een voorlopige voorziening voor de duur van het geding. Afgifte van de gevraagde stukken kan niet worden aangemerkt als een tijdelijke voorziening voor de duur van het geding. De afgifte kan na afloop van het geding niet meer ongedaan gemaakt worden omdat de kennis van [eiser 1] c.s. van de inhoud van die stukken niet meer ongedaan gemaakt kan worden.
2.5.
Feitelijk is de vordering van [eiser 1] c.s. een vordering op grond van artikel 843a Rv. Op grond van het bepaalde in artikel 25 Rv dient de rechter ambtshalve de rechtsgronden aan te vullen. Dit betekent dat het feit dat [eiser 1] c.s. de aan hun vordering ten grondslag gelegde rechtsverhouding onjuist heeft gekwalificeerd, de rechter niet ontslaat van zijn uit dat artikel voortvloeiende verplichting om ambtshalve te onderzoeken of de aan de vordering ten grondslag gelegde feiten die vordering kunnen dragen. (ECLI:NL:HR:1998:ZC2655).
2.6.
Artikel 843a Rv geeft geen onbeperkt recht op inzage van bescheiden ten opzichte van degene die deze stukken tot zijn beschikking of onder zich heeft. Artikel 843a stelt het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk van een aantal cumulatieve vereisten. Op grond van het eerste lid van artikel 843a Rv moet de eiser, in dit geval [eiser 1] c.s., een rechtmatig belang hebben bij de afgifte of inzage, moet het gaan om bepaalde bescheiden en moeten die bescheiden zien op een rechtsbetrekking waarbij zij partij zijn; daaronder valt mede een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad. Artikel 843a Rv biedt echter niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan eiser slechts vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan haar stellingen in de hoofdzaak.
2.7.
Het is aan [eiser 1] c.s. om duidelijk te vorderen dat zij inzage verlangen én te stellen dat is voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv. In dat kader mag van [eiser 1] c.s. worden gevergd dat zij aanvoeren waarom een redelijke grond bestaat dat Schouten over die informatie beschikt en dat [eiser 1] c.s. voldoende concreet vermelden waarom die informatie relevant is voor haar rechtspositie in een potentieel of ontstaan geschil over een rechtsbetrekking waarbij zij partij zijn. [1]
2.8
[eiser 1] c.s. hebben slechts uiteengezet dat de vordering voldoet aan de daaraan op grond van artikel 223 Rv gestelde eisen. [eiser 1] c.s. hebben echter niet duidelijk gesteld dat zij inzage op grond van artikel 843a Rv verlangen en ook overigens hebben zij niet voldaan aan de op grond van artikel 843a Rv op hen rustende stelplicht. De kantonrechter is van oordeel dat de incidentele vordering daarom moet worden afgewezen. [eiser 1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
Bij tussenvonnis was bepaald dat op 15 mei 2023 een mondelinge behandeling zou plaatsvinden. De mondelinge behandeling is uitgesteld naar aanleiding van de ingestelde vordering in incident. De zaak wordt verwezen naar de rol om partijen de gelegenheid te bieden hun verhinderdata op te geven, waarna een datum van mondelinge behandeling zal worden bepaald.

4.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van Schouten tot op heden begroot op € 232,00,
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4.
verwijst de zaak naar de rol van 10 augustus 2023 voor het opgeven van verhinderdata van gemachtigden en partijen in de maanden september 2023 tot en met december 2023,
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Griffier Kantonrechter

Voetnoten

1.Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 35 498, nr. 3