ECLI:NL:RBNHO:2023:624

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
C/15/324889 / HA ZA 22-105
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en afwikkeling van een samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot de Provenu tool

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser1] c.s. over de afwikkeling van een samenwerking die is ontstaan rondom de ontwikkeling van de Provenu tool. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in 2016 zijn begonnen met het bespreken van een samenwerking, waarbij [gedaagde/eiser2] de software zou ontwikkelen en [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser1] de marketing en sales zouden verzorgen. De samenwerking is echter in 2019 beëindigd door [gedaagde/eiser1], waarna [eiseres/verweerster] aanspraak heeft gemaakt op schadevergoeding en betaling van kosten die zij heeft gemaakt in verband met de samenwerking.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een vennootschap onder firma, zoals [eiseres/verweerster] had betoogd, en dat de samenwerking niet onrechtmatig was beëindigd. De vordering van [eiseres/verweerster] tot schadevergoeding is afgewezen, omdat zij onvoldoende bewijs heeft geleverd van haar investeringen en inspanningen in de ontwikkeling van de Provenu tool. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [gedaagde/eiser1] c.s. niet onrechtmatig hebben gehandeld door de samenwerking voort te zetten zonder [eiseres/verweerster].

In reconventie heeft [gedaagde/eiser1] een vordering ingesteld tot terugbetaling van kosten die hij heeft gemaakt, welke door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft [eiseres/verweerster] veroordeeld tot betaling van proceskosten aan [gedaagde/eiser1] c.s. en heeft de wettelijke rente over deze bedragen toegewezen. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en documentatie in samenwerkingsverbanden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/324889 / HA ZA 22-105
Vonnis van 1 februari 2023
in de zaak van
[eiseres/verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H.T. Kernkamp te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde/eiser1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
2.
[gedaagde/eiser2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. M.G. Jansen te Haarlem.
Partijen zullen hierna genoemd worden [eiseres/verweerster] en gedaagden in conventie gezamenlijk [gedaagde/eiser1] c.s. en ieder afzonderlijk ‘ [gedaagde/eiser1] ’ respectievelijk ‘ [gedaagde/eiser2] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 september 2022
  • de mondelinge behandeling van 3 november 2022, tijdens welke zitting namens [eiseres/verweerster] aanvullende producties zijn overgelegd en door de advocaten het woord gevoerd is aan de hand van pleitnotities De griffier heeft van de zitting aantekeningen bijgehouden.
1.2.
Vervolgens is de zaak aangehouden voor uitlating partijen over de gewenste voortzetting. [gedaagde/eiser1] c.s. hebben vervolgens vonnis gevraagd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben vanaf eind 2016 gesproken over een samenwerking. Het idee was om een arbeidsvoorwaardentool (hierna: de Provenu tool) voor het MKB te ontwikkelen en gezamenlijk een BV op te richten. Afgesproken werd dat [gedaagde/eiser2] in zijn onderneming Hoofd in de Wolken B.V. (hierna: Hoofd in de Wolken) de benodigde software zou ontwikkelen. [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser1] zouden samen vanuit de vennootschap onder firma “Merknemers” (hierna: Merknemers) de marketing en sales verzorgen.
2.2.
Partijen hebben meermalen gesproken en gecorrespondeerd over de beoogde samenwerking. In een e-mail van 7 februari 2017 bevestigt [gedaagde/eiser1] aan [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser2] de afspraken zoals ze die op dat moment voor ogen hebben:
 De winstverdeling vindt als volgt plaats:
[gedaagde/eiser2] 22,5 %
[eiseres/verweerster] 38,75 %
[gedaagde/eiser1] 38,75 %
  • [gedaagde/eiser2] factureert per implementatie € 2.000,- aan Merknemers
  • De kosten worden gedragen door:
Hosting van de klantomgevingen en de administratie door de nog op te zetten organisatie
Opzet website, leadgeneratie en sales activiteiten door [gedaagde/eiser1] en [eiseres/verweerster] (Merknemers)
Development van de tooling (software) door [gedaagde/eiser2] (Hoofd in de Wolken)
(…)
Als aanvullende afspraak zullen [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser1] gezamenlijk € 1.200,- (€ 600,- p.p.) nu betalen voor de development van de tooling.
Hiervoor stuurt [gedaagde/eiser2] in maart een factuur naar Merknemers. Dit hebben we afgesproken om de financiële lasten nu te verdelen.
Deze € 1.200,- wordt later verrekend met [gedaagde/eiser2] deel van de winstdeling in de nog op te zetten organisatie.
2.3.
[eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser1] hebben op 1 april 2017 Merknemers opgericht en doen inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Het doel van Merknemers was het geven van adviezen op het gebied van arbeidsvoorwaarden. Verder fungeerde Merknemers als implementatiepartner voor Hoofd in de Wolken voor de Provenu tool.
2.4.
In een e-mail van 25 juni 2018 heeft [gedaagde/eiser1] naar aanleiding van een eerdere bespreking tussen partijen het volgende geschreven:
Even een mail ter bevestiging van wat we vanmiddag besproken hebben. De verdeling van de op te zetten BV gaat anders worden. We hebben afgesproken dat deze gelijk onder ons drieën wordt verdeeld (ieder 33,3% aandelen). De implementatie fee per klant komt hiermee te vervallen voor [gedaagde/eiser2] .
2.5.
In augustus 2018 heeft zich een eerste gebruiker van de Provenu tool gemeld, Mundipharma Pharmaceuticals B.V. (hierna: Mundipharma), een reeds bestaande klant van Merknemers. Hoofd in de Wolken heeft hiertoe een overeenkomst gesloten met Mundipharma, waarbij is afgesproken dat het zou gaan om een pilotproject waarvoor Mundipharma geen vergoeding verschuldigd was. Verder is hierin het voornemen vastgelegd om bij een succesvolle afronding van de pilot een standaard overeenkomst te sluiten tegen een licentievergoeding van € 3.500,- per jaar.
2.6.
Eind 2018 liet nog een andere klant van Merknemers, MKB Ondernemers B.V. (hierna: MKB) blijken geïnteresseerd te zijn in de Provenu tool, waarna in november 2018 een overeenkomst tussen MKB en Hoofd in de Wolken tot stand is gekomen. MKB was op grond daarvan een licentievergoeding aan Hoofd in de Wolken verschuldigd en een implementatievergoeding aan Merknemers. Hoofd in de Wolken betaalde volgens afspraak op haar beurt een kick-back-fee aan Merknemers.
2.7.
[gedaagde/eiser1] heeft bij brief van 14 juni 2019 de samenwerking met [eiseres/verweerster] in Merknemers opgezegd tegen 31 december 2019. [eiseres/verweerster] heeft gebruik gemaakt van haar recht om de onderneming voort te zetten. De samenwerking tussen [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser1] in Merknemers is formeel geëindigd met ingang van 1 januari 2020.
2.8.
Na de opzegging door [gedaagde/eiser1] van de samenwerking in Merknemers heeft [eiseres/verweerster] bij brief van haar advocaat van 4 juli 2019 [gedaagde/eiser1] c.s. verzocht binnen zeven dagen te bevestigen dat ‘
u onverkort uitvoering zult geven aan hetgeen is overeengekomen in november 2016 en nadien tussen u en cliënte is vastgelegd inzake het opzetten van een gezamenlijke onderneming onder te brengen in een joint venture B.V’. In reactie hierop hebben [gedaagde/eiser1] c.s. aangegeven dat van definitieve afspraken nog geen sprake is en het daarom nog altijd niet tot oprichting van een vennootschap is gekomen. Zij hebben aangegeven dat het vertrouwen in een vruchtbare samenwerking is afgenomen en hebben aan [eiseres/verweerster] voorgesteld om onder nog nader uit te werken voorwaarden gezamenlijk een licentie B.V. op te richten. [eiseres/verweerster] heeft vervolgens via haar advocaat laten weten vanwege de ontstane vertrouwensbreuk voor zichzelf geen rol meer weggelegd te zien in een eventuele toekomstige samenwerking en heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van door haar verrichtte werkzaamheden in verband met het ontwikkelen van de Provenu tool en in de toekomst te realiseren marges. Hierna heeft nog een overleg plaatsgevonden, maar dit heeft niet tot overeenstemming geleid.
2.9.
Namens [gedaagde/eiser1] c.s. is in een e-mail van 15 november 2019 aan [eiseres/verweerster] nog het volgende voorstel gedaan:
(…)Ondanks het feit dat uw cliënte geen rechten kan claimen met betrekking tot het Provenu project, en zij heeft aangegeven voor zichzelf geen rol te zien weggelegd in een eventuele toekomstige
samenwerking, zijn mijn cliënten bereid om geheel onverplicht deze kwestie te regelen en wel als volgt:
• 33,3% van de geïncasseerde licentieomzet over de reeds bestaande Provenu klanten gedurende
5 jaar wordt aan uw cliënte voldaan;
Een earn-out regeling:
• een bedrag van € 3.000,00 indien de gerealiseerde omzet over het boekjaar 2020 € 50.000,00 of meer betreft;
• een bedrag van € 3.000,00 indien de gerealiseerde omzet over het boekjaar 2021 € 100.000,00
of meer betreft.
2.10.
[eiseres/verweerster] heeft dit voorstel niet aanvaard en een tegenvoorstel gedaan, waar [gedaagde/eiser1] c.s. niet op in zijn gegaan.
2.11.
[gedaagde/eiser1] en [gedaagde/eiser2] hebben vervolgens op 10 januari 2020 een licentie B.V. opgericht, Reward42 B.V. (hierna: Reward42) genaamd. Het doel van Reward42 was het aanbieden van software waarmee werkgevers hun beloningsbeleid en arbeidsvoorwaarden kunnen communiceren naar hun medewerkers.
2.12.
Bij dagvaarding van 29 december 2020 heeft [eiseres/verweerster] in verband met de afwikkeling van Merknemers jegens [gedaagde/eiser1] een procedure aanhangig gemaakt bij de kantonrechter in deze rechtbank. [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser1] hebben in die procedure (onder meer) over en weer verzocht om wijziging van de opgemaakte concept slotbalans en aan de hand daarvan betaling gevorderd.
De kantonrechter heeft op 13 oktober 2021 eindvonnis gewezen. Dit vonnis houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
(…)
Accountantskosten
6.4.
[gedaagde/eiser1] heeft erkend dat de helft van de accountantskosten (€ 432,50 exclusief BTW) voor zijn rekening moet komen. De kantonrechter begrijpt dat [eiseres/verweerster] een beroep doet op verrekening met het bedrag dat zij op grond van de definitieve slotbalans aan [gedaagde/eiser1] moet voldoen. Aangezien de vordering om [gedaagde/eiser1] te veroordelen ‘mee te werken aan de afwikkeling van de vennootschap waarbij rekening wordt gehouden met de mutaties op de concept slotbalans’ gelet op hetgeen hiervoor met betrekking tot de elektronica is overwogen, wordt afgewezen, zal ten aanzien van de accountskosten ‘het mindere’ worden toegewezen. Dat betekent dat [gedaagde/eiser1] zal worden veroordeeld tot betaling van zijn deel van de accountantskosten.
(…)
De conclusie met betrekking tot de slotbalans
6.6.
De conclusie is dat de (concept) slotbalans niet hoeft te worden aangepast. Geen van de partijen zal worden veroordeeld om mee te werken aan de afwikkeling van Merknemers op basis van een (gewijzigde) slotbalans. [gedaagde/eiser1] zal wel worden veroordeeld tot betaling van zijn deel van de accountantskosten (€ 432,50 exclusief BTW).
2.13.
In mei 2020 heeft [eiseres/verweerster] via haar advocaat laten weten dat zij alsnog akkoord wenst te gaan met het eerdere in de e-mail van 15 november 2019 gedane voorstel van [gedaagde/eiser1] c.s., maar [gedaagde/eiser1] c.s. hebben haar laten weten dat dat aanbod inmiddels was vervallen.
2.14.
Reward42 is met ingang van 31 december 2021 door [gedaagde/eiser1] c.s. wegens gebrek aan baten ontbonden.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres/verweerster] vordert samengevat – hoofdelijke veroordeling van [gedaagde/eiser1] c.s. tot betaling van € 76.150,46, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiseres/verweerster] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde/eiser1] c.s. in strijd met hun rechtsplicht hebben gehandeld door de vennootschap onder firma, die zij met haar zijn aangegaan, eenzijdig te beeinidigen en zelf voort te zetten, zonder met haar een regeling te willen treffen. Zij stelt recht te hebben op betaling van de waarde van hetgeen de andere vennoten voortzetten, dan wel op een schadeloosstelling wegens toerekenbare tekortkoming van [gedaagde/eiser1] c.s. in de nakoming van de verplichting om samen met haar een nieuwe onderneming op te zetten en de waarde van de samenwerking in te brengen, danwel dat [gedaagde/eiser1] c.s. onrechtmatig handelen door zich zelf de waarde van de gezamenlijke onderneming toe te eigenen. Tenslotte stelt [eiseres/verweerster] dat [gedaagde/eiser1] c.s. zich op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid niet de resultaten van het project Provenu konden toe-eigenen zonder [eiseres/verweerster] een schadeloosstelling aan te bieden. Zij stelt daarom aanspraak te kunnen maken op vergoeding van gemaakte kosten ten bedrage van € 5.200,46, vergoeding van aan de samenwerking besteedde uren ad in totaal € 54.950,00 en vergoeding van haar aandeel in toekomstige licentie opbrengsten van Mundipharma en MKB begroot op
€ 16.000,00 uitgaande van een looptijd van 5 jaar van de betreffende licentie overeenkomsten.
3.3.
[gedaagde/eiser1] c.s. voeren verweer. Zij voeren aan dat zij nimmer met [eiseres/verweerster] een vennootschap onder firma zijn aangegaan en evenmin verplicht waren om samen met [eiseres/verweerster] een besloten vennootschap op te richten. Aangezien van een gezamenlijke onderneming nog geen sprake was, kan van het onrechtmatig toe-eigenen van de waarde van een gezamenlijke onderneming ook geen sprake zijn. [gedaagde/eiser1] c.s. betwisten bovendien dat zij de samenwerking onrechtmatig hebben opgezegd en enige schadeloosstelling aan [eiseres/verweerster] verschuldigd te zijn. Zij benadrukken daarbij dat zij een voorstel aan [eiseres/verweerster] hebben gedaan om alsnog gezamenlijk een licentie BV op te richten, maar dat [eiseres/verweerster] zelf niet langer bereid was met hen verder te gaan. Bovendien wijzen zij er op dat [eiseres/verweerster] ter onderbouwing van haar schade een beroep doet op in de loop der tijd opgestelde prognoses, welke prognoses echter niet zijn uitgekomen. Partijen hebben allemaal arbeid en tijd geïnvesteerd en kosten gemaakt voor de ontwikkeling van de tool, maar de Provenu tool is uiteindelijk geen succes geworden, zoals wel blijkt uit het feit dat Reward42 wegens gebrek aan baten alweer is ontbonden.
Tot slot benadrukken zij dat het altijd de bedoeling is geweest dat de auteursrechten bij [gedaagde/eiser2] , althans Hoofd in de Wolken, zouden blijven, omdat hij de software heeft ontwikkeld.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde/eiser1] vordert samengevat - veroordeling van [eiseres/verweerster] tot betaling van € 6.553,50, vermeerderd met rente en kosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.6.
[gedaagde/eiser1] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij overeenkomstig het vonnis van de kantonrechter het bedrag van € 432,50 heeft betaald voor zijn deel van de accountantskosten, maar dat hem daarna is gebleken dat deze kosten in de jaarrekening al waren verrekend. Hij stelt dat [eiseres/verweerster] om die reden dit bedrag aan hem moet terugbetalen.
3.7.
Verder stelt [gedaagde/eiser1] dat [eiseres/verweerster] nog altijd niet het bedrag van € 6.121,- aan hem heeft betaald dat hem volgens de slotbalans van Merknemers per 31 december 2019 toekomt, terwijl in het vonnis van de kantonrechter van 13 oktober 2021 is bepaald dat op basis van de slotbalans moet worden afgerekend met hem.
3.8.
[eiseres/verweerster] voert verweer. Zij stelt dat in het vonnis van de kantonrechter de vordering van [gedaagde/eiser1] tot medewerking aan de afwikkeling van Merknemers op basis van de slotbalans is afgewezen en dit vonnis inmiddels gezag van gewijsde heeft. Subsidiair doet [eiseres/verweerster] een beroep op verrekening met haar vordering in conventie.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde/eiser1] c.s. aan [eiseres/verweerster] een (schade-)vergoeding verschuldigd zijn in verband met de vroegtijdig stukgelopen samenwerking.
4.2.
Vast staat dat het destijds de bedoeling van partijen is geweest om op termijn gezamenlijk een besloten vennootschap op te richten, waarvan de aandelen over hen drieën gelijkelijk verdeeld zouden worden. Zo ver is het echter nooit gekomen. Wel hebben [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser1] samen een vennootschap onder firma, Merknemers, opgericht en van daaruit met de vennootschap [gedaagde/eiser2] , Hoofd in de Wolken, aan de ontwikkeling van de Provenu tool gewerkt. De stelling van [eiseres/verweerster] dat aldus sprake was van een vennootschap onder firma, wordt verworpen. Het enkele samenwerken van partijen waarbij zij ieder een deel van de werkzaamheden verrichtten en een deel van de kosten droegen, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake was van een vennootschap onder firma. Weliswaar is het opmaken van een vennootschapsakte geen constitutief vereiste voor het ontstaan van een vennootschap onder firma, maar nergens uit blijkt dat partijen wel de bedoeling hebben gehad de samenwerking in een vennootschap onder firma onder te brengen. Zij waren ook niet als zodanig ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en traden ook niet onder een gemeenschappelijke naam naar buiten. Het betoog van [eiseres/verweerster] dat [gedaagde/eiser1] c.s. aan haar een vergoeding verschuldigd zijn, omdat zij de samenwerking in de vennootschap onder firma eenzijdig hebben opgezegd en deze vennootschap zonder haar hebben voortgezet, kan derhalve niet worden gevolgd.
4.3.
Daarnaast stelt [eiseres/verweerster] dat [gedaagde/eiser1] c.s. toerekenbaar tekort geschoten zijn in het nakomen van hun verplichting om met haar een BV op te richten. Ook in deze stelling volgt de rechtbank [eiseres/verweerster] niet. Partijen zijn weliswaar voornemens geweest om na ontwikkeling van de tool gezamenlijk een BV op te richten, maar van definitieve (verbindende) afspraken was nog geen sprake. Bovendien blijkt uit de overgelegde stukken dat [gedaagde/eiser1] c.s. - nadat de samenwerking tussen [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser1] in Merknemers was opgezegd - aan [eiseres/verweerster] hebben voorgesteld om gezamenlijk een licentie BV op te richten, maar [eiseres/verweerster] heeft aangegeven dat zij hier vanwege de opgetreden vertrouwensbreuk niet op in heeft willen gaan. Dat [eiseres/verweerster] circa een half jaar later hierop is teruggekomen, maakt dat niet anders. Het aanbod was toen immers vervallen en [gedaagde/eiser1] c.s. waren dan ook niet langer gehouden hieraan gevolg te geven.
4.4.
Aldus resteert de vraag of [gedaagde/eiser1] c.s. jegens [eiseres/verweerster] onrechtmatig hebben gehandeld door zich de Provenu tool toe te eigenen, althans zij in verband daarmee aan [eiseres/verweerster] een schadeloosstelling verschuldigd zijn. [eiseres/verweerster] stelt dat zij schade heeft geleden omdat zij tijd en arbeid heeft geïnvesteerd in de ontwikkeling van de tool en kosten heeft gemaakt die, nu de BV uiteindelijk zonder haar is opgericht, niet via de BV aan haar zijn vergoed. Ook dit betoog faalt. Niet alleen heeft [eiseres/verweerster] haar inspanningen en investeringen onvoldoende concreet onderbouwd, zodat niet vastgesteld kan worden hoeveel uur [eiseres/verweerster] daadwerkelijk heeft besteed aan ontwikkeling van de Provenu tool, maar zoals zij zelf ook heeft erkend, is tussen partijen nimmer een afspraak gemaakt over vergoeding van werkzaamheden voorafgaande aan de oprichting van de BV. Bovendien staat vast dat de uiteindelijk gerealiseerde software, die [gedaagde/eiser1] c.s. vervolgens binnen Reward 42 hebben ingezet, niet door [eiseres/verweerster] , maar door Wingerden vanuit Hoofd in de Wolken is ontwikkeld.
Ook het beroep van [eiseres/verweerster] op de door [gedaagde/eiser1] opgestelde e-mail van 7 februari 2017 en ‘de foto van de toekomst’ kan haar niet baten. De e-mail van 7 februari 2017 ziet op vastlegging van afspraken uit de beginfase die, zoals uit de stukken blijkt, nadien nog meerdere keren zijn aangepast, terwijl ‘de foto van de toekomst’ een prognose betreft van mogelijk te behalen omzetten, waarvan kan worden vastgesteld dat die prognose niet is uitgekomen.
4.5.
[eiseres/verweerster] heeft nog betoogd dat [gedaagde/eiser1] c.s. ten onrechte van haar inspanningen hebben geprofiteerd in de later opgerichte BV, maar ook dit is door haar, mede gelet op de gemotiveerde betwisting dat [eiseres/verweerster] substantieel aan de ontwikkeling van de tool heeft bijgedragen, onvoldoende onderbouwd. Bovendien hebben [gedaagde/eiser1] c.s. voldoende gemotiveerd aangevoerd dat de tool niet succesvol is gebleken, zoals ook blijkt uit de omstandigheid dat de door [gedaagde/eiser1] c.s. opgerichte BV, Reward42, alweer is ontbonden in verband met tegenvallende resultaten en de Provenu tool sindsdien ongebruikt op de plank ligt. Bij die stand van zaken kan niet geoordeeld worden dat [gedaagde/eiser1] c.s. geprofiteerd hebben van de door [eiseres/verweerster] verrichte inspanningen en gemaakte kosten in verband waarmee een schadeloosstelling op zijn plaats is.
Ter zitting is nog wel voldoende aannemelijk geworden dat het talent van [eiseres/verweerster] vooral zit in de acquisitie, het aan de man brengen van het ontwikkelde product. [eiseres/verweerster] heeft zich ter zitting ook hardop afgevraagd of dat in Reward42 wel op de juiste wijze is gebeurd en of dat niet de reden is dat het niet is gelukt de tool succesvol in de markt te zetten. Wat daar ook van zij, niet valt in te zien waarom [gedaagde/eiser1] c.s. voor deze kennelijk niet ingezette diensten achteraf met [eiseres/verweerster] zouden moeten afrekenen. Te meer niet nu [eiseres/verweerster] er zelf voor heeft gekozen niet langer haar medewerking te willen verlenen aan het oprichten van een licentie-BV.
4.6.
Gelet op het vorenstaande zal de vordering van [eiseres/verweerster] in conventie worden afgewezen. [eiseres/verweerster] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [gedaagde/eiser1] c.s. begroot op:
vastrecht € 1.301,00
salaris advocaat
€ 2.228,00(2 punten à € 1.114,00)
totaal € 3.529,00
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over deze kosten kan worden toegewezen.
4.8.
Ten aanzien van de gevorderde veroordeling in de nakosten wordt overwogen dat volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel oplevert. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
in reconventie
4.9.
De vordering van [gedaagde/eiser1] tot (terug) betaling van het bedrag van € 432,50 dat hij op basis van het vonnis van de kantonrechter van 13 oktober 2021 heeft voldaan voor zijn deel van de accountantskosten van Merknemers voor 2019, wordt afgewezen. Indien [gedaagde/eiser1] van mening was dat hij ten onrechte was veroordeeld tot betaling van dit bedrag, had hij hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter kunnen instellen, maar dat heeft hij niet gedaan.
4.10.
De gevorderde veroordeling van [eiseres/verweerster] tot betaling van het bedrag van € 6.121,- voor de afwikkeling van Merknemers wordt wel toegewezen. Tussen partijen is niet in geschil dat in de vennootschapsovereenkomst die [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser1] waren aangegaan voor Merknemers is afgesproken dat betaling aan de uittredende vennoot plaatsvindt voor zover van die verplichting blijkt uit de slotbalans. Dat [gedaagde/eiser1] op grond van de slotbalans op betaling van dit bedrag aanspraak heeft, is evenmin in geschil. [eiseres/verweerster] stelt zich echter op het standpunt dat [gedaagde/eiser1] niet langer betaling kan vorderen omdat de kantonrechter de vorderingen over en weer om mee te werken aan de afwikkeling van Merknemers heeft afgewezen en dit vonnis gezag van gewijsde heeft. De rechtbank volgt [eiseres/verweerster] hierin niet.
4.11.
Uit het vonnis volgt dat [eiseres/verweerster] en [gedaagde/eiser1] over en weer vorderingen hadden ingesteld strekkende tot aanpassing van de opgemaakte slotbalans en veroordeling van de andere partij mee te werken aan afwikkeling van de vennootschap onder firma op basis van die gewijzigde slotbalans. [gedaagde/eiser1] vorderde (onder meer):
primair: om mee te werken aan de afwikkeling van Merknemers op basis van de slotbalans, waarbij rekening wordt gehouden met project Laurens, waarna een bedrag resteert van € 7.576,- dat door [eiseres/verweerster] aan [gedaagde/eiser1] voldaan dient te worden;
subsidiair: om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis voor haar rekening medewerking te verlenen aan het geven van opdracht aan Vandaag B.V. tot aanpassing van de door Vandaag B.V. opgestelde slotbalans zodat project Laurens daarvan eveneens onderdeel zal uitmaken en Vandaag B.V. daartoe alle noodzakelijke inzage te geven en voorts binnen vijf dagen na het opmaken van de jaarrekening 2019/ slotbalans door Vandaag B.V. het op grond van deze slotbalans aan [gedaagde/eiser1] verschuldigde bedrag te voldoen, op straffe van een dwangsom.
De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen. De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat er nog een definitieve slotbalans van Merknemers moest worden opgesteld en partijen het niet eens waren over welke bedragen nog op die slotbalans – ten opzichte van de concept slotbalans- moesten worden verwerkt. Vervolgens heeft de kantonrechter de posten waarover discussie bestond besproken. De conclusie van de kantonrechter in r.o. 6.6. van het vonnis van 13 oktober 2021 (hiervoor in r.o. 2.12 geciteerd) dat de concept slotbalans niet hoeft te worden aangepast en geen van partijen zal worden veroordeeld om mee te werken aan ‘de afwikkeling van Merknemers op basis van een (gewijzigde) slotbalans’, moet in die context worden gelezen. Duidelijk is dat de kantonrechter geen grond aanwezig achtte voor enige aanpassing van de (concept)slotbalans zoals die was opgemaakt. De kantonrechter heeft daarom de vorderingen om mee te werken aan de afwikkeling van Merknemers op basis van een aangepaste slotbalans afgewezen. Hieraan kan in redelijkheid niet de conclusie worden verbonden dat [eiseres/verweerster] daarmee (ook) niet langer gehouden was om op basis van de slotbalans met [gedaagde/eiser1] af te rekenen. Het moet voor [eiseres/verweerster] volstrekt helder zijn geweest dat zij uiteraard wel gehouden was tot afwikkeling van Merknemers op basis van de definitieve slotbalans. De vordering van [gedaagde/eiser1] tot betaling van € 6.121,- zal daarom worden toegewezen.
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf 1 juni 2022, zijnde de datum van indiening van de eis in reconventie, omdat voor een eerdere datum voor verzuim van [eiseres/verweerster] onvoldoende is gesteld of gebleken.
4.13.
[eiseres/verweerster] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde/eiser1] begroot op € 956,00
(2 punten à € 478,00) aan salaris advocaat.
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over deze kosten kan worden toegewezen.
4.15.
Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat tevens een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiseres/verweerster] tot betaling aan [gedaagde/eiser1] c.s. van € 3.529,00 ter zake van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele betaling;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.4.
veroordeelt [eiseres/verweerster] tot betaling aan [gedaagde/eiser1] van € 6.121,- (zesduizend honderdeenentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juni 2022 tot aan de dag van algehele betaling;
5.5.
veroordeelt [eiseres/verweerster] tot betaling aan [gedaagde/eiser1] van € 956,00 ter zake van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele betaling;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1155