ECLI:NL:RBNHO:2023:608

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
22/6138 en 22/6139
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom voor verwijdering woonwagen en zeecontainers in bestuursrechtelijke context

Op 17 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de last onder dwangsom voor de verwijdering van een woonwagen en zeecontainers. De eisers, eigenaren van een perceel, waren in beroep gegaan tegen een besluit van de gemeente Haarlemmermeer, dat hen had gelast om de illegale situatie op hun perceel te beëindigen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de woonwagen en zeecontainers niet als bijbehorende bouwwerken konden worden aangemerkt, omdat het perceel waarop deze stonden, niet kon worden gerekend tot het perceel van de woning van eisers. De voorzieningenrechter concludeerde dat de last onder dwangsom terecht was opgelegd en dat het beroep ongegrond was. De eisers moesten de woonwagen en zeecontainers verwijderen en kregen geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van dergelijke bouwwerken en de strikte toepassing van het bestemmingsplan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 22/6138 en 22/6139
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 januari 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eisers], uit [woonplaats], eisers

gemachtigde: mr.ing B.M. Brandenburg-Stroo, juridisch adviseur
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer

gemachtigde: mr. V. van Toledo, externe gemachtigde.
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [naam] uit [woonplaats].

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eisers], de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder. [naam] heeft telefonisch afbericht.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Inleiding

1. Verweerder heeft geconstateerd dat het kadastrale perceel [#] te [woonplaats] gebruikt wordt voor opslag en dat zonder omgevingsvergunning op het perceel is gebouwd. Eisers zijn eigenaar van genoemd perceel en verweerder heeft hen daarom bij besluit van 2 juni 2021 op straffe van verbeurte van dwangsommen - voor zover thans nog van belang - gelast om de illegale situatie uiterlijk op 15 september 2021 te beëindigen en beëindigd te houden door:
- de op het perceel aangetroffen woonwagen (met omtimmering) te verwijderen en verwijderd te houden ( dwangsom van € 5.000,-);
- de drie aangetroffen containers (met omtimmering) te verwijderen en verwijderd te houden
(dwangsom van € 2000,- per container).
2. Met het bestreden besluit van 17 november 2022 op het bezwaar van eisers is verweerder bij dat besluit gebleven.
3. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eisers tegen het besluit van 2 juni 2022 om handhavend op te treden tegen de woonwagen en de zeecontainers die zijn aangetroffen op het kadastrale perceel [#] nabij de woning van eisers op het adres [adres] te [woonplaats].
4. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eisers daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
5. Verweerder heeft de begunstigingstermijn in bezwaar en in beroep verlengd, uiteindelijk tot 6 weken nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek en/of beroep.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

6. De voorzieningenrechter beoordeelt of verweerder de last onder dwangsom terecht heeft opgelegd. Hij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder de last onder dwangsom in redelijkheid heeft kunnen opleggen en het besluit daartoe in bezwaar terecht heeft gehandhaafd. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. Enige bij de beoordeling van het verzoek en het beroep toegepaste wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
9. Volgens eisers mochten zowel de woonwagen als de zeecontainers vergunningsvrij worden gebouwd en werd het kadastrale perceel [#], waarop de woonwagen nog staat en de zeecontainers stonden, gebruikt in overeenstemming met de bestemming wonen, als bedoeld in het bestemmingsplan Buitengebied Noord. Redengevend hiervoor is volgens eisers dat het kadastrale perceel [#] dient te worden aangemerkt als achtererfgebied bij de woning van eisers en de woonwagen en zeecontainers als bijbehorende bouwwerken in de zin van artikel 2, derde lid, bijlage 2 Bor (Besluit omgevingsrecht). Deze bouwwerken mochten daarom vergunningvrij worden gebouwd.
10. Vast staat dat de woning van eisers zich bevindt op de kadastrale percelen [##] en [###]. Tevens staat vast dat de kadastrale percelen [##], [###] en [#] eigendom zijn van verzoekers en dat de kadastrale percelen [##] en [###] in verbinding staan met het kadastrale perceel [#] via een pad op (een deel van) het kadastrale perceel [####] (het pad), dat ook eigendom is van verzoekers. Dat pad van een enkele tientallen meter is gelegen achter het perceel en de woning van de buren van [adres 1], welk perceel tussen de woning van eisers en perceel [####] in ligt.
11. Dat de percelen alle eigendom zijn van eisers en dat deze met elkaar in verbinding staan via een pad, maakt echter nog niet dat de woonwagen een (vergunningvrij) bijbehorend bouwwerk is in de zin van de artikelen 2, derde lid, bijlage 2 Bor en artikel 1, bijlage 2 Bor. Dit is alleen zo als de woonwagen op hetzelfde perceel staat als de woning van verzoekers.
12. In het Bor en de daarbij behorende bijlagen ontbreekt een definitie van het begrip “perceel”. Meerdere kadastrale percelen kunnen behoren tot één perceel in de zin van het Bor, maar de feitelijke actuele situatie, waaronder de inrichting en de wijze van gebruik, zijn van belang voor beantwoording van de vraag of meerdere kadastrale percelen tot één perceel in de zin van het Bor gerekend kunnen worden. [1]
13.1
Vast staat dat de woonwagen op het kadastrale perceel [#] ten tijde van de bestreden besluiten en nog steeds ingericht was en is om zelfstandig te bewonen. Niet in geschil is dat de woonwagen beschikte en zoals eiser ter zitting heeft verklaard nog steeds beschikt over alle voorzieningen die nodig zijn om zelfstandig te wonen, te weten een houtkachel, een boiler, een keuken, een badkamer, een slaapkamer en een riolering aangesloten op een septic-tank. Het kadastrale perceel [#] was gelet hierop dus niet ingericht voor gebruik ondergeschikt aan het wonen op de kadastrale percelen [#####], [##] en [####], maar ingericht voor zelfstandige bewoning. Daarbij komt dat de woonwagen ook als zodanig werd gebruikt door de zoon van eisers, zo volgt uit het verzoek tot handhaving van [naam] van 23 juli 2020 en de Constateringsrapportage Gemeente Haarlemmermeer van 25 augustus 2020.
13.2
Gelet op de inrichting en het zelfstandige gebruik voor bewoning kan het kadastrale perceel [#] niet gerekend worden tot het perceel – en het achtererfgebied daarvan - in de zin van artikel 2, aanhef en onder derde, Bijlage 2 Bor behorende bij de woning van verzoekers. De woonwagen is daarom geen bijbehorend bouwwerk maar een hoofdgebouw op perceel [#], waartegen verweerder handhavend mocht optreden, omdat daar zonder omgevingsvergunning geen hoofdgebouw mocht worden gebouwd, en omdat het plaatsen van een hoofdgebouw ook in strijd is met de ter plaatse geldende bestemming, die alleen een hoofdgebouw toestaat binnen een daartoe bestemd bouwvlak, terwijl op het kadastrale perceel [#] niet in een bouwvlak is voorzien.
14. Gelet op artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder 3g, ten eerste, Bijlage 2 Bor zijn bijbehorende bouwwerken bij een woonwagen ook niet vergunningsvrij. Vast staat daarom dat de zeecontainers ook niet zonder omgevingsvergunning op het kadastrale perceel [#] hadden mogen worden geplaatst.
15. Omdat perceel [#] een zelfstandig perceel, c.q. erf, is in de zin van het Bor, mocht verweerder eisers gelasten om een einde te maken aan de illegale situatie door te gelasten de woonwagen en de zeecontainers te verwijderen. De last daartoe is ook niet te verstrekkend. Dit zou alleen anders zijn als het kadastrale perceel [#] wèl zou (zijn gaan) behoren tot hetzelfde perceel als het perceel waarop de woning van verzoekers staat, maar daarvan was en is, zoals hiervoor overwogen, ten tijde van het bestreden besluit geen sprake.
16. Eisers hebben geen argumenten aangevoerd, die verweerder van optreden tegen de overtreding af te zien.
17. Het beroep is daarom ongegrond
Conclusie en gevolgen
17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verzoeker om geen dwangsommen te verbeuren aan de last zal moeten voldoen en ook de woonwagen zal moeten verwijderen van het kadastrale perceel [#]. De voorzieningenrechter wijst eisers in dit verband op het einde van de begunstigingstermijn: zes weken na deze uitspraak. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
18. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen deze mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2023 door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:81
1Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:86
1Indien het verzoek wordt gedaan indien beroep bij de bestuursrechter is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
Bijlage II Bor
Artikel 1
1.In deze bijlage wordt verstaan onder:
achtererfgebied: erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.
Artikel 2
Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:
(..)
3.een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
(…)
g.niet aan of bij:
1°.een woonwagen,

Voetnoten

1.Vergelijk onder meer de uitspraak van de Raad van State van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:677