13.2Gelet op de inrichting en het zelfstandige gebruik voor bewoning kan het kadastrale perceel [#] niet gerekend worden tot het perceel – en het achtererfgebied daarvan - in de zin van artikel 2, aanhef en onder derde, Bijlage 2 Bor behorende bij de woning van verzoekers. De woonwagen is daarom geen bijbehorend bouwwerk maar een hoofdgebouw op perceel [#], waartegen verweerder handhavend mocht optreden, omdat daar zonder omgevingsvergunning geen hoofdgebouw mocht worden gebouwd, en omdat het plaatsen van een hoofdgebouw ook in strijd is met de ter plaatse geldende bestemming, die alleen een hoofdgebouw toestaat binnen een daartoe bestemd bouwvlak, terwijl op het kadastrale perceel [#] niet in een bouwvlak is voorzien.
14. Gelet op artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder 3g, ten eerste, Bijlage 2 Bor zijn bijbehorende bouwwerken bij een woonwagen ook niet vergunningsvrij. Vast staat daarom dat de zeecontainers ook niet zonder omgevingsvergunning op het kadastrale perceel [#] hadden mogen worden geplaatst.
15. Omdat perceel [#] een zelfstandig perceel, c.q. erf, is in de zin van het Bor, mocht verweerder eisers gelasten om een einde te maken aan de illegale situatie door te gelasten de woonwagen en de zeecontainers te verwijderen. De last daartoe is ook niet te verstrekkend. Dit zou alleen anders zijn als het kadastrale perceel [#] wèl zou (zijn gaan) behoren tot hetzelfde perceel als het perceel waarop de woning van verzoekers staat, maar daarvan was en is, zoals hiervoor overwogen, ten tijde van het bestreden besluit geen sprake.
16. Eisers hebben geen argumenten aangevoerd, die verweerder van optreden tegen de overtreding af te zien.
17. Het beroep is daarom ongegrond
Conclusie en gevolgen
17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verzoeker om geen dwangsommen te verbeuren aan de last zal moeten voldoen en ook de woonwagen zal moeten verwijderen van het kadastrale perceel [#]. De voorzieningenrechter wijst eisers in dit verband op het einde van de begunstigingstermijn: zes weken na deze uitspraak. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
18. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen deze mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2023 door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: