ECLI:NL:RBNHO:2023:5994

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
C/15/327224 / HA ZA 22-250
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van een overeenkomst inzake terrasoverkapping met terugbetaling en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft eiser [eiser/verweerder] een vordering ingesteld tegen [gedaagde/eiser1] en Palmo B.V. met betrekking tot een overeenkomst voor de levering en montage van een terrasoverkapping. De overeenkomst, die op 26 mei 2021 werd gesloten, omvatte een totaalprijs van € 49.919,24, met betaling in drie termijnen. Eiser heeft de eerste termijn van € 19.967,70 betaald, maar weigerde de tweede termijn te voldoen, wat leidde tot een geschil. Palmo B.V. heeft de reeds aangebrachte onderdelen gedemonteerd en de materialen meegenomen. Eiser vorderde ontbinding van de overeenkomst, terugbetaling van de eerste termijn en schadevergoeding van in totaal € 25.818,91, terwijl Palmo B.V. aanvoerde dat er een vaststellingsovereenkomst was gesloten die het geschil had afgewikkeld. De rechtbank oordeelde dat er inderdaad een vaststellingsovereenkomst tot stand was gekomen, waardoor de vorderingen van eiser werden afgewezen. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Palmo B.V. op € 4.752,00 werden begroot. In reconventie werden de vorderingen van Palmo B.V. eveneens afgewezen, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten van € 598,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/327224 / HA ZA 22-250
Vonnis van 29 maart 2023
in de zaak van
[eiser/verweerder],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.G.M. Roijers te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde/eiser1],

wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PALMO B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaten mr. R. Geerars en mr. J.W. Buijck te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser/verweerder] en [gedaagde/eiser1] en Palmo B.V. worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 augustus 2022 en de daarin genoemde stukken
  • de akte overlegging producties en wijziging van eis van [eiser/verweerder]
  • de akte houdende overlegging producties van [gedaagde/eiser1] en Palmo B.V.
  • de mondelinge behandeling van 16 februari 2023 waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en de daarbij overgelegde spreekaantekeningen van mr. Roijers en van
mr. R. Geerars en mr. J.W. Buijck.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser/verweerder] is eigenaar en verhuurder van een pand met horeca in [adres].
2.2.
[gedaagde/eiser1] was eigenaar van de eenmanszaak Palmo die per 23 februari 2021 is voortgezet door Palmo B.V. Voor de leesbaarheid zullen de gedaagden hierna gezamenlijk ‘Palmo’ worden genoemd. Palmo is gespecialiseerd in het leveren en monteren van terrasoverkappingen en toebehoren.
2.3.
[eiser/verweerder] heeft op 26 mei 2021 ten behoeve van de verhuur van zijn pand in [adres], de offerte van Palmo geaccordeerd voor een totaalprijs van € 49.919,24 voor het leveren en monteren van een terrasoverkapping (hierna ‘de overeenkomst’). In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
De betreffende producten zullen geproduceerd worden op het moment dat de aanbetaling van 40% is bijgeschreven. Het tweede termijn van 40% wordt verwacht voor aanvang van de werkzaamheden op het moment dat alle producten zijn gearriveerd. De resterende 20% wordt verwacht binnen 7 dagen na oplevering.
Met het tekenen van deze offerte geeft u aan de algemene voorwaarden te hebben gelezen en akkoord zijn bevonden.
2.4.
[eiser/verweerder] heeft de factuur van 26 mei 2021 van € 19.967,70 voor de eerste termijn betaald.
2.5.
Op 13 oktober 2021 heeft Palmo de factuur voor de tweede termijn aan [eiser/verweerder] verstuurd. Palmo was toen al begonnen met de montage van de terrasoverkapping. [eiser/verweerder] heeft deze factuur niet betaald.
2.6.
Tussen partijen is discussie ontstaan over de vraag of de tweede factuur opeisbaar was. Palmo heeft vervolgens de constructie die al deels was opgebouwd, gedemonteerd en de geleverde materialen meegenomen.
2.7.
Bij e-mail van 21 oktober 2021 met als onderwerp ‘Ingebrekestelling’ heeft [eiser/verweerder] aan Palmo onder meer geschreven:
Op dit moment begrijp ik dat je aan jouw montageploeg opdracht hebt gegeven om de door mij aanbetaalde constructie af te breken.[…]
Graag het vriendelijke verzoek om conform toezegging het onverschuldigd betaalde bedrag van de eerste termijn geheel terug te storten op het jou bekende rekeningnummer binnen 7 dagen na vandaag.
2.8.
In reactie daarop heeft Palmo [eiser/verweerder] diezelfde dag per e-mail onder meer als volgt bericht:
3) Zelfs nadat ik vanochtend voor het demonteren je nog de gelegenheid heb gegeven om de betaling te doen, heb je bewust de betaling niet gedaan.
4) Als je onze algemene voorwaarden leest, blijven wij de eigenaar van de overkapping! Om die reden hebben wij deze overkapping gedemonteerd.
[…]
Mocht de 2e en 3e termijn alsnog betaald worden dan kunnen wij uiteraard altijd weer in gesprek.
2.9.
Bij e-mailbericht van 28 oktober 2021 heeft [eiser/verweerder] aan Palmo onder meer het volgende geschreven, met kopie aan zijn advocaat:
Inmiddels is er een week verstreken en breng ik mijn ingebrekestelling nogmaals onder de aandacht.
Graag het verzoek om het bedrag van de eerste termijn, uiterlijk morgen 12u, terug te storten op het jou bekende rekeningnummer.
Voor wat betreft de factuur van de fundering graag het verzoek om de factuur van de onderaannemer integraal door te zetten.
Hiermee wikkelen we het één en ander minnelijk af en worden nodeloze procedurele kosten en wettelijke handelsrente voorkomen.
2.10.
[eiser/verweerder] heeft vervolgens per Whatsapp-bericht hieraan toegevoegd:
Beste [gedaagde/eiser1], ik verwijs naar mijn e-mail van 21 okt en zojuist. Advocaat Jacques Roijers neemt het dossier morgen van mij over. Tot die tijd kan het gerezen geschil relatief eenvoudig opgelost worden door algehele terugstorting van de eerste termijn. Daarna zal op korte termijn een dagvaarding volgen. Ik ga ervan je hiermee voldoende geïnformeerd te hebben. Groet [eiser/verweerder]
2.11.
Palmo heeft [eiser/verweerder] diezelfde dag per e-mail het volgende geschreven:
Hoi [eiser/verweerder],
Zoals zojuist besproken zou je mij nog een mail sturen dat op het moment het betreffende bedrag wordt terug gestort, er over en weer finale kwijting verleent word.
Dit wil ik graag nóg een keer bevestigd hebben ondanks dat ik dit uit jouw mail kan opmaken. Betekent niet dat ik het met je eens bent, maar betekend vooral dat ik niet op zoek ben naar problemen.
Ik kom je dan ook graag tegemoet en zal de orderkosten, productiekosten, montage en demontagekosten voor mijn rekening nemen!
2.12.
Op 29 oktober 2021 heeft Palmo vervolgens aan [eiser/verweerder] bericht:
Hoi [eiser/verweerder],
Ik heb zojuist akkoord gegeven voor de betaling. Jouw mails zijn gecheckt en ik vertrouw erop dat de zaak hiermee is afgerond.
Het zal met de eerstvolgende betaalbatch meegenomen worden…
Ik hoef je verder niet meer te zien of spreken.
2.13.
Diezelfde ochtend heeft [eiser/verweerder] Palmo als volgt geantwoord, met weer kopie aan zijn advocaat:
In dit geval begrijp ik dat je conform mijn verzoek de factuur van de onderaannemer niet doorzet?
In afwachting van jouw terugstorting van het bedrag ad € 19.967,70,- dat ik op 30 mei jl. aan jouw heb overgemaakt verblijf ik.
2.14.
Palmo heeft die middag aan [eiser/verweerder] geantwoord:
Je kan de factuur controleren met de collega ondernemers uit [adres].
Dit zijn vaste prijzen voor het plaatsen van een schroeffundering. Een factuur doorzetten die niet bestaat kan natuurlijk niet. Palmo B.V. heeft vrijwel al het werk verricht en niet een onderaannemer!
I.v.m. de planning hebben wij Klic meldingen aangevraagd, locaties en hoogtes uitgezet en het straatwerk geopend.
2.15.
Op 30 oktober 2021 heeft Palmo een bedrag van € 18.189,00, zijnde de eerste termijn minus € 1.778,70 aan funderingskosten, aan [eiser/verweerder] overgemaakt.
2.16.
Op 2 november 2021 heeft [eiser/verweerder] een offerte van een andere aanbieder van terrasoverkappingen ontvangen. Inmiddels is deze overkapping geplaatst.
2.17.
Met de brief van 21 januari 2022 van zijn advocaat heeft [eiser/verweerder] Palmo aangesproken op betaling van het restant van de eerste termijn en schadevergoeding.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser/verweerder] vordert – samengevat – na vermindering van eis bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- ontbinding van de overeenkomst,
- gedaagden hoofdelijk, althans [gedaagde/eiser1], althans Palmo B.V. te veroordelen tot betaling van € 25.818,91, te vermeerderen met de wettelijke rente en tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.285,32,
een en ander met veroordeling van gedaagden in de proceskosten, inclusief nakosten.
3.2.
De vordering van [eiser/verweerder] bestaat uit de volgende onderdelen:
- niet-terugbetaald restant van eerste factuur € 1.778,70
- voorgeschoten factuur elektricien € 219,83
- meerprijs nieuwe aannemer voor hetzelfde werk € 12.209,96
- verwijdering ondeugdelijk funderingswerk € 1.094,46
- gemiste huurpenningen wegens te late levering terras
€ 10.515,96 +
totaal € 25.818,91
3.3.
[eiser/verweerder] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Palmo tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Volgens [eiser/verweerder] is sprake van verzuim aan de zijde van Palmo en hij vordert daarom ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van het restant van de eerste termijn, alsmede een schadevergoeding. [eiser/verweerder] spreekt zowel Palmo B.V. als [gedaagde/eiser1] aan, omdat hem niet duidelijk is wie zijn contractspartij is.
3.4.
Palmo voert verweer. Palmo stelt allereerst dat Palmo B.V. de contractspartij is; [eiser/verweerder] dient daarom in zijn vorderingen tegen [gedaagde/eiser1] niet-ontvankelijk te worden verklaard. Inhoudelijk voert Palmo primair aan dat tussen partijen een vaststellingsovereenkomst tegen finale kwijting is gesloten. Subsidiair voert Palmo aan dat geen sprake is van een wanprestatie of verzuim en meer subsidiair doet Palmo een beroep op uitsluiting van aansprakelijkheid voor indirecte schade op basis van haar algemene voorwaarden.
in voorwaardelijke reconventie
3.5.
Voor het geval de rechtbank oordeelt dat partijen (g)een vaststellingsovereenkomst sloten vordert Palmo samengevat - veroordeling van [eiser/verweerder] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. in de werkelijke kosten van dit geding, nader te specificeren bij akte,
II. tot nakoming van de overeenkomst, waaronder betaling van de eerste en tweede termijn van € 39.935,39 en in de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.6.
Palmo legt aan de vordering onder I ten grondslag dat sprake is van misbruik van procesrecht door [eiser/verweerder]. Partijen hebben immers een vaststellingsovereenkomst gesloten. Aan de vordering onder II legt Palmo ten grondslag dat als de rechtbank van oordeel is dat partijen geen vaststellingsovereenkomst hebben gesloten en de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen zijn blijven bestaan, [eiser/verweerder] gehouden is tot nakoming van de overeenkomst, waaronder betaling van de eerste en tweede termijn.
3.7.
[eiser/verweerder] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Palmo voert aan dat alleen Palmo B.V. contractspartij is en [eiser/verweerder] in zijn vordering jegens [gedaagde/eiser1] niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Dit verweer slaagt. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst de eenmanszaak van [gedaagde/eiser1] in Palmo B.V. is opgegaan. [eiser/verweerder] zal daarom in de jegens [gedaagde/eiser1] ingestelde vorderingen niet ontvankelijk worden verklaard.
Vaststellingsovereenkomst
4.2.
Het voornaamste verweer van Palmo is dat partijen eind oktober 2021 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten voor de beëindiging van hun geschil. [eiser/verweerder] betwist dit. De rechtbank overweegt als volgt.
4.3.
De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat voor de totstandkoming van een overeenkomst - waaronder een vaststellingsovereenkomst – aanbod en aanvaarding niet uitdrukkelijk hoeven plaats te vinden; zij kunnen in beginsel in iedere vorm geschieden en kunnen besloten liggen in een of meer gedragingen, zoals een doen of nalaten (artikelen 3:33, 3:35 en 3:37 lid 1 Burgerlijk Wetboek). Of partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten en wat de inhoud is van de overeenkomst, is afhankelijk van wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en redelijkerwijze mochten afleiden (Haviltex-maatstaf). Daarbij zijn alle omstandigheden van belang, ook gedragingen van een partij ná het sluiten van een overeenkomst (HR 12-10-2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5572).
4.4.
Partijen hebben een overeenkomst voor de plaatsing van een terrasoverkapping gesloten, waarin drie betalingstermijnen waren opgenomen. Tussen partijen is over de opeisbaarheid van de tweede termijn onenigheid ontstaan. Nadat Palmo met de werkzaamheden was gestart, weigerde [eiser/verweerder] deze termijn te voldoen, omdat deze volgens hem eerst verschuldigd was na aflevering van alle materialen, waaronder de glasplaten. Palmo heeft hierop besloten de reeds aangebrachte onderdelen, uitgezonderd de geplaatste schroeffundering, te demonteren. Uit het daaropvolgende frequente contact tussen partijen volgt dat zij het tussen hen gerezen geschil volledig en finaal hebben willen oplossen door hetgeen al was gepresteerd – levering, montage aan de ene kant en betaling aan de andere kant - ongedaan te maken (alinea’s 2.9 - 2.12 van dit vonnis) en Palmo het voorstel van [eiser/verweerder] (finale kwijting tegen terugbetaling van de eerste termijn) schriftelijk heeft aanvaard. Palmo heeft vervolgens op 30 oktober 2021 aan [eiser/verweerder] de eerste termijn, minus de kosten van de schroeffundering, terugbetaald. [eiser/verweerder] heeft de betaling zonder enig protest behouden.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht Palmo er in de gegeven omstandigheden op vertrouwen dat hiermee het geschil over de tussen partijen gesloten overeenkomst was afgewikkeld. Het uitblijven van een reactie op de terugbetaling kon en mocht worden opgevat als een blijk van instemming met de afwikkeling. [eiser/verweerder] heeft hier overigens ook zelf naar gehandeld, door een andere partij opdracht te geven om op de achtergebleven schroeffundering een terrasoverkapping te plaatsen. Eerst met de brief van zijn advocaat van 21 januari 2022 heeft [eiser/verweerder] afwijzend op de betaling gereageerd. Dit terwijl zijn advocaat al tenminste vanaf 28 oktober 2021 kenbaar bij de communicatie was betrokken (alinea 2.9 van dit vonnis).
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat tussen partijen een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen waarmee het tussen hen gerezen geschil is afgewikkeld. Daarmee zijn ook de door [eiser/verweerder] gestelde schadeposten afgewikkeld. [eiser/verweerder] heeft ter zitting immers verklaard dat hij in geval van terugbetaling van de eerste termijn de bijkomende kosten voor zijn rekening zou nemen.
4.7.
De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de vraag of [eiser/verweerder] op grond van de vaststellingsovereenkomst nog aanspraak kan maken op betaling van het resterende bedrag van € 1.778,70, nu [eiser/verweerder] geen nakoming van de vaststellingsovereenkomst vordert. De rechtbank kan de feitelijke grondslag van de vordering niet aanvullen (artikel 24 Burgerlijke Rechtsvordering).
Conclusie in conventie
4.8.
De vorderingen van [eiser/verweerder] worden afgewezen. De overige door Palmo ingeroepen verweren behoeven bij deze stand van zaken verder geen bespreking.
4.9.
[eiser/verweerder] zal in conventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Palmo worden begroot op:
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat
1.915,00(2,5 punten × tarief € 766,00)
Totaal € 4.752,00
4.10.
Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten, voor zover nakosten worden gemaakt. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
in reconventie
4.11.
Aangezien de rechtbank heeft geconcludeerd dat tussen partijen een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen, zal zij de vordering onder I. in reconventie beoordelen.
4.12.
Een vordering tot volledige vergoeding van de proceskosten is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als de eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516).
4.13.
De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het instellen van deze procedure. Dat de vorderingen van [eiser/verweerder] worden afgewezen, betekent niet dat voor [eiser/verweerder] op voorhand kenbaar was dat deze kansloos waren. De vordering in reconventie zal daarom worden afgewezen.
4.14.
Palmo zal in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser/verweerder] worden begroot op € 598,00 (2 punten × factor 0,5 × tarief € 598,00) aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart [eiser/verweerder] in de tegen [gedaagde/eiser1] ingestelde vorderingen niet ontvankelijk;
5.2.
wijst de tegen Palmo B.V. ingestelde vorderingen af,
5.3.
veroordeelt [eiser/verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde/eiser1] en Palmo B.V. gezamenlijk tot op heden begroot op € 4.752,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt [gedaagde/eiser1] en Palmo B.V. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiser/verweerder] tot op heden begroot op € 598,00,
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1680